Na op een bankje op het Broederbolwerk even kort gepauzeerd te hebben, vervolgt Takkewijf haar wandeling door het 2e park, tussen Broederpoort en Cellebroederpoort.
hier boven een tekening uit het begin van de 17e eeuw door Hendrik Avercamp van de stadsmuur tussen Broederpoort en Cellebroederpoort.
Direct onder de stadsmuur rechts loopt de stadsgracht. In de verte het Broederbolwerk en op de achtergrond het Kalverhekkenbolwerk, herkenbaar aan de potloodvormige traptoren. De Broederpoort heeft nog haar oorspronkelijke uiterlijjk met platte torens. Vanaf zulke platforms kon men de vijand bestoken en zelfs kanonnen werden hier afgeschoten. Ook bij Avercamp zijn mensen onderweg via de onbedekte weg naar of van de stad.
Het huidige aanzien van de Broederpoort dateert van een verbouwing rond 1617 door stadstimmermeester Thomas Berends.
Vergelijk de tekening van Avercamp maar eens met deze foto hierboven van dit deel van het park, januari 2022
In september 1863 werd de bekende tuinarchitect J.D. Zocher door het Kamper stadsbestuur ingeschakeld voor een renovatie van het stadspark. Dat betrof het 1e en het 2e deel van het park dat in landschapstijl werd heringericht. In 1864, 1865 en 1866 werden er grote sommen geld uitgegeven voor het stadspark. Een deel was voor nieuwe beplanting, dat door de firma Zocher vanuit hun eigen kwekerij werd geleverd. Het grootste deel ging op aan arbeidskosten. De aanleg van het Kamper stadspark was een werkverschaffingsproject voor (seizoens-)arbeiders gedurende de wintermaanden. Zij groeven een nieuwe gracht, verder van de muur gelegen en dempten de oude gracht met de vrijgekomen grond. Het tweede park heeft nog het meest de sfeer van een Zocherpark behouden.
De tuinen van Zocher zijn vaak herkenbaar aan de waterpartijen. Het liefst legde hij waterpartijen aan die deden denken aan een langzaam stromende rivier. Hij probeerde het altijd te doen lijken alsof het water oneindig was. Dit effect werd nog versterkt door het slingerende verloop van het water en het aanbrengen van boomgroepen en andere beplanting op strategische punten, zoals aan het begin en einde van de waterpartij. Als een park of een tuin al meerdere vijvers had, zorgde Zocher er altijd voor dat deze met elkaar verbonden werden. Als aankleding van het water en als verfraaiing van het uitzicht gebruikte hij bruggen, alleenstaande bomen en af en toe een tuingebouw.
lC.H. Hein, ca. 1850: romantiek = nietigheid t.o.v. natuur foto maart 2022, let op de witte Magnolia in knop in de voorgrond
Cellebroederspoort
We luisteren weer mee bij de wandeling van 1839 ''Op de Cellebroederspoort wijzende, gaf hij mij zeer vertrouwelijk te kennen, dat, wegens het overlijden van den heer, die het aldaar liggende bolwerk als tuin en moeshof had gebruikt, hetzelve vermoedelijk nu ook in een wandelpark zou veranderen en met het eerdere deel van het plantsoen in een verband gebracht. Dat verder op naar de Veenepoort nog andere bolwerken lagen, die bij vervolg van tijd wel dezelfde bestemming zouden bekomen; zodat men dan door een aaneengeschakeld plantsoen de stad zou kunnen omwandelen''.
Wie deze overleden heer was, die het Cellebroedersbolwerk gebruikte als lusthof, vinden we in het Kamper stadsarchief:
Den 1 Augustus 1803, fol.283vo. ''Op het Request van W. L. van der Upwich, verzoekende begunstigd te worden met het Bolwerk aan de Cellebroederpoort, en permissie om aldaar een tuinhuisje te mogen bouwen''. Predikantszoon Willem Lodewijk van der Upwich (Kampen 1760-1823) was gemeente ontvanger, wethouder van Kampen, burgemeester van Kampen en lid Provinciale Staten. Met zijn gezin bewoonde hij het fraaie rococo stadskasteel (pronkwoning) op de locatie van de huidige Burgwalkerk.
