Hierboven een kaartje van het zuidelijk gedeelte van de Oudegracht tussen de Smeebrug en de Tolsteegbrug. De locaties waar de besproken kunstenaars hebben gewoond zijn aangeduid met rode stippen.
Op het gedeelte van de Oudegracht in onze buurt (ruwweg tussen de Geertebrug en de Diaconessenstraat, oneven nummers) hebben in de 20ste eeuw meerdere beeldende kunstenaars en schrijvers van naam gewoond en gewerkt. Ik zal een aantal van hen hieronder kort bespreken; voor zover ik me herinner had mijn vader alleen regelmatige persoonlijke contacten met Dick van Luijn.
Om te beginnen, in een statig pand (#333) woonde de schrijfster Ina Boudier-Bakker (tot 1966), Ik heb haar hierboven reeds genoemd i.v.m. haar dagboeken over de gebeurtenissen in mei 1945. Ze is vooral bekend geworden door haar romans “De klop op de deur”, "De Straat", en "Armoede". In een boekje van (de musicus) Wouter Paap, “Literair leven in Utrecht tussen de beide wereldoorlogen” trof ik een typerende impressie van haar aan (pag 16)
“[...]Het stijlvolle huis der Boudiers was er niet naar, zo eens even te komen binnen wippen. Een bezoek werd telefonisch voorbereid, omkleed met precieuze referentie rond 'het werk'. Een theevisite in de schemerige tuinkamer had iets ven een ceremonieel. Men zat tegenover een pront, frėle dametje, dat haar woorden op een goudschaaltje afwoog. Altijd weer was er enige achterdocht ten opzichte van de 'muziekman', die zich verstoutte over de omheining van het beschermd domein der literatuur heen te kijken. [...]”
Blijkbaar was die dame niet iemand om op straat even een gezellig praatje mee te maken. Een aantal van haar dagboeken over de ontwikkelingen in de meidagen van 1945 heb ik opgenomen in de bijlage.
Een recente video impressie van haar leven en werk door Maarten van Rossem (die haar stijl karakteriseert als “psychologisch realisme” ) is te vinden op
https://www.rtvutrecht.nl/gemist/uitzending/rtvutrecht/van-rossem-vertelt/20161110-0702/
In Paap's boek (pag 41) worden meerdere andere kunstenaars genoemd die midden 20ste eeuw hebben gewoond op dat gedeelte van de Oudegracht. Bv op #339bis schreef de dichter Gerard van Klinkenberg (1900-2003) het gedicht “De schuit” (1929), en op #341 hebben enige tijd de dichters Jan Engelman, Martinus Nijhoff, en Cola Debrot (latere gouverneur van de Ned. Antillen) gewoond, alsmede de schilder Pieter Frans Christiaan (Pyke) Koch (1901-1991). De laatste verbleef er eerst als student in de rechten, en kwam er later ook weer wonen en werken. Hieronder een typering van hem door Joanan Rutgers (19-09-2016)
Pyke Koch
De verftovenaar op de Oudegracht 341 te Utrecht […] In 1934 trouwde je met Hedwig de Geer en na een korte tijd in Den Haag woonde je met haar op de Oudegracht 341 in Utrecht, waar ook je atelier was. De schrijver Cola Debrot en zijn vrouw, de danseres Estelle Reed, woonden een tijd bij jou in. Je huis was een ontmoetingsplaats voor bevriende kunstenaars, zoals Martinus Nijhoff, Adriaan Roland Holst en Charley Toorop. Gerrit Rietveld verbouwde je zolderatelier. De bankier Jacob Mees steunde je financieel en via de kunsthistoricus George Labouchère kwam je in contact met de politicus Ernst Voorhoeve, die een fascistische beweging oprichtte, die opging in de NSB. Je sympathiseerde met je fascistische vrienden, maar in 1941 brak je met hen.[..]
