Het gedeelte van de Oudegracht tussen Vollersbrug en Tolsteegbrug waar wij woonden (vanaf 1940) en dat tot 1917 toepasselijk Achter (de) Twijnstraat werd genoemd, had geen homogeen karakter, dit in tegenstelling tot overige delen van de gracht. Veel van de oorspronkelijke bebouwing had plaats gemaakt voor een ratjetoe aan “nieuwbouw”. Op de plaats van het oude diaconessenziekenhuis was rond 1930 een modern woonwijkje verrezen, alsmede aan de diaconessenstraat het Christelijk gymnasium, waar ik tussen 1951 en 1957 leerling was en Martie 4 jaar later.
De buurt bood in mijn jeugd niet direct een levendige en inspirerende omgeving. Aan de werven waren --in tegenstelling tot nu-- vrijwel geen activiteiten (de werfkelders werden voornamelijk gebruikt als opslagruimtes). en contacten met buren waren minimaal. Dat was denk ik ook de reden dat mijn moeder na het overlijden van mijn vader zich er alleen niet thuis voelde.
Aan de andere kant zijn er in de nabije omgeving diverse gebouwen met historische betekenis (“monumenten”) te vinden en na enige onderzoek is me gebleken dat er wel degelijk boeiende personen hebben gewoond die als schrijver of kunstenaar iets te vertellen hebben gehad over de sfeer en gebeurtenissen in de buurt.
Nicolaikerk
Sint Martinuskerk met ruiterstandbeeld
Onder de markante gebouwen in de buurt vallen ondermeer de Nicolaikerk, en de Geertekerk, twee van de vier middeleeuwse parochiekerken in Utrecht. Maar eind jaren 1940 bevond de Geertekerk (14de eeuw) zich in ruïneuze toestand: het dak was geheel verdwenen en er groeiden bomen in de kerkruimte; pas na aankoop door de remonstrantse broederschap is de kerk in 1956 geheel gerestaureerd.
Een ander statig pand (#245) is het voormalige “NV Huis”, waar o.a. schaakclub Utrecht waarvan ik lid was zijn clubavonden hield. (Later werd dit pand enige tijd het "Poppodium Tivoli-Oudegracht".) En naar de kant van het Ledig Erf lag de neogothische (katholieke) Sint Martinuskerk (1900, buiten gebruik gesteld in 1974, en rond 1980 verbouwd tot appartementen). In mijn jeugd schreden de pastoor en kapelaans in hun zwarte gewaden al mediterend over het pleintje voor de kerk, waar nu een groot ruiterstandbeeld van St Martinus staat, ontworpen door Albert Termote en onthuld in 1948.
Gezicht op Vollersbrug en huizen aan Oudegracht 369-383 rechts de voormalige brouwerij de Boog (na 1897 een drankelhandel, de gebouwen op de werf waren er ook een onderdeel van), het hoge gebouw in het midden is de Paus Adriaan school, daarnaast links oudegracht 375-377, op de achtergrond de St Martinuskerk (1944) . bron: het Utrechts archief . Op oudere prenten heeft het huis naast de Boog ook nog een klokgevel
Aan de overzijde van de gracht tegenover onze woning ligt de Twijnstraat, die ook een bebouwing heeft aan de werfzijde (Twijnstraat aan de Werf), en één van de oudste winkelstraten van Utrecht vormt; er bevonden zich rond 1950 o.a. winkels van Albert Heijn, de Gruyter, Jamin etc., melkboer, viswinkel, drogist, bakker, waar wij de meeste inkopen deden, met de kanttekening dat mijn moeder kopen bij de katholieke zaken zoals de Gruyter (kruideniersketen) eigenlijk als een zonde beschouwde. Een impressie hoe de die straat de bevrijding vierde geeft de korte documentaire (10 min) “Twijnstraat, 5 mei 1945” te vinden op https://vimeo.com/117613148. Wat ik me nog herinner uit die periode was een lange rij wachtenden bij een winkel waar gedropte zweedse witte broden werden uitgedeeld, niets van feestelijkheden.
Vrijwel direct achter ons huis bevinden zich de zgn zeven steegjes, nu een hip buurtje maar rond 1950 een armoedig en verpauperd wijkje dat je vermeed.
De eenvoudige arbeiderswoningen in de karakteristieke Zeven Steegjes werden in 1843 en 1860 gebouwd op het terrein achter de brouwerij De Boog aan de Oudegracht, een nabijgelegen sigarenfabriek en een suikerfabriek. Vanwege de stijgende bevolkingsaantallen en de angst voor ziekten als cholera, begon de overheid eisen te stellen aan de bouw van nieuwe woningen. Zo werd de bouw van doodlopende sloppen verboden: Nieuwe straten moesten recht zijn en de wind moest erdoor kunnen waaien. De huisjes hadden geen eigen wc of keuken, de hele straat maakt gebruik van een gezamenlijk buitentoilet. Toch waren deze woningen hun tijd ver vooruit. De kleine huisjes aan de smalle straatjes waren bedoeld voor grote, rooms-katholieke gezinnen die afhankelijk waren van liefdadigheid, en voor de werknemers van de fabriek. Het buurtje was verdeeld in een socialistisch en een katholiek deel, en die laatste groep werd streng in de gaten gehouden door de kerk. Hoewel de fabrieken al lang gesloten zijn, blijft het tot op heden een van de laatste volksbuurtjes in de binnenstad. Het complex is in de jaren negentig gerestaureerd, maar het knusse karakter is gebleven. (Wikipedia)
Om buiten te spelen waren voor ons in de buurt de plantsoenen (voormalige bolwerken) met de namen Sterrenburg, Manenborgh en Sonnenborgh (met de vroegere sterrenwacht van de universiteit, nu een publiekssterrenwacht en museum) in trek. Voor een langer uitstapje konden we vanaf de Tolsteegbrug over een wandelpad langs de Kromme Rijn naar Rhynauwen lopen, in die tijd vrijwel buiten de stedelijke bebouwing. Mijn eigen favoriete park was dat achter het hoofdgebouw van de Spoorwegen aan de Catharijnesingel omdat ik daar naar de vele voorbij komende treinen kon kijken.
Een aantal winters in mijn jeugd kon er geschaatst worden op de bevroren gracht en singels. Martie weet dat onze vader zich daar ook onder de schaatsers mengde, daarnaast herinner ik me zijn verhalen over tochten die hij in zijn jeugd maakte naar Marken over de bevroren Gouwzee.
lees verder [kunstenaars]