Stoombootonderneming J. & A. van der Schuijt

STOOMBOOTONDERNEMING J. & A. VAN DER SCHUIJT

De zonen van Abraham van der Schuijt (1788), Johannes en Abraham, gingen eveneens het beroep van beurtschipper uitoefenen. De door hen in 1845 nieuw opgerichte firma J.& A. van der Schuijt werd een geduchte concurrent van de 's-Hertogenbosche en Schiedamsche Stoomboot Maatschappij op de bootdienst tussen 's-Hertogenbosch en Rotterdam/Schiedam. Na een felle strijd zou deze concurrentieslag uiteindelijk worden gewonnen door de gebroeders Van der Schuijt.

De oudste firmant, Johannes, behartigde tot aan zijn dood in 1891 de zaken van de firma vanuit 's-Hertogenbosch. Zijn zonen Abraham en Eimert, uit zijn huwelijk met de Werkendamse Apollonia Catharina Bouman, werden in 1885 als firmanten in de firma opgenomen.

De jongste firmant, Abraham, schijnt steeds de man te zijn geweest die er voor de firma op uittrok. Volgens overlevering zou hij in de winter van 1856 naar Friesland zijn gegaan om daar een door de firma gekocht schip op te halen. Hij vroor letterlijk in en moest daar enkele weken blijven tot de dooi intrad. In deze periode ontmoette hij in Woudsend Marijtje Tromp en toen Abraham in maart 1856 met het schip naar 's-Hertogbosch voer, bracht hij tegen zijn aanstaande vrouw mee. Het schip vernoemde hij naar zijn moeder "Hermina".

Uit het huwelijk met Marijtje zou later hun jongste zoon Lijkle zijn vader in het bedrijf opvolgen. In 1862 verhuisde Abraham met zijn gezin van 's-Hertogenbosch naar Rotterdam. Naast de bestaande vestiging in 's-Hertogenbosch werd door hem ook een kantoor in Rotterdam gevestigd en wel aan het Haringvliet Zuidzijde 52.

In 1872 kwam ook de 19-jarige Abraham, zoon van firmant Johannes, naar Rotterdam om door zijn oom te worden opgeleid.

In april 1853 werd bij de scheepstimmerwerf F. Smit het "stoomjagt Stad Rotterdam" te water gelaten, bestemd voor het vervoer van passagiers en goederen in het beurtveer tussen 's-Hertogenbosch en Rotterdam. Voorts hadden de firmanten tezamen met de firma Verschure aandelen in de Amsterdamsche Nachtdienst. Deze onderneming onderhield met twee stoomboten een nachtdienst voor personenvervoer tussen Amsterdam en Rotterdam, waarbij aansluiting bestond met het veer op 's-Hertogenbosch.

Op 29 januari 1875 werd de firma opnieuw geregistreerd met als vestigingsplaats Rotterdam. In 1883 werd door Janke en Everina Maria, de oudste dochters van Abraham, ter gelegenheid van de tewaterlating van het passagiersschip de "Harmonie" een rederijvlag vervaardigd bestaande uit drie horizontale banen, groen, wit, groen. De stoomboot "Harmonie", 150 ton, werd gebouwd door de werf Wilton te Papendrecht.

In 1885 vond er een belangrijke verandering plaats, toen een volgende generatie in de oude firma werd opgenomen, nl. Jan Eimert en Abraham, beiden zoons van Johannes. Blijkens een akte van 27 juni 1885 wordt de firma vanaf die datum voortgezet door Johannes en Johannes Eimert van der Schuijt, beiden te 's-Hertogenbosch en Abraham van der Schuijt junior en Abraham Johanneszn. van der Schuijt, beiden te Rotterdam. Na het overlijden van de oude Johannes in 1891 en zijn zoon Jan Eimert in 1895 werd de firma voortgezet door de twee overgebleven firmanten.

In 1895 had de firma 9 stoomboten en 4 lichterschepen in bezit met een totale waarde van ƒ 112.000,=, te weten de stoomschepen Harmonie, Eugenie, Handel en Scheepvaart, 's-Hertogenbosch I, Stad Rotterdam, Noord-Brabant, Maassluis, Simon van den Berg I, Rotterdam I en de ijzeren lichterschepen Josina, Maria, Johanna en Anna.

s.s. "Harmonie" Stoombootreederij vh. J. & A. van der Schuijt

Het bezit aan onroerende goederen bestond in 1895 uit:

- een huis en erf aan het Kanaal te 's-Hertogenbosch ter waarden van ƒ 3.000,=;

- een bergplaats, kantoor en erf aan het Kanaal te 's-Hertogenbosch ter waarde van ƒ 10.000,=

- een stal met wagenhuis, hooizolder, grond en erf aan de Prins Alexanderstraat te Rotterdam, ter waarde van ƒ 20.000,=

- een kantoor met pakhuis en smederij aan de Maaskade OZ 29-B te Rotterdam, ter waarde van ƒ 17.000,=

Voorts was de firma in 1895 in het bezit van 10 aandelen van de in 1888 opgerichte N.V. Stoombootdienst Schelde, waarvan de geschatte waarde ƒ 2.000,= bedroeg.

