02 De stotteraar en de luisteraar

< terug

Dat gevangen zitten is niet alleen de lichamelijke onmacht om de ademstroom door te laten gaan zodat de woorden op de stemklank gedragen naar buiten kunnen komen. Degene die stottert zit ook geestelijk gevangen. Hij schaamt zich voor zijn onmacht, hij ergert zich aan zijn angst. Hij doet zijn best om niet te stotteren, om van die angst en ergernis niets te laten blijken. In een gesprek is hij dus ook maar half bij wat de ander zegt. Hij is steeds bezig met:’straks moet ik en wat dan? Zal ik het redden?’. In zijn twijfel aan de goede afloop doet hij of het stotteren niet bestaat, hij ontkent het, hij ’houdt zich groot’. Daarmee maakt hij het voor zijn partner in het gesprek niet gemakkelijker.

Als de stotterende persoon zich groot wil houden, moet de luisteraar meespelen. Deze doet dus ook of hij niet hoort en niet ziet dat er iets ongewoons gebeurt. Maar intussen kost hem dat wel inspanning, hij is onzeker, misschien soms wat geschokt. Dat wil hij op zijn beurt natuurlijk ook niet laten merken.

Zo zijn beide gesprekspartners met een deel van hun aandacht bij iets anders dan bij het eigenlijke gesprek. Beiden houden ze zich groot en doen alsof iets, dat er overduidelijk is, niet bestaat. Hoe doen ze dat?

De luisteraar heeft de neiging zijn ogen af te wenden en een heel neutraal gezicht te zetten. Dit wordt ervaren als gebrek aan belangstelling en maakt de spanning groter, dus het stotteren erger.

Ook wie zelf stottert heeft de neiging de ander niet aan te kijken. Tijdens een stottermoment knijpt hij soms de ogen helemaal dicht en wendt hij zich half af.

Hij is zich daarvan niet of nauwelijks bewust, maar het is evenmin bevorderlijk voor de communicatie.

De luisteraar wil ten minste hulpvaardig zijn en reikt een woord aan of maakt een zin af. Dat is soms niet helemáál, en soms ook helemaal niet wat degene die stottert bedoelde te zeggen. Maar hoe maakt hij dat dan weer duidelijk? Onmacht en ergernis nemen toe.

Sommige personen die stotteren voelen zich op dit punt al zo ontmoedigd dat ze er verder het zwijgen maar toe doen. Anderen stellen zich teweer tegen het verlies van aandacht en het mislukken van het contact. Ze proberen met verdubbelde inspanning de luisteraar vast te houden. Ze gaan haastiger spreken (nú is er nog een beetje belangstelling), of ze verhogen de druk waarmee de woorden naar buiten worden geperst (je zúlt naar me luisteren). In beide gevallen neemt het stotteren toe.

Of degene die stottert nu zwijgend het veld ruimt, of dat de luisteraar het opgeeft - beide partijen voelen zich verslagen.

Wie stottert denkt ’Omdat ik stotter heeft niemand belangstelling voor wat ik zeg, daarnet werd ik ook weer verkeerd begrepen en als een onmondige behandeld’. En zijn gesprekspartner denkt ’Wat ik ook doe, het valt verkeerd. Ik weet me geen houding te geven, ik zal een volgend gesprek maar zien te vermijden’.

Allebei ervaren ze dat het mislukken van het contact vooral de schuld van de wederpartij is.

Open kaart spelen

Wat zou er gebeuren wanneer iemand zou zeggen ’Je zult wel horen dat ik stotter’ en daarbij zijn gesprekspartner open zou aankijken? Die zou dat waarschijnlijk als een enorme opluchting ervaren. En wat zou er gebeuren als de luisteraar zou zeggen ‘Ik merk dat je stottert, geen punt, ga je gang maar’ en daarbij de ander open zou aankijken? Dat zou nu weer voor degene die stottert een enorme opluchting kunnen betekenen. Misschien heeft hij een verlegen lachje als reactie, en misschien een brede grijns. Maar vanaf dat ogenblik heeft de communicatie een betere kans.

Voor die openheid is moed nodig. Als dat voor de niet-stotteraar al zo is, dan lijkt het wel duidelijk dat de stotteraar, die steeds zijn heil gezocht heeft in onderdrukken, verbergen en vermijden, niet zomaar kan omschakelen. Maar de luisteraar kan hem wel op weg helpen door zelf niet meer aan het ‘als-of spel’ mee te doen. Door zich bewust níet van zijn stuk te laten brengen door het ongewone of wat beangstigende spreekgedrag en door zelf ontspannen te blijven reageren, helpt hij de stotterende persoon iets van zijn spanning op te geven.

Vrij-uit kunnen, en van zichzelf mogen stotteren betekent voor ieder die stottert al een opmerkelijke bevrijding. Hij kan dan meer zichzelf zijn. Hij zal niet alleen wat gemakkelijker kunnen praten, maar ook beter kunnen luisteren.

