hierboven: een bladzijde uit de Flora Campensis van 1849 vol -soms moeilijk tot niet leesbare- aantekeningen, waarschijnlijk van W.G. Top.
In september 1849 verscheen een tweede versie van de Flora Campensis in een grijzige kaft. Dit maal ''van de zigtbaar bloeijende en van een gedeelte der bedekt-bloeijende planten, welke in de omstreken van Kampen, in het wild groeijende gevonden worden''. Er was een tweede schrijver, W.G. Top jz., en ook de uitgever had versterking gekregen, het waren nu de gebroeders Fels. Het boelwerkje kostte f 1,-.
Het Takkewijf over de Flora Campensis 1849
Voor de Flora Campensis 1849 werd opnieuw gebruik gemaakt van een exemplaar in het Stadsarchief Kampen. Het aardige van dit bewaard gebleven boekwerkje is, dat er tal van aantekeningen in staan. In potlood en in inkt geschreven. Waarschijnlijk zijn de aantekeningen gemaakt door mede-schrijver W.G. Top Jz. en met het oog op de heruitgave van 1889. Bij verschillende aantekeningen wordt een jaartal in de jaren 1880 genoemd.
ontwikkeling van het Stadspark
In de Flora Campensis 1849 is de ontwikkeling van het stadspark te volgen. Op blz. 13 worden als vindplaats van Geranium pratense (Beemdooievaarsbek) de graslanden van ''het nieuwe werk'' genoemd. Ook Chenopodium ficifolium Sm. (Stippelganzevoet) op blz. 32 werd in ''het nieuwe werk'' gevonden. Een naam die gebruikt werd voor het 1e deel van het stadspark vanaf de Buitenhaven tot aan de Broederpoort. Het bolwerk bij de Cellebroederspoort is een dankbare vindplaats van planten, maar op blz. 28 is er sprake van het gesloopte bolwerk bij de Cellebroederspoort en in een aantekening op blz. 49 gaat het over ''het vroegere bolwerk''. In de aantekeningen in potlood en inkt treffen we als vindplaats van planten en (korst-) mossen een enkele keer de Buitensociëteit (1889) aan. De statuten van de Buitensociëteit stammen uit 1888 en noemen als doelstelling van het plantsoen rond de Buitensociëteit 'de bevordering van gezellig verkeer'. Niet helemaal duidelijk is of de determinatie van planten en (kost-)mossen daarin ook begrepen zijn.
Willem Gerardus Top Jz.
Willem Gerardus Top (Kpn 1823-1896) is een ''vergeten'' Kampenaar. Bij onderzoeken komt zijn naam nog wel eens naar boven vanwege zijn functie als wethouder. Maar Willem Top blijkt in zijn eigen tijd een vooraanstaand bryoloog (kenner van mossen en korstmossen) te zijn geweest.
Willem Top was Kampenaar van geboorte. Hij was de zoon van apotheker Jan Top en Vrouwke van der Veen. De familie Top kwam oorspronkelijk uit Zwolle, maar vestigde zich later in Kampen aan de Oudestraat (nr 101). Jan Top was raadslid en wethouder van Kampen.
Willem Top trouwde in 1861 in Nijmegen met Alberta Diderica Catharina Johanna van Neck, de dochter van een steenfabrikant. Er kwamen 6 kinderen, waarvan er 1 jong overleed. Ook Wim werd apotheker, zijn winkel en woonhuis waren aan de Oudestraat op nr 59. Bij de geboorte van dochter Bertha Diderica in 1870 is W.G. Top Jz. nog apotheker, twee jaar later bij de geboorte van zoon Bernard Leonard Wijnand wordt opgegeven dat vader zonder beroep is. Willem Top was toen 48 jaar. Vanaf 1878 was W.G. Top Jz jarenlang wethouder van Kampen.
Bij het verschijnen van de Flora Campensis in 1845 was Willem Top nog geen 22 jaar. Het meest waarschijnlijke scenario is dat Willem Top contact opnam met Rutger Bondam om te gaan samenwerken aan een verbeterde versie van de Flora Campensis uit 1845. Dat resulteerde in een heruitgave in 1849, waaraan ook een hoofdstuk over mossen en korstmossen is toegevoegd.
bryoloog
In Zutphen werd in 2015 een tentoonstelling van ''curieuze'' archiefstukken gehouden, waaronder een mossen-herbarium. Dit herbarium bleek afkomstig van bryoloog Garhardus Johannes (Jan) Tijhaar (1819-1888) uit Deventer, een tijdgenoot van Willem Top. Het betreft mossen die in de 19e eeuw in het IJsselgebied zijn verzameld, o.a. op De Zandberg. Uit onderzoek naar dit herbarium kwam naar voren dat Willem Top al rond 1845 actief was als bryoloog. In het Nationaal Herbarium wordt van Willem Top een stukje Rhytidiadelphus squarrosus (gewoon haakmos) met sporenkapsels bewaard, afkomstig van De Zandberg en gevonden in 1848. Sporenkapsels zijn bij deze zeer algemene soort zeldzaam. Hoogst waarschijnlijk kenden Bondam, Top en Tijhuis elkaar.
over bomen
Door het toevoegen van de (korst-)mossen aan de Flora Campenis komen we iets meer te weten over de bomen rond Kampen. Zo worden bij de Zandberg, de Koelucht, de Schietbaan en aan de Zwolse weg -niet helemaal onverwacht- wilgen genoemd. Bij de Zandberg staan ook populieren, berken, beuken en (oude) eiken. Langs de Cingels staan iepen, bij Oosterholt is een boomgaard met appelbomen en in de stad zijn perenbomen te vinden.
hieronder de Stadsburgerweijden in sept. 2025
© cultuurZIEN 2025