Klik op deze link om thuis de Nearpod van hoofdstuk 1 te bekijken.
Maak de vragen en bekijk daarna of je de vragen goed hebt gemaakt.
De code = JBI7R
Wat zijn behoeften.
Je hebt twee soorten behoeften, noem ze allebei en geef van allebei minimaal 2 voorbeelden.
Geef drie redenen waarom er verschillende behoeften kunnen bestaan.
Leg uit dat technologische ontwikkelingen ook invloed kunnen hebben op onze behoeften.
Wat wordt er bedoeld met e-commerce?
Welke invloed heeft e-commerce op onze economie? Leg je antwoord uit.
Wat wordt er bedoeld met 'middelen'?
Wat zijn de twee belangrijkste middelen?
Bij economie heb je twee betekenissen van het begrip schaars, geef ze allebei.
Leg uit dat brood in Nederland ook onder een schaars product valt, al hebben wij er genoeg van.
Wat wordt er bedoeld met vrije goederen?
Leg het belangrijkste verschil uit tussen vrije goederen en schaarse goederen.
Wat wordt er bedoeld met welvaart?
Leg uit dat de welvaart in Nederland hoog is in vergelijking met andere landen.
Rekenen met procenten --> kijk de oefenstof onderaan de pagina.
Belangrijkste onderwerpen van paragraaf 2:
Wanneer ben je een consument?
Op welke twee manieren worden consumenten beïnvloed. Geef van beide manieren twee voorbeelden.
Wat is de marketingmix?
Welke onderdelen van de marketingmix zie je vaak terug in commerciële reclames?
Wat wordt er bedoeld met ideële reclame?
Wat is het grootste verschil tussen commerciële- en ideële reclame?
Wat is het verschil tussen A- en B-merken?
Welk onderdeel van de marketingmix past bij de keuze voor een A- of B-merk?
Waarom zijn jongeren een goede doelgroep?
Belangrijkste onderwerpen van paragraaf 3:
Wat doet het Nibud?
Wat wordt er bedoeld met budgetteren?
Wat staat er in een begroting?
Welke drie soorten inkomsten kan een mens hebben? geef van alle drie een voorbeeld.
Welke drie soorten uitgaven hebben wij?
Welke van de drie soorten uitgaven heb jij het minste invloed op? Leg je antwoord uit.
Wat wordt er bedoeld met geld reserveren?
Welke redenen kan je hebben om geld te reserveren?
Belangrijkste onderwerpen van paragraaf 4:
Wat wordt er bedoeld met koopkracht?
Welke twee factoren hebben invloed op de koopkracht?
Wat wordt er bedoeld met inflatie?
Wat is het nut van het CBS?
Wat is het tegenovergestelde van inflatie?
Hoe bereken je een indexcijfer? Welke formule moet je daarvoor gebruiken?
Het rekenen met indexcijfers vind je allemaal hieronder.
Klik op deze link om thuis de Nearpod van hoofdstuk 1 te bekijken.
Maak de vragen en bekijk daarna of je de vragen goed hebt gemaakt.
De code = 23DRF
Klik op deze link om thuis de Nearpod van hoofdstuk 1 te bekijken.
Maak de vragen en bekijk daarna of je de vragen goed hebt gemaakt.
De code = MCK6U