08 Luister jij of luister ik?

< Terug

Ja, u hebt gelijk. Als u gelooft dat uw stotterende medemens rustiger en aangenamer praten kan als hij zich anders instelt en als u merkt dat hij dat niet wil doen, dan is het aan u om te beslissen: of u wel of niet wilt luisteren. U hoeft er zich niet bij op te winden.

De beslissing om niet te luisteren kan evengoed in alle rust en met een glimlach genomen worden. Uw genegenheid jegens de persoon blijft onaangetast. Glimlachen is gezonder dan zich ergeren. Bovendien is deze instelling niet zo moeilijk als u er van uitgaat dat de stotteraar mag stotteren wanneer hij dat wil. Als u daar niet naar wilt luisteren is dat een consequentie die hij op zijn beurt moet accepteren. Bijna iedere luisteraar probeert tegenover iemand die stottert geduldig te zijn. Alleen als de luisteraar zelf al te onzeker en angstig wordt lukt dat niet. Maar over het algemeen ontmoeten mensen die stotteren veel welwillendheid, zij het niet altijd het juiste begrip.

Maar men begrijpt wel dat iemand met zijn stotteren een probleem heeft. Daarom komt hij ook in behandeling. Niet omdat hij stottert, maar omdat hij dat stotteren als een probleem ervaart. De luisteraars die het meest met hem verbonden zijn, de ouders en andere opvoeders (later de levenspartner), kunnen zich echter zo met zijn probleem identificeren dat ze (net als hijzelf feitelijk deed) het stotteren afwijzen. Ze kunnen het niet accepteren, ze ergeren zich er voortdurend aan. En omdat zij zich voortdurend ergeren, vinden zij dat hij beter moet leren praten. Ze oefenen de pressie uit waarvan hierboven sprake is. Dat is niet erg logisch. Het haalt bovendien bitter weinig uit.

Als de luisteraar het luisteren als een probleem ervaart, moet hij voor zijn problemen behandeld worden. Hij kan leren het stotteren van iemand te accepteren en zich niet meer te ergeren. Hij kan ook leren inzien dat hij niet slachtoffer van zijn ergernis is, maar dat hij zijn ergernis zelf opwekt met de (onbewuste) bedoeling daarmee zijn gesprekspartner te dwingen tot beter spreken. Natuurlijk helpen ergernis, boosheid en ongeduld niet. Ze verhogen slechts de spanning en verstoren de onderlinge verhouding.

Instituut voor luisteraars?

In een denkbeeldig instituut voor luisteraars komen mensen bij elkaar die bij het horen van stotteren gespannen en geërgerd raken. Het zijn vooral ouders van stotterende kinderen, die door zich te ergeren het stotteren erger maken.

In het begin van de therapie spreken de deelnemers zich eerst uit over hun moeilijkheden. Het blijkt dat hun luisterproblemen veel op elkaar lijken. Velen vinden hun moeilijkheden direct al onbelangrijk, omdat ze opmerken hoe moeilijk anderen het hebben. Deze anderen vinden hun problemen kleiner als ze merken dat er zoveel lotgenoten met dezelfde moeilijkheden zijn. Ze voelen zich begrepen.

In de gesprekken onder leiding van de therapeut wordt duidelijk, dat gevoelens van ergernis, boosheid, ongeduld en dergelijke, net als stotteren, verschijnselen zijn, die de mens zelf opwekt, en dat hij daar zelf ook wat aan kan doen als hij dat wil. Het inzicht, dat de mens niet het slachtoffer hoeft te zijn van zijn gevoelens, versterkt de behoefte om het probleem te overwinnen.

Ontspanning blijkt een goed middel te zijn om opkomende ergernis, boosheid en ongeduld uit te schakelen. In praktische oefeningen leren de deelnemers zich te ontspannen. Men ligt in een gemakkelijke houding op de grond, op matten. Zachte muziek vult de ruimte. Er is niets om zich aan te ergeren. In deze sfeer ontwikkelen de deelnemers de kunst om zich te ontspannen.

Als ieder zich goed ontspannen kan, wordt in de rustige muziek een zachte, bescheiden stotterstem hoorbaar. Even gaat er een licht gevoel van spanning door de deelnemers. Sommigen voelen het in de keel, anderen merken dat hun adem sneller gaat. Toch wint de ontspanning het van de opkomende storende gevoelens. Zo leert men zich te ontspannen bij het horen van een bescheiden stottergeluid.

Men spreekt er met elkaar over en is blij met de vooruitgang, vooral als later in de oefening ook de muziek geheel kan wegblijven en alleen nog maar het stottergeluid hoorbaar is. Zelfs bij zuiver stotteren kan men nu reeds ontspannen blijven! Men begint meester over zijn ergernis te worden. Men kan om stottergeluiden glimlachen. Zelfs een opdringerig stottergeluid kan de deelnemers na een aantal dagen niet meer van hun stuk brengen. Hun vermogen om ontspannen te luisteren geeft de ergernis geen kans meer.

Het samenzijn in de therapeutische groep blijkt ook om andere redenen nuttig te zijn. Men leert elkaar namelijk accepteren zoals men is. Iedere deelnemer heeft zijn eigen karakter en soms zijn eigenaardigheden. Men begrijpt: ‘ieder mens is nu eenmaal anders. Ik kan me er aan ergeren dat hij anders is, maar ik kan ook zijn eigenaardigheden op ontspannen wijze, met wat vriendelijkheid, accepteren’.

