Onze huidige samenleving is
complexer, ondoorzichtiger en ingewikkelder geworden, zowel op technologisch, economisch als maatschappelijk vlak.
onvoorspelbaarder geworden met snelle veranderingen die geen bekende patronen meer volgen.
vager en dubbelzinniger geworden. De impact van onze acties laat zich veel minder en niet altijd even duidelijk zien.
onzekerder geworden. Bestaande patronen of evenwichten die vroeger houvast gaven, zijn hun invloed kwijt, waardoor mensen meer moeten zoeken naar eigen houvast.
Dat heeft tot gevolg dat (maatschappelijke) problemen 'wicked problems' zijn geworden. Die problemen zijn moeilijk of onmogelijk oplosbaar door de onvolledige, tegenstrijdige en veranderende voorwaarden naar oplossingen. Bovendien zijn de oplossingen veelal moeilijk te identificeren. Een poging tot oplossing van een deel van een ongestructureerd probleem kan resulteren in andere problemen.
Vroeger werden problemen uitgesplitst in kleinere deelproblemen, die dan elk afzonderlijk door een sector/organisatie konden worden beantwoord (opsplitsen en specialiseren). Nu zien we de (goede) trend om vraagstukken in samenhang te bekijken en te focussen op de verbinding. Er is ook duidelijk een (goede) verschuiving merkbaar: de eindbegunstigde krijgt zoveel mogelijk de regie in handen. De (problematieken van) mensen werden vroeger opgedeeld, waardoor de ondersteuningsvrager bij verschillende specialisten moet aankloppen. Nu wordt veel meer gekozen voor een holistische benadering: de persoon met een ondersteuningsvraag staat centraal en alle ondersteuners organiseren zich daarrond.
Dat houdt voor onze leden een (enorme) switch in denken en doen in.
In de sector ondersteuning van personen met een handicap is de persoon met een handicap regisseur geworden van zijn eigen leven (concreet door toewijzing van een beschikbaar budget aan die persoon). Dat verandert de relatie met de voorzieningen die een aanbod uitwerken voor die persoon. Vroeger kon een voorziening meer aanbodgericht een dienst uitwerken. Nu wordt ze uitgedaagd om te kijken waar ze zich het best kan inpassen in de totaalvraag van de cliënt. De voorziening moet afstemmen/samenwerken met heel wat andere actoren die ook in het totaalantwoord van de cliënt passen. Bovendien kan dat totaalaanbod veelvuldig wijzigen, aangezien ook de behoeften van de cliënt kunnen wijzigen.
In de sector kinderopvang wordt momenteel sterk ingezet op inclusie, diversiteit, afstemming en integrale kinderopvang. Ook hier vormen de organisaties geen aparte eilanden meer: er is veel meer dan vroeger verbinding en afstemming nodig met belendende domeinen zoals onderwijs, zorgactoren … Dat zowel om expertise in huis te halen als om concreet te kunnen doorverwijzen naar relevante(re) organisaties bij bepaalde problematieken (we kunnen het niet allemaal zelf).
In het huidige decreet voor buitenschoolse opvang en activiteiten wordt een regierol toegekend aan steden en gemeenten. Zij willen alle relevante actoren op dat vlak bij elkaar brengen, om via een samenwerkingsverband tot een aangepast totaalaanbod voor de opvang van kinderen en jongeren te komen.
Integrale jeugdhulp is in de kern gebaseerd op samenwerking: de jongere staat in het centrum en rond hem wordt een integraal traject gebouwd dat door verschillende actoren wordt ingevuld.
“Kind & Gezin en Jongerenwelzijn smelten samen tot het Agentschap Opgroeien. De bedoeling van de fusie is een efficiënter en meer geïntegreerd beleid te kunnen voeren rond kinderen en jongeren. De krachten worden gebundeld om alle kinderen en jongeren, en hun gezinnen, die in Vlaanderen en Brussel opgroeien, maximaal te ondersteunen. Samen met vele partners op het terrein wil het nieuwe agentschap kansen creëren. Ook kinderen en jongeren met een beperking behoren tot de doelgroep van het eengemaakte agentschap. De dienstverlening gaat van preventieve gezinsondersteuning, over kinderopvang, tot het Groeipakket, pleegzorg, adoptie, jeugdhulp en de aanpak van jongeren die delicten plegen. Meer en betere afstemming op het terrein – plus een geïntegreerde, multidisciplinaire aanpak – zal leiden tot een betere en vlottere dienstverlening voor alle kinderen en jongeren en gezinnen. Van het ongeboren leven tot jongvolwassenen.” Ook hier is de trend duidelijk.
Meer dan vroeger zullen onze leden verbinding moeten zoeken met de buitenwereld. Samenwerking met andere organisaties lijkt essentieel om ook in de toekomst voor een optimaal aanbod in functie van de maatschappelijke uitdaging te kunnen zorgen. De uitdagingen die door onze leden worden opgenomen, zijn meer en meer complexe problemen die vragen om samenwerking.
Organisaties zullen zich dus meer dan vroeger de gewoontes en gebruiken van samenwerking moeten eigen maken, vanuit het idee dat ze (nog) meer dan vroeger zullen (moeten) instappen in samenwerkingsverbanden.
Vooral in de sector ondersteuning van personen met een handicap is samenwerking een heet hangijzer. De invoering van de persoonsvolgende financiering, de uitrol van de eerstelijnszones (één loket) en de drang tot inclusie zijn allemaal evoluties die de drang/dwang tot samenwerking naar een ongeziene hoogte hebben gestuwd. Het risico bestaat dat de slinger te veel in die richting doorslaat: niet elke samenwerking is relevant of genereert effectieve meerwaarde.
Ook in de kinderopvang vangen we signalen op van samenwerking. Daar heeft het eerder te maken met de vraag hoe de bestaande initiatieven de commerciële spelers het hoofd zullen kunnen bieden. Een aantal van die commerciële spelers hanteren een strategie van overname en inname van marktaandeel. Eveneens gaat het over de Huizen van het Kind en de regierol die aan steden en gemeenten wordt gegeven. Het is duidelijk dat we één van de (vele) partners in het verhaal worden in functie van het kind dat centraal staat. Samenwerking kan ook een manier zijn om zo efficiënt mogelijk met de beperkte middelen om te springen. Denk maar aan het delen van een kwaliteitscoördinator of de piste van samenaankoop om zo middelen uit te sparen. Samen staan we sterk(er) om te komen tot een duurzame toekomst.
In de jeugdhulp is de dwang tot samenwerking mogelijks het kleinst, maar ook hier loont het de moeite om er werk van te maken. Vooral vanuit het oogpunt van draagvlak en integrale jeugdhulp. Partners kunnen bijvoorbeeld ontbrekende expertise binnenbrengen, en samenwerking met lokale initiatieven kan de integratie en het draagvlak in de directe omgeving versterken.
BESLUIT:
Meer dan vroeger wordt samenwerking belangrijk, door de huidige evoluties en tendensen die een impact hebben op de verschillende sectoren.
Niet overal is de drang om samen te werken even groot, maar het is aan te raden om er binnen de organisatie toch al bewust over na te denken. Door er proactief over na te denken, kunnen 'gedwongen' samenwerkingen mogelijk vermeden worden.
Voor extra informatie, toelichtingen van methodieken en werkinstrumenten, praktijkvoorbeelden, consulenten en experten, ... verwijzen we graag door naar de betreffende ledenpagina van het Vlaams Welzijnsverbond.