Koch is ook bekend als ontwerper van postzegels ( o.a. oorlogszegels met germaanse symbolen), en de zgn Pyke-Koch-lantaarnpalen in Utrecht,die onlangs zijn gerenoveerd. Vanwege zijn openlijke sympathieën voor het fascistische gedachtegoed vóór en in de oorlog (tot 1941) werd hij na de oorlog aanvankelijk gemeden en kreeg zijn werk tijdelijk een expositieverbod; en ik heb mijn ouders nooit over hem horen praten.
Een recente video gemaakt door Maarten van Rossem , inclusief een interview met zijn kleinzoon, kun je vinden op
https://www.rtvutrecht.nl/gemist/uitzending/rtvutrecht/van-rossem-vertelt/20150910-0701/
links: zelfportret Pyke Koch,
midden: ets tuin van Oudegracht 341, en
rechts: zgn Pyke Koch lantaarnkap
Dick van Luijn
De reeds genoemde graficus Dick van Luijn (OG# 381) heeft diverse kenmerkende Utrechtse gebouwen en scenes vereeuwigd in etsen; het Utrechts Centraal Museum, www.centraalmuseum.nl bezit een groot aantal werken van hem; enige daarvan die het uitzicht tonen vanuit zijn woning op de Twijnstraat aan de werf toon ik hiernaast. Meer dan mijn vader was hij actief in het Utrechtse kunstenaarsmilieu; in zijn woning bevond zich een kleine expositie ruimte (Kunstzaal de Parterre) waar jonge talenten hun werk konden tonen. Om de kost te verdienen was hij vaak genoodzaakt om zich bezig te houden met het inrichten van winkelinterieurs en het tekenen van reclames. Ik meen dat hij wel eens gebruik maakte van de etspers van mijn vader. Ik herinner me hem als een rustige vriendelijke man die zich sterk inzette voor de kunstwereld, maar zich niet waagde aan baanbrekende experimenten in de kunst. Meer dan eens uitte hij zijn ongenoegen over de vele aanslagen op het historische karakter van de Utrechtse binnenstad in de 20ste eeuw (de bouw van de Neude flat, doorbraken in de Lange Jansstraat, en korte Nieuwstraat, het dempen van de Catherijnesingel bij Hoog-Catherijne etc...).
Links twee etsen van Dick van Luijn
Joop Moesman
Nog een aantal andere bekende beeldende kunstschilders in deze buurt dienen te worden vermeld. Joop Moesman (1909-1988), meestal bestempeld als surrealist, woonde van 1940 tot 1967 op Oudegracht 313bis. Maarten van Rossem heeft hem en zijn werk onlangs besproken in een uitzending van RTVUtrecht. Hij had geruime tijd (1951-1965) een relatie met de kunstenares Erica Visser (1919-2007), die onder meer portretten van Moesman heeft gemaakt.
"Van 1951 tot 1962 was Erika Visser getrouwd met deze bekende Utrechtse surrealist. De twee woonden aan de Oudegracht 313bis, vlakbij de schilders Pyke Koch en Dick van Luijn. Het was geen doorsnee huwelijk. Moesman was een lieve, boeiende man, maar hij had een perverse kant die uiteindelijk tot een scheiding leidde. Jaren later ontwikkelde zich opnieuw een vriendschappelijke band tussen beide. Achteraf gezien vond Visser dit de meest inspirerende periode van haar leven."
https://www.rtvutrecht.nl/gemist/uitzending/rtvutrecht/van-rossem-vertelt/20160922-0702/8105721
Rechts het schilderij "het gerucht" van Moesman (privé bezit)
Voor recente ontwikkelingen m.b.t. dit schilderij zie https://denuk.nl/het-gerucht-van-moesman-terug-utrecht/
Hans van Dokkum
Iets verder weg, op het historische bastion Sterrenburg heeft vanaf 1955 de kunstenaar Hans van Dokkum (1908-1995) gewoond. Hij was ondermeer enige tijd voorzitter van Kunstliefde.