Het ontkennen, verbergen en vermijden van het stotteren houdt het stotteren in stand omdat het de schaamte en de angst, de ergernis en de onmacht in stand houdt, die, onder het oppervlak, hun werking blijven uitoefenen. De eerste stap in de richting van meer openheid is erkennen dat je in die negatieve cirkel zit, dat die ijsberg op jou van toepassing is, en dat je hulp nodig hebt om uit je stottergevangenis te komen. Als je de andere kant op blijft werken, dan gaat het zo: hoe meer je je schaamt, hoe meer je zult proberen het stotteren tegen te houden. Hoe meer je tegenhoudt, vermijdt en verbergt, hoe meer je jezelf groot houdt, des te meer zet je jezelf onder druk. En hoe meer je jezelf onder druk zet, hoe gespannener je wordt en hoe erger de stoornis zich manifesteert.

Een definitie van stotteren die dit illustreert is die van de eerder genoemde Sheehan: stotteren is datgene wat de stotteraar doet om niet te stotteren.

Waarom wil hij niet stotteren? Omdat hij bang is voor de reactie van de luisteraar. Soms is hij niet bang voor de reactie van vriendjes, maar wel voor die van volwassenen. Of hij is niet bang voor de reacties van ondergeschikten, maar wel voor die van meerderen. Of hij is bang in elk willekeurig gesprek met een vreemde. Of hij stottert tegen meisjes erger dan tegen jongens. Bij een meisje dat stottert kan het juist weer omgekeerd zijn. De variatie is eindeloos en hangt samen met hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld. Tegen heel jonge kinderen, tegen de poes, de hond en de kanarie, spreekt iemand die stottert ‘vanzelf’ vloeiend.

Stotteren is dus feitelijk geen spraak- of spreekstoornis, het is een communicatiestoornis.

Aanpassing aan de handicap van een ander

Hoe loopt u als u wandelt met iemand die minder vast ter been is? Als u doet alsof u niet gemerkt hebt dat hij mank is, dan loopt u dus in uw eigen tempo. Het is echter zeker dat u zich aan het tempo van de ander zult aanpassen. Hier hebt u een goed voorbeeld voor uw omgang met degene die stottert. Als u uw tempo wat matigt en zich wat rustiger gedraagt, zoals u uw tempo wat matigt als u met iemand loopt die minder vlot ter been is, dan schept u gunstige voorwaarden. Bovendien, door u aan te passen geeft u toe dat u de moeilijkheden begrepen hebt. Geen verstoppertje spelen; dat speelt hij weliswaar met u mee, maar diep in zijn hart wenst hij het helemaal niet.

Iemand die ernstig stotterde zei eens: ‘Luisteraars zijn in het algemeen wel vriendelijk, maar ze vinden me maar een stumpert, ze leggen de hulpvaardigheid er in het algemeen bijzonder dik bovenop. Als ik iemand de weg vraag, dan spreken ze harder alsof ik hen niet versta; ze leggen drie keer duidelijker uit dan nodig is alsof ze bang zijn dat ik het niet begrijp en sommigen lopen dan zelfs achter me aan om me op een kruispunt nog eens te zeggen hoe ik gaan moet. Laten de mensen toch gewoon doen’.

Gewoon doen kunnen luisteraars pas als ze beseffen, dat stotteren een stoornis is, zoals een galaandoening of maagzweer, zoals astma en migraine. Zo’n stoornis hebben wel meer normale mensen. De zwakke plek bij degene die stottert zit in zijn spreekfunctie.

Als ze dat weten dan zijn er nog wat aanwijzingen nodig om te weten wat ’gewoon doen’ in relatie tot een stotterend persoon dan eigenlijk betekent. Het betekent in elk geval niet dat we net moeten doen alsof er niets aan de hand is als iemand met veel herhalingen of moeizaam persend zijn woorden te voorschijn brengt. Nee, het gaat er niet om dat we het stotteren ontkennen, want dat is niet ‘gewoon doen’.

Enkele voorbeelden kunnen dit duidelijk maken:

    • in een gesprek wacht u tot de ander is uitgesproken voor u er met uw antwoord of met een ’tegenverhaal’ op reageert. Dit is in contact met iemand die stottert extra belangrijk.

    • in een gesprek kijkt u de ander aan. Doe dat in een gesprek met een stotterend persoon ook, zelfs al doet hij het van zijn kant niet of nauwelijks.

    • in een gesprek luistert u naar de inhoud ervan, maar als de manier waarop gesproken wordt erg afwijkend is, dan laat u rustig blijken dat u dat merkt, maar graag wilt blijven luisteren. Dit kunt u in een gesprek met iemand die stottert ook doen.

    • u vult in een gesprek wel eens een woord aan. Dit kunt u bij iemand die stottert ook doen, maar dan moet u wel eerst gevraagd hebben of hij daar prijs op stelt. Dat geeft hem de vrijheid een verkeerd geraden woord af te wijzen. Meestal zal hij zeggen dat hij niet aangevuld wil worden en meestal zult u toch die neiging blijven voelen. Maak er dan maar een grapje over.

    • als u in de omgang met mensen plotseling om een merkwaardige gedraging moet lachen, dan maakt u uw excuses en verklaart wat het was dat op uw lachspieren werkte. Dat kunt u in een gesprek met iemand die stottert ook doen.

    • als u merkt dat mensen zich terwille van u haasten en u weet dat dat niet goed voor hen is, dan zult u zeggen ’ik heb alle tijd, doe maar kalm aan.’ Dit kunt u ook zeggen tegen iemand die stottert als u merkt dat hij zich extra gaat inspannen.

03 Niet bang zijn

Lees ook: Stotteren en spontane communicatie