We zitten in de vergaderzaal in een psychiatrische instelling in Chennai, mijn collega Archana, Meera en ik. Meera is moeder van een zoon met een psychiatrische ziekte. Ze is ook erg arm en weet aan het begin van elke dag niet of het haar zal lukken het hele gezin die dag te voeden. Archana doet onderzoek naar de ‘burden of caregiving’ en vooral ook hoe zij en haar collega’s deze mantelzorgers beter kunnen ondersteunen, want betere mantelzorg betekent ook betere kansen voor de mensen met een psychiatrische ziekte en minder kans op dakloosheid, en dat is waar haar organisatie voor staat. We schrijven een artikel over het onderzoek en willen nog iets meer weten over 'caregiver gains'. We besluiten een aantal mantelzorgers uit te nodigen voor een interview hierover. Ik kijk er naar uit! We gaan het niet hebben over de burden, maar juist over wat mensen hebben geleerd en hoe de ervaringen hun hebben gesterkt, en hoe ze die nieuw-gevonden krachten weer gebruiken in andere aspecten van hun leven.
Het pakt anders uit. Meteen begint Meera te huilen. Tranen biggelen over haar wangen. En ze kijkt zo verdrietig. We vragen haar of er iets is waar ze blij van wordt. Ze vertelt over haar kleindochter, Daya. Maar ze blijft verdrietig. We vragen haar of ze heeft gemerkt dat het zijn van mantelzorger haar heeft veranderd. Archana, die in Tamil spreekt met Meera, legt me uit dat Meera niet lijkt te kunnen reflecteren op zichzelf, niet kan spreken over zichzelf, zichzelf niet lijkt te zien als iemand om over na te denken, naar te kijken, iets over te zeggen. Archana pakt haar telefoon en maakt een foto van Meera. We vragen haar eerst of ze kan denken aan Daya, haar kleindochter, hoe zacht ze is, hoe mooi, hoe fijn het is om haar te knuffelen. Haar gezichtsuitdrukking verzacht en de foto wordt mooi. Archana zet haar mobiel, met de foto, zo neer, dat ze allebei Meera goed kunnen zien. Dan stelt Archana vragen over deze vrouw op de foto. Het lukt nu om een aantal dingen van haar te leren over caregiver-gains. Maar we concentreren ons verder vooral op het ondersteunen van Meera. Archana doet een guided meditation met haar. Meera vertelt dat ze van bloemen houdt, de kleur en de vorm, en wij zeggen haar dat zij ook een bloem is, en dat de wereld heel veel verschillende bloemen nodig heeft, ook haar. En dat zij ook de andere bloemen water geeft, door te zorgen voor haar familie. Haar verdriet is even iets meer op de achtergrond, we ronden het gesprek af en Meera verlaat de kamer.
Waarom dit verhaal? Omdat het me heel erg raakte dat Meera niet over zichzelf kon praten, zichzelf niet kon zien. En het raakte me hoe liefdevol Archana een foto van haar nam, aandacht besteedde aan hoe Meera op de foto kwam, en ze samen spraken over deze vrouw op de foto terwijl ze naar haar keken. Op de VU willen we studenten ondersteunen zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot complete mensen, die in de maatschappij staan en die begrijpen hoe zij hierin een betekenisvolle rol kunnen spelen. Zelfreflectie is een voorwaarde voor leren. Maar kunnen reflecteren is niet vanzelfsprekend. Het is een voorrecht. En soms heb je hierbij anderen nodig, die een spiegel voor je neerzetten, letterlijk en figuurlijk. Mensen zoals Archana, die je zien als mens, als individu. Die afwijken van hun interview-protocol als de situatie erom vraagt. Die zien wat je nodig hebt. Die creatief zijn in het bedenken van manieren om je te geven wat je nodig hebt. Die je helpen groeien als mens. Met zulke mensen komt de Positive Learning Culture op de VU tot bloei!