"In 1528 gaf keizer Karel V opdracht tot modernisering van de versterkingen rond Utrecht. Vanaf 1544 werden vier bastions gebouwd, waaronder Sterrenburg dat in 1558 gereed kwam. Geen van de bastions is ooit gebruikt voor het eigenlijke doel: de stadsverdediging. Al na vijftig jaar verloren ze hun militaire waarde, en werden ze voornamelijk als woonruimte gebruikt. In 1842 werden de bastions afgebroken ten gunste van de singelaanleg door Zocher. Het huis Sterrenburg bleef bestaan en diende als ambtswoning van de plantsoenmeester, en later als woonhuis van de kunstenaar Hans van Dokkum. In 1996 kwam het in particuliere handen, waarna de restauratie krachtig ter hand werd genomen. "
www.stichtingdeplantage.nl/artikel.php?id=28
huis op Sterrenburg met kazematten
Voor mijn vader leverde de directe omgeving blijkbaar geen directe inspiratie op; wel trof ik een paar schetsen van hem aan die het uitzicht vanuit zijn atelier op de overkant, twijnstraat aan de werf weergeven (links) ,en één dat naar ik meen de Krommerijn achter de Tolsteegbrug weergeeft. Hij had een duidelijke voorkeur voor tekenen van landschappen buiten de stad, zoals de uiterwaarden van de Lek die we regelmatig bezochten.
Ik vond meer informatie over de relatie tussen Nijhoff en Koch, ik citeer Niels Boekhove en Carel Blotkamp
Tussen 1933 en 1941 woonde Martinus Nijhoff (1894-1953) in Utrecht. Hier schreef hij zijn bekendste werken: ‘De moeder de vrouw’, (‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’), ‘Het kind en ik’, ‘Awater’ en ‘Het uur U’. In het befaamde pand Oudegracht 341 woonde hij samen met de schilder Pyke Koch, de schrijvers Jan Engelman en Cola Debrot en de musicus Hans Philips. In deze groep verkeerden ook Victorine Hefting, balletdanser-choreograaf Igor Schwezoff en actrice Claudine Witsen Elias. Veel minder bekend is de docente klassieke talen Josine van Dam van Isselt, met wie Nijhoff tussen 1933 en 1947 een relatie had en die veel meer dan tot nu toe werd aangenomen een stempel op zijn persoon en werk heeft gedrukt.
Hoe ontstond in 1934 'Awater', het beroemde lange gedicht van Martinus 'Pom' Nijhoff dat de vorm heeft van een stadswandeling? En dat geldt als het beginpunt van onze moderne poëzie? De dichter volgt de heer Awater. 'Ik heb een man gezien. Hij heeft geen naam...'.
De naam pikte Nijhoff op uit een gesprek dat de vader van zijn vriend Pyke Koch - die dokter was - had over een patiënt, de heer Awater. Ik wandelde samen met de Niels Bokhove - die recent mooie ontdekkingen deed over Nijhoffs leven en werk - door Utrecht, langs oa. het pand Oudegracht 341 waar Nijhoff in zijn Utrechtse jaren (1934-1941) woonde. En ook andere kunstenaars als de surrealistische schilder Pyke Koch en de schrijver Jan Engelman.Nijhoff wees zelf op de verwantschap tussen zijn werk en het surrealisme. En Bokhove ontdekte wie Nijhoffs muze in die jaren was: Josine van Dam van Isselt, lerares oude talen aan het gymnasium. Ze woonde op kamers in de Herenstraat 27 in het gebouw van de Vrij Katholieke kerk.Niels ondekte kortgeleden de briefwisseling tussen Nijhoff en haar. Hij zal erover schrijven in het literaire onderzoekersblad De Engelbewaarder. Eenmaal aangekomen op de Oudegracht kwamen we in een verhuizing terecht. Ik maakte kennis met de zoon van Pyke Koch, die hier tot op heden woonde, maar nu verhuist omdat het huis te groot wordt voor zijn vrouw en hem. Boven bekeken we de kamer waar Nijhoff (aan de voorkant) Awater en zoveel meer schreef. Vrijwel onveranderd.Maandag te horen in de Avonden.