De fluitspeler (hou jij links in de gaten, dan doe ik rechts)
Voor de Cellebroederspoort staat de Fluitspeler van André Schaller uit 1955. In de Kamper volksmond heet dit beeld de Paljas. Een tentoonstelling met beelden en illuminaties (kleurrijke verlichting van het park) was in augustus 1956 onderdeel van de H2O-feesten. Drie weken lang werden er tal van festiviteiten georganiseerd om Kampen te presenteren als ''hoofdstad van de Ijsselmeerpolders''. Tijdens de feesten regende en stormde het voortdurend, waardoor het beoogde aantal bezoekers hard tegen viel. Voor Kampen betekenden de H2O-feesten een financi ële strop. Desondanks werd het beeld van Schaller aangekocht.
Sinds enkele jaren liggen rond de sokkel van de Fluitspeler betontegels . Niet nodig en zeker niet mooi.
Het feeëriek aanlichten van het stadspark vond nog tot ver in de 'jaren 1960 plaats. Her en der in de bosjes van het stadspark staan nog de restanten van elektriciteitspunten.
Op 23 december 1802 diende stadsarts Johann W. Heppe een -in Kampen als zonderling ervaren- verzoek in bij de Kamper Raad:
''Stads Medicus Doctor Johann Wolfgang Heppe verzoekt, om geallegeerde (= aangevoerde) redenen, uit het nadeel van het begraven in de kerken en op kerkhoven binnen de Steden gededuceerd (=door logisch redeneren), dat het hem vergund moge worden eene plaats op het Cellebroederbolwerk alwaar zijn lijk in afzondering van de verkering en nabijheid van menschen, zal mogen rusten''.
Dit verzoek werd hem toegestaan, waarbij men hoopte dat dit, gezien de verdiensten van dr. Heppe als stadsarts, nog lang mocht uitblijven en onder de voorwaarde dat aan de gewone kerkelijke rituelen voldaan zou worden. Al op 9 maart 1803 overleed Johann Wolfgang Heppe en werd volgens zijn wens als eerste Kampenaar buiten de stad op het Cellebroederbolwerk begraven. Zijn steen draagt dan ook nr 1.
Het zou nog tot 1828 duren voor het kerkhof op de Zandberg in IJsselmuiden door de Kampenaren in gebruik werd genomen.
Decennia later vond de herinrichting van het 2e deel van het Kamper stadspark plaats. Na afloop werd aan enkele bejaarde Kampenaren gevraagd, waar dr. Heppe in het verleden begraven was. Op die plek (vanuit de stad rechts van de poort) werd toen een steentje geplaatst. Het is onwaarschijnlijk dat de steen daadwerkelijk op het graf van dr. Heppe staat.
Het restant verf -op de foto nog aanwezig- is allang van de steen verdwenen. Het zou de gemeente Kampen sieren als zij met iets meer respect met de nagedachtenis van deze vooruitstrevende Kamper arts om zou gaan.
Aan het Cingel pauzeren we met een blik op de Cellebroederspoort met bolwerk. De doofstomme Pieter Remmerts maakte er in 1796 een fraaie tekening van. Vanuit de Cellebroederspoort reed men wel rechtdoor de stad in en uit. De brug links is afsluitbaar met een hek.
Het bolwerk ligt hier niet voor de poort, maar direct ten noorden van de Cellebroederspoort. Waarschijnlijk doordat waterloop de Cellespijp langs de poort liep. Helemaal rechts naast de Cellebroederspoort de Cellesluis, tussen de stadsgracht en de Cellespijp, het kanaal dat door de Cellesweg naar de Burgel liep. De sluis van Swets in de Noordweg verving deze sluis.
Een tweede sluis lag tussen de stadsgracht en binnen Reeve, ter hoogte van het oude hekje bij het hondenspeelterrein langs de Cellebroeksweg. Tegenwoordig is de binnen Reeve een wetering langs de Cellebroeksweg. Aan het einde van de 16e eeuw werd hier gebaggerd aan een waterloop richting de Zuiderzee. De sluizen tussen de verschillende waterwegen waren belangrijk voor de waterbeheersing in het gebied. Vooral ook om het water in de stadsgrachten op diepte te houden en daarmee vijandige troepen buiten de vesting.
Het Takkewijf blijft nog even van het mooie uitzicht op de Cellebroederspoort genieten en loopt dan het 3e park in.
© cultuurZIEN 2025