2 De overstap
De snelweg naar ’s Hertogenbosch vanuit mijn woonplaats werd steeds drukker zodat ik in Breda ging praten. Dat heeft geleid naar een docentschap in de werktuigbouwkunde bij de HTS in Breda, Hogeschool Brabant, vakgroep constructietechniek. Dat betekende college en practica voor de vier schooljaren, stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding. Het was weer even aanpoten, de theorie van de schooljaren je eigen maken en je daarin verdiepen vraagt menig studie-uurtje. Wat mij ook in Breda opviel was, dat eerste jaars studenten in de eerste weken enthousiast, op tijd en met tassen vol boeken op school kwamen. Verwachtingsvol begonnen aan een studie op het HBO, die waarschijnlijk bepaald zou zijn voor een werksituatie die in de toekomst. Na een week of vier vijf zakte enthousiasme, op tijd komen en waren de tassen minder vol. Dit gedrag bleef mij bezighouden en afvragen waarom het aangeboden onderwijs studenten daartoe leidde.
Met regelmaat kwam daarbij bovendrijven een artikel dat ik een paar jaar daarvoor gelezen had. Dat artikel ging over de motieven van een sollicitant om na een sollicitatie de geboden baan aan te nemen of niet. Voor die sollicitant waren drie criteria bepalend voor een keuze. Deze zin kan ik mij herinneren: ‘Wat voor een soort werk ik ga doen maakt niet uit, maar het moet: leuk, uitdagend en spannend zijn. Als ik die aspecten niet herken, dan neem ik hem niet’. Daar was ik niet en wel verbaasd over, het eerste omdat dat voor mij vanzelf sprak en het tweede waarom wij onderwijs niet zo inrichten. Tijdens mijn werk in het bedrijfsleven heb ik dat altijd gezocht en voor het overgrote deel ook gevonden. Voor mij gold dat ook voor het onderwijs. Onderwijs geven op HBO niveau deed ik met plezier, zocht of werd gevraagd voor nieuwe uitdagingen en moest mijn inzet en denkwerk ruim toepassen voor het verkrijgen van het gewenste resultaat.
Maar hoe verkrijg je leuk, uitdagend en spannend onderwijs? Ik heb dat de LUS-factor genoemd. Als dat de motieven zijn zodat de wil in beweging gezet wordt bij de studenten, dan ontwikkelt kennis. Kennis die zij zichzelf eigengemaakt hebben, want ik was er van overtuigd geraakt dat kennis niet overgedragen kan worden. Kennis zit in de hoofden en handelingen van ons mensen en die kun je jezelf alleen eigen maken als je dat wilt. Als je er voor open staat door studie kennis tot je te nemen, door het verrichten van de vereiste handelingen ervaar je het onbekende en ontstaat kennis.
Vanuit het CAO werd het mogelijk korter te gaan werken bij vermindering van een klein deel van het salaris, met behoud van pensioen. De tijdruimte vullend ben ik filosofische werken gaan lezen en raakte al snel geboeid, zoals door: ‘Over de moraal van de mens’, van Cor Schavemaker en Harry Willemsen, ik citeer, Aristoteles pagina 34:
Bovendien van al wat ons van nature gewordt, krijgen we eerst het vermogen en dit brengen we later tot activiteit, wat duidelijk is bij onze zintuigen. Niet door dikwijls te zien of door dikwijls te horen verkregen we deze zintuigen, maar omgekeerd omdat we ze hadden, gebruikten we ze, en niet doordat we ze gebruikten, hadden we ze. Maar de deugden verkrijgen we eerst door ze te oefenen, zoals dit het geval is bij alle kunsten. Want wat we moeten leren doen, leren we al doende: zo worden we een bouwmeester door te bouwen, en een citer speler door op de citer te spelen.
’25 eeuwen westerse filosofie’, onder redactie van Jan Bor waar hij op pagina 308 schrijft uit: 'Kritik der reinen Vernunft' van Immanual Kant, ik citeer:
Dat al onze kennis met de ervaring begint, daaraan bestaat in het geheel geen twijfel.
Ook komt Arthur Schopenhauer ter sprake waar hij op pagina 339 schrijft uit: 'Die Welt als Wille und Vorstellung / De wereld een hel', ik citeer:
…datgene wat wij in onszelf als wil aantreffen, een wil waarvan wij de onmiddellijkste, intiemste kennis bezitten die maar mogelijk is. Dat voorts de individuele uitingen van deze wil bij kennende, dat wil zeggen dierlijke, wezens in beweging worden gezet door motieven, …, zodat het kennen fysisch is, en niet metafysisch zoals de wil…: en dat dus niet, zoals men tot nu toe zonder uitzondering veronderstelde, wil door kennis bepaald is, maar juist kennis door wil.
Zouden bovenstaande citaten bij onderwijskundigen, docenten en leraren bekend zijn? Ik betwijfel dat! Ik was in die tijd daar zeer door getroffen en kwam tot volgende gedachten. We zouden onderwijs moeten geven waardoor studenten gemotiveerd raken, er moeten motieven bij hen opgewekt moeten worden zodat zij enthousiast gaan studeren. Daardoor wordt de wil in beweging gezet, waardoor kennis opgedaan kan worden. Waarbij het daadwerkelijk ervaren van dat wat geleerd moet worden ook wordt ervaren. Want: wat we moeten leren doen, leren we al doende.
Dat is nogal niet wat. Dat is heel iets anders dan grote hoorcolleges en aan aantal practica, waarbij de student het een en ander zelf moet integreren en een plaats geven. Hoe zou dat kunnen?
Deze gedachten bleven mijn denkwereld beheersen, gericht op de studenten en het onderwijs in de propedeuse. Waardoor twee wegen zich voor mij zich begonnen te openen. Het onderwijs moet de gedachten van genoemde filosofen inhouden, daardoor ontstond het ‘Kenniswiel’.
Kenniswiel
Komen tot kennis kun je zien als wordingsgang, een proces. Een proces moet in gang gezet worden en wordt tussentijds beoordeeld, zonodig worden bijstellingen verricht, of het gewenste resultaat nog steeds te verwachten valt. Zoals ik dat heb ontwikkeld wordt het kennisproces, vanuit bovenstaande gedachten, ingang gezet door motieven. Motivatie is afhankelijk van de persoon en eenieder leert tijdens het leven waardoor zijn motivatie aangewakkerd wordt. Maar ontstaat door dat wat je Leuk, Uitdagend en Spannend vindt.