Blauwburgwal in Amsterdam, rechts de banketbakkerij (nr 21) van mijn grootvader (Situatie van vóór 1940, in mei 1940 verwoest door vliegtuigbom)
https://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/erfgoed-week/bombardement-blauwburgwal/
Mijn vader werd op 13 oktober 1901 in Amsterdam geboren als oudste zoon van Evert Willem Dieperink (Terwolde, 1870- Zeist, 1937), van beroep banketbakker en Hendrina Arnolda van Broekhuizen (Veenendaal, 1878- Zeist, 1950) en kreeg de voornamen Alexander Gerhardus (naar zijn grootvader). Later kreeg hij nog twee jongere broers, Herman Adriaan (1905-1972) en Jan Evert Willem (1917-2001).
banketbakkerij Blauwburgwal 21
Terwijl mijn vaders beide broers qua beroep dicht bij dat van hun vader en grootvader zouden blijven, banketbakken, bleek mijn vader een buitenbeentje; hij had meer artistieke dan ambachtelijk aanleg en ambitie. Na de HBS ging hij uiteindelijk naar de Rijksacademie voor beeldende kunsten; daar haalde hij een diploma nadat hij met bijbaantjes grotendeels zijn eigen studie had betaald. Blijkbaar hadden zijn ouders niet veel op met het kunstenaarsmilieu bij de Academie, waar ondermeer poserende naaktmodellen een onderdeel vormden.
Hoe heftig hij thuis met zijn ouders heeft gebotst over zijn keus blijkt ook uit een bewaard gebleven autobiografisch toneelstukje van zijn hand, “Het probleemkind Louis” . Daarin laat hij zijn moeder uitroepen “....'t Zijn net halve garen, die kunstschilders. Bolsjewieken zijn het. Lange haren. Droomerige snoetwerken: lk spuug ze uit. Lange jassen, niet eens fatsoenlijk bijgestopt. Kousen, met gaten boven de hielen. En nou wou me zoon d'r ook bij gaan Ioopen. Zal mijn aanzien kosten. ...” Maar uiteindelijk komt er hulp van de doktor; "....Dat is zonde. lk wou dat ik 't zo kon. lk heb geen kinderen. Maar als ik er zoo een had, liet ik hem doorleeren. [...] Jullie geen geld, dan ik! Louis op mijn kosten, hoor je. Geen praatjes verder, je zoon neem ik mee. 't Zonde, zo'n aanleg.." (gehele tekst is bijgevoegd in een bijlage).
Er is weinig werk van hem uit de academietijd bewaard gebleven. Ik herinner me dat in ons huis op de oudegracht op de zolderkamer nog producties opgeslagen waren uit die tijd, naakten, stillevens, etc. Ik heb er alleen nog een aantal (zwart-wit) foto's van. Mijn neef Jan bezit een schilderij dat volgens hem het afstudeerwerk van mijn vader was. (zie hiernaast) . Het is geschilderd op karton en niet meer in goede staat.
Ik heb geen informatie over zijn eerste baan in Amsterdam; in het jaarverslag van 1932 van de Vereeniging van de grafische school in Amsterdam wordt een zekere A. Dieperink genoemd als tekenleraar, ik neem aan, mijn vader.
Mijn vader wordt o.a. vermeld in het Lexicon van Nederlandsche schilders en beeldhouwers , 1870-1940, door S.J. Mak van Waay (1944),
ALEXANDER GERARDUS. Geb.: 13 October 1901 te Amsterdam. Opleiding: Rijks-Academie to Amsterdam onder prof. Walken en prof. Jurres. Hij schildert Stillevens, Landschappen en Portretten. Is lid van het genootschap „Kunstliefde" te Utrecht en exposeert met deze vereeniging. Tentoonstelling: „Kunst van Heden", Rijksmuseum, 1939. Stillevens en Dorpsgezicht. Hij woont to Utrecht.
Voor 1945 exposeerde hij regelmatig bij het genootschap Kunstliefde in Utrecht; in de lokale pers trof ik een aantal recensies aan
Uit Utrechtsch Nieuwsblad 4-11-1937 Dan : drie stillevens van Alex Dieperink . Mooi,grijs van toon , is zijn stilleven met flesch . Het vruchten-stilleven contrasteert tegen den titel door zijn kleuren lawijd ; het beste van dit triois m.i . de kabeljauwkop , die goede picturale kwaliteiten verraadt
Na het huwelijk (Zeist, 1935) met mijn moeder, Cornelia Wilhelmina de Boer (geboren in den Helder, 1907) vestigden mijn ouders zich in Utrecht; eerst huurden zij een huis aan de Adelaarsstraat, een paar jaar later verhuisden ze naar een tamelijk ruim bovenhuis (met 7 kamers, maar oorspronkelijk zonder modern comfort, zoals douche, centrale verwarming, etc.) aan de Oudegracht 375bis, ca 300m van het Ledig Erf en Tolsteegbarriere. Het werd gehuurd van het R.K. Parochiaal Armbestuur der stad Utrecht (we woonden in een soort katholieke enclave).
De grote kamer boven aan de grachtkant was ingericht als atelier. In het midden stond een etspers, schildersezel en uiteraard diverse ingredienten voor etsen, tekenen en schilderen. In mijn herinnering bracht hij daar overdag veel tijd door als hij geen les moest geven.
Ik geloof niet dat hij met zijn beroep als kunstschilder veel geld in het laatje bracht. Daarom moest hij wel op zoek naar een baan in het onderwijs, in die tijd niet eenvoudig; uiteindelijk kon hij aan de slag aanvankelijk als tekenleraar bij een MULO school in Utrecht.
Tot vakonderwijzer teekenen is aan de Herv . School , Thorbeckelaan la benoemd de heer A . G . Dieperink te Amsterdam . (Utrechtsch Nieuwsblad 05/30/1932 )
Mijn moeder heeft zich later tegen Joop van Mildert iets anders uitgedrukt: "mijn man is leraar geworden omdat er al genoeg kunstenaars zijn, die brood moeten verdienen en het moeilijk hebben, mijn mans wens is vrij te kunnen werken, dat geeft hem voldoening."
Mijn moeder gaf aanvankelijk les aan een huishoudschool maar moest stoppen met werken na haar huwelijk (in die tijd gebruikelijk) . Er kwamen twee kinderen, eerst ik, Alexander Evert Leendert (1939) en later mijn zus Martha Hendrina (Martie) (1943).
Bij het huwelijk: Mijn opa (midden) em oma Dieperink- van Broekhuizen (rechts) en opa de Boer (links)
Gezicht op de Oudegracht vanaf de Vollersbrug; op de voorgrond de (voormalige) bierbrouwerij De Boog; op de achtergrond rechts de Paus Adriaan school (1915, indertijd een katholieke meisjes ulo, tussen 1992 en 2008 een dependence van het christelijk gymnasium, nu een appartementencomplex) , daarnaast is de bovenetage van de bovenwoning 375bis zichtbaar. (foto ca 1968)