Niels Bokhove is filosofie- en literatuurhistoricus. Hij publiceerde eerder over Franz Kafka, David Vogel, Bruno Schulz, Paul Celan en Sándor Márai.
Carel Blotkamp over Pyke Koch en Martinus Nijhof ( Jaarboek Letterkundig Museum 4(1995) p.105 )
Toen ik in 1986 voor het tijdschrift Jong Holland een artikel schreef over de vriendschappelijke en artistieke banden tussen Martinus Nijhoff en de schilder Pyke Koch, paste in dat kader de publikatie van vier tot op dat moment onbekende gedichten die Nijhoff had gemaakt bij vroege schilderijen van Koch, Dolores' ontbijt, Mercedes de Barcelona, Bertha van Antwerpen en De schiettent. Ze waren op muziek gezet door hun beider vriend, de musicus en kunsthistoricus Hans Philips (die mij de teksten van de gedichten verschafte) en werden gezongen op een feest voorafgaande aan het huwelijk van Koch en Heddy de Geer in mei 1934. Dit aardige, bij vlagen heel mooie gelegenheidswerk is een plaats in de editie van de gedichten waardig gekeurd. Tijdens de voorbereiding van het artikel vertelde het toen al bejaarde echtpaar Koch mij uitvoerig en uiterst levendig over hun vriendschap met de dichter. Bij die gelegenheid reciteerden ze ook een stukje van een sinterklaasgedicht van Nijhoff dat gewijd was aan de tamme ekster van de familie (geen kraai, zoals ik foutief vermeldde). Ik citeerde het in mijn artikel aldus:
Gerrit, in de achtertuin / met zijn wakker kopje schuin / keek verlangend naar de pracht/ van de stille sterrenacht. [.…] Tot een sterrenpaar zoo lieflijk verscheen,/ dat Gerrit dacht, daar vlieg ik heen. / Wat de Sint aan Gerrit gaf / was een kruisje op zijn graf.
Het in het gedicht genoemde sterrenpaar had betrekking op de ogen van de kat die Gerrit naar alle waarschijnlijkheid had verrast (maar zoals Heddy Koch-de Geer me korte tijd na het gesprek schreef: ‘na een 3 of 4 dagen verscheen in eens Gerrit, mager en totaal verregend’). Het sinterklaasgeschenk, ‘een kruisje op zijn graf’, was een chocoladeletter waarvan stukken waren afgebroken zodat een kruisvorm was overgebleven.Het frappeerde me indertijd dat het echtpaar Koch zich zo'n vijftig jaar na dato nog een deel van het gedicht kon herinneren, al leek me dat de vijfde regel wat lengte en ritme betrof niet helemaal klopte.
Heddy Koch overleed in 1988, Pyke Koch in 1991. Kort geleden kreeg ik van hun beide zoons toegang tot een kist met correspondentie. Daarin trof ik onder andere een dikke envelop aan waarop in Kochs krachtige hand staat geschreven: ‘St Nicolaasgedichten’. En uit die envelop kwam de ware Gerrit te voorschijn. Op een gelinieerd vel papier staat aan de ene kant ‘Pyke’ in het handschrift van Josine van Dam van Isselt, Nijhoffs vriendin in de jaren dertig en de eerste helft van de jaren veertig, en aan de andere kant in Nijhoffs kriebelige schrift:
Gerrit, in den achtertuin,
Met zijn wakker kopje schuin,
Keek zieltogend naar de pracht
Van den kouden sterrennacht.
Het was stil, doodstil in huis.
Hans in Bommel, Plons en Pluis
Bij de gloeiende sigaar
Sliepen vredig naast elkaar.
Toen zag Gerrit op den muur
Een Tweetal sterren, van een vuur
Dat zoo vriendelijk verscheen,
Dat Gerrit dacht: daar vlieg ik heen.
Nauwlijks echter was hij daar
Of het bleek een oogenpaar
Van een kat te zijn. Ik spaar
U den rest en 't commentaar.
lees verder [genealogie]