Dan wordt het stotterende kind binnengebracht. In een omgeving waar veel vreemde mensen zijn, stottert het kind wat meer dan wanneer het rustig thuis is. Het is voor de ouders een plezierige ervaring dat ze in aanwezigheid van de andere deelnemers rustig en ontspannen naar het stotteren van hun eigen kind kunnen luisteren. Ze hebben het kind geaccepteerd zoals het is. Zo worden luisteraars met luisterproblemen weer gezonde mensen.

Na beëindiging van de behandeling ervaren de luisteraars, dat het gewone leven toch wat moeilijker is dan de behandelingstijd in het instituut. Soms steken de negatieve gevoelens weer de kop op. Dit vooral als men erg moe is, of veel haast heeft. Ontspannen luisteren is dan moeilijk.

Toch is er ook een positieve kant aan deze ervaring.

Men begrijpt beter dat iemand die geneigd is tot stotteren het ook moeilijk heeft om zich te ontspannen als hij moe is of haast heeft. Eigenlijk lijken ergernis en stotteren wel wat op elkaar. Er is een basis voor een gesprek.

Voorlopig is er nog geen instituut voor luisteraars. Het beste recept om problemen op te lossen, is praten. Niet praten tegen, maar praten met elkaar. D.w.z. tijd nemen om te luisteren naar wat de ander te zeggen heeft en met de mogelijkheid rekening houden, dat de ander gelijk heeft, ook als de ander uw kind is. Praten met elkaar betekent ook vragen stellen en de antwoorden tot u laten doordringen; en zo de ander beter leren begrijpen. In zo’n sfeer kan er vruchtbaar van gedachten gewisseld worden, eventueel ook over: ‘hoe komt het dat je de ene keer wel en de andere keer niet stottert?’

Makkelijke en moeilijke situaties

Er zijn situaties die gemakkelijk zijn, omdat ze het gemakkelijk maken zich te ontspannen. Iemand die stottert zegt b.v. in de behandeling zinnen na, die de therapeut voorzegt. In de groepstherapie luisteren anderen, die ook stotteren. Dit kan voor menigeen van hen een eenvoudige situatie zijn. Wanneer u denkt: ‘zinnen nazeggen kan hij. Daarbij hoeft hij voortaan niet meer te stotteren’, dan vergist u zich. Situaties kunnen uiterlijk wel op elkaar lijken, maar voor degene die erin moet handelen toch heel verschillend zijn.

Stelt u zich het volgende geval voor. Iemand die stottert heeft net telefonisch bericht gekregen, dat hij het laatste schoolexamen niet heeft gehaald. Hij is gezakt. Kort daarop moet hij zinnen nazeggen. De therapeut zegt voor, maar het nazeggen gaat plotseling stotterend. U begrijpt dat het nu veel moeilijker voor hem is zich te ontspannen.

Een ander voorbeeld: uw zoon kan vloeiend praten als hij zich rustig voelt, zich goed ontspant en af en toe stopt en zijn adem controleert. Hij kan met u, zijn vader, een aangenaam gesprek voeren, voorop gezet dat u de tijd neemt om naar hem te luisteren. Indien u nu echter denkt: ‘Mijn zoon kan vloeiend met mij praten. Als hij nu weer tegen mij stottert zonder zich te corrigeren, dan luister ik gewoon niet meer’, dan maakt u waarschijnlijk weer zo’n vergissing. Laten we nu eens aannemen, dat u zich opwindt over iets wat uw zoon heeft gedaan. U wilt in deze opgewonden toestand met hem daarover praten en verwacht, dat hij een verklaring geeft van wat hij gedaan heeft. Nu is het veel moeilijker voor hem om vloeiend te spreken. U bent opgewonden en hij is opgewonden. Hoe kan hij zich dan rustig voelen en zich ontspannen? Hij zal waarschijnlijk stotteren.

De ene keer spreekt hij vloeiend aan de telefoon, de andere keer niet. Gaat u maar eens na waarom. Er is een reden voor. Het zijn eenvoudigweg verschillende situaties. Toont u daar eens belangstelling voor in het gesprek met hem. U zult het dan beter begrijpen.

Wij mogen de eisen aan het spreken niet te hoog stellen. Wie stottert mag ook zelf zijn eisen om vloeiend te spreken niet te hoog stellen. Mensen die dat doen worden tenslotte ontevreden en hebben schuldgevoelens en juist deze schuldgevoelens kunnen wij voor onze ontwikkeling helemaal niet gebruiken. In de praktijk betekent dit, dat iemand die stottert van zichzelf mag eisen dat hij in eenvoudige situaties op zijn houding en zijn adem let en op een ontspannen manier spreekt. Het hangt van de ernst van zijn stotteren af hoe dicht bij volkomen vloeiendheid dat dan zal liggen. Maar in elk geval vertoont hij een ander patroon dan zijn oude stotteren. In situaties die nog veel spanning oproepen, zal hij voorlopig gewoon blijven stotteren. Hij maakt zich er nu echter niet zoveel zorgen meer over. Door de therapie verandert langzamerhand zijn instelling tegenover deze moeilijke situaties. Hij leert stotteren met een ‘lachend’ gezicht. Hij is tenslotte een ‘stotteraar’. Dat wil hij nu ook niet meer ontkennen.

‘Mag ik alsjeblieft stotteren?’ Ja, mag hij? Van u?

09 Opzettelijk stotteren