Ze zeggen dat de ervaringen rond je twintigste de rest van je leven bepalen; je smaak, je verwachtingen, je cruciale keuzes worden dan vormgegeven. In die periode ontstaat een blauwdruk die de rest van je leven kleurt. Rond mijn twintigste verjaardag bevond ik mij dagelijks van half twaalf tot kwart over twaalf in een gangkast met Marc.
De gangkast was ongeveer 1,5 bij 1 meter en zat centraal in het schoolgebouw midden op een groot landgoed in Zuid Engeland. Op het landgoed woonden twintig grote gezinnen die onderdak boden aan zo’n 10 extra kinderen met een verstandelijke handicap en hun begeleiders. De begeleiders waren meestal twintigers met idealen en een verlangen om iets te betekenen in de wereld ver van huis. Zij hadden elk een groepje kinderen onder hun hoede en werkten overdag als klasse-assistent in het schoolgebouw. In het gebouw zaten de kinderen in antroposofisch vormgegeven klaslokalen in alle gradaties van verstandelijke handicaps.
Ik zag Marc voor het eerst op mijn eerste werkdag toen ik naar mijn werkhuis aan de andere kant van het landgoed liep. Het laatste huis voor het mijne was van rood hout gemaakt met op de bovenverdieping een aantal kleine ramen met zachtroze gordijnen. Boven éen van de raamkozijnen zag ik onder een bos blonde krullen een paar oogjes boven de vensterbank uitkomen. Een mollig handje zwaaide naar me. Ik zwaaide terug. Dat moet het begin geweest zijn.
Voortaan zat Marc iedere ochtend op zijn post. Om half zeven ’s ochtends kwam het handje omhoog en zwaaide ik terug. Zodra hij mijn naam kende, werd het ritueel uitgebreid met geluidseffecten. Het klonk als de sirene van een pasgeboren brandweerautootje, joooiiiiies, omhoog en joooiiiieees weer naar beneden. Iedere dag hetzelfde gebaar en dezelfde klanken. Het was al snel duidelijk dat dit tekenend was voor Marc. Hij was kleiner dan zijn negen jaar en mollig. Zijn gezicht langgerekt en expressief. Zijn gedrag opgebouwd rond een aantal nogal uiteenlopende obsessies. Eekhoorns, uilen en vooral eten. Later zou ik in mijn psychologieboeken vinden dat hij een typisch geval Prader-Willi was, maar toen wist ik nog niets van zijn bijzonder chromosomen. Hij was Marc en naast zijn eigenaardigheden was hij obsessief verliefd op de klasse-assistent die iedere ochtend om half zeven al langs zijn slaapkamerraam liep.
Iedere schooldag traden we aan in het schoolgebouw. Heidi, de oudere lerares had haar handen vol aan een klas met kinderen met volstrekt diametrale gebruiksaanwijzingen. Het ene kind werd overstuur van lawaai, het andere kon niet stoppen met loeien. Het ene kind kon de eerste letters herkennen en begon met lezen, het andere was al jaren in verwondering aan het onderzoeken wat het verschil is tussen een cirkel en een driehoek. In het klaslokaal klonk gepiep, gesnuif, gelach, geschuif van tafels, geschreeuw, zacht gehuil en het langzaam oplezen van woorden als t-a-p en p-a-t. Iedere dag begonnen we vol goede moed met verhaaltjes en tekenen in pastels en buitenlessen, maar zo rond kwart over elf raakte Heidi steeds roder aangelopen, had Marc al 369 keer gevraagd of de lunch al begonnen was en probeerde groepsgriezel Toscha de tafels van de kinderen die hij niet mocht naar buiten te schuiven. En dan de hele tijd die baby-ambulance er tussendoor. Joooiiiiiieees.
Na nog een kwartier doorzetten, werden Marc en ik vriendelijk verzocht verder te werken in de enige afgesloten ruimte die de school te bieden had: de materialenkast dus. Samen aan een tafeltje tussen de planken met gekleurd papier, potloden en potten verf, probeerden we de pengreep onder de knie te krijgen. In een werkboekje waren golven en zaagtanden afgedrukt en om de mollige vingers van Marcs rechterhand in de schrijfstand te krijgen, moesten die nagetrokken worden met een dik potlood.
Dit was een zware opgave. Vraag het je eigen rechter of linkerhand maar eens. Waarom moet dat zo wiebelig met een vinger eronder en een andere vinder en de duim erop? Hoezo mag je niet van de ene lijn naar de andere springen? Waarom mag het boekje niet ondersteboven, uit elkaar, verscheurd of verstopt tussen de potten verf? Wat hadden die rare lijnen met de echt belangrijke dingen in het leven te maken. Ooit een uil of een eekhoorn met een potlood gezien? En wanneer was het nu eindelijk eens lunch.
We modderden door tot de klap.
De klap was natuurlijk onvermijdelijk. Echte hartstocht en toewijding gepaard aan zo’n totaal onbegrip doet de gemoederen nu eenmaal overkoken. Het was de derde week in de gangkast toen ik weer niet begreep hoe belangrijk de lunch nu eigenlijk was en dat er weer geen eekhoorns en uilen aan te pas waren gekomen, dat Marcs kleine hand zich met heel zijn lichaamsgewicht tegen mijn wang gooide. Terwijl we beiden volkomen verbouwereerd toekeken, reageerde mijn hand, wierp zich over het tafeltje en kletste tegen de bolle linkerwang van Marc.
Midden in de school viel de gangkast stil. Twee paar tranen liepen over rechts een rode wang en links een witte. Eindelijk nam ik samen met mijn in duigen gevallen goede bedoelingen het kleine jongetje op schoot. Sorry, sorry mompelend in zijn blonde krullen, terwijl hij nog een tijdje alle uilen en eekhoorns van de wereld zachtjes bij elkaar huilde.
Vanaf dat moment schoven er taartjes over de zaagtanden. Eekhoorntjes vloeiden uit mijn potlood, gingen op de lijnen zitten en zaten samen Marc aan het einde van de lijnen op te wachten. Uilen vlogen in golven over het papier op zoek naar gepofte aardappelen en macaroni met kaas. Als de gangkast te klein was, tekenden onze potloden buiten lijnen in de lucht. Als er te veel brandweerauto’s de gangkast inkwamen kregen de uilen hoofdpijn en werden de eekhoorns bang. Langzaam begon ik te begrijpen dat leren alleen maar gaat binnen de mogelijkheden van de ander en Marcs hand leerde dat een potlood geen vijand, maar ook een vriend kan zijn.
Na de kerstvakantie ging ik verder bij de zestien-jarigen en kreeg Marc een mannelijke klasse-assistent die weliswaar lief maar minder obsessie-uitlokkend was.
Het zwaaien bleef. Soms denk ik aan Marc die nu ongeveer 39 moet zijn. Hoeveel mensen heeft hij inmiddels geleerd dat uilen en eekhoorns genoeg zijn in het leven als je maar op tijd luncht? Heel misschien denkt hij nog eens aan mij die inderdaad altijd een beetje twintig is gebleven met een liefde voor gangkasten, onderwijs en een groot verlangen naar een ochtendgroet.