In de hierna volgende jaren werd het bedrijf sterk uitgebreid. In 1895 werd van rederij "Maas en IJssel" de passagiers- en goederendiensten Rotterdam-Kralingse Veer-IJsselmonde en Rotterdam-Lekkerkerk overgenomen. In de volgende jaren werden overgenomen de diensten van Rotterdam op Goes en Amsterdam op Goes; omstreeks 1905 de diensten van Den Hartog van Amsterdam op Tiel, in 1906 de dienst Rotterdam-Tiel, in 1907 de diensten van de Gebr. Goris van Rotterdam op Eindhoven en in 1908 de dienst Rotterdam-Zierikzee. In deze jaren werd voorts overgenomen de dienst Rotterdam-Zwolle via Utrecht, Amsterdam en Kampen. Vanuit Zwolle werd ook een dienst op

's-Hertogenbosch ontwikkeld.

In 1910 werd de helft van de Rübsaam-diensten van Rotterdam en Amsterdam op Tholen en Bergen op Zoom overgenomen en even daarna van de firma Slot de dienst Rotterdam-Zutphen-Deventer. In de later jaren werden nog overgenomen de diensten vanuit Amsterdam op Den Haag, Leiden, Maastricht, Breda en Utrecht en de diensten vanuit Den Haag op Leiden, Zwolle, 's-Hertogenbosch en Utrecht. Vanaf Rotterdam kwamen er nog diensten bij op Alkmaar en Amsterdam. In 1903 werd door de rederij ook een groot belang verkregen in een scheepswerf. Bij zijn overlijden in 1922 wordt Abraham Johanneszoon genoemd als directeur van J. & A. van der Schuijt's Scheepswerf en Machinefabriek te Papendrecht.

N.V. STOOMBOOTREEDERIJ V.H. J. & A. VAN DER SCHUIJT

Na het overlijden van Abraham van der Schuijt junior in 1902 werd in 1903 besloten om de onderneming om te zetten in een naamloze vennootschap, waarvan het gehele kapitaal van ƒ 300.000,= geplaatst was onder de familie van der Schuijt. Directeuren van de nieuwe N.V. werden Abraham Johanneszoon en zijn neeft Lijkle, de jongste zoon van de in 1902 overleden Abraham van der Schuijt. Ook Johannes Adrianus, een zoon van Abraham Johanneszoon werd later in de directie opgenomen.

In 1917 beschikte de rederij over 78 stoomschepen en 33 sleepboten en lichters met een inhoud van 12.000 ton en een waarde van 1½ miljoen gulden. Het hoofdkantoor was toen gevestigd aan het Oude Hoofdplein en de Maaskade te Rotterdam. Behalve een kantoor in 's-Hertogenbosch beschikte de rederij ook over 18 plaatselijke kantoren in het land.

Een groot verlies voor de onderneming was het op jeugdige leeftijd overlijden van Johannes Adrianus in 1919. Hij werd slechts 33 jaar oud. Een volgend verlies voor de onderneming was het overlijden van zijn vader Abraham Johanneszoon. Hij overleed in 1922 op 68-jarige leeftijd. De overgebleven directeur Lijkle van der Schuijt had zich inmiddels ook uit de zaak teruggetrokken. Binnen de familie van der Schuijt was er niemand meer bereid of beschikbaar om zitting te nemen in de directie van de onderneming.

Op 2 juli 1923 werd besloten om de naam van de onderneming te wijzigen in "N.V. J. & A. van der Schuyt's Stoombootrederij" en het aandelenkapitaal uit te breiden tot 1½ miljoen gulden, waarvan geplaatst en volgestort één miljoen gulden. Tot directeuren werden benoemd de 30-jarige Willem Boudewijn Karel Verster en Marinus Willem Moerdijk. Jan Pieter Boele, schoonzoon van Abraham Johanneszoon, bleef jarenlang als commissaris en later als president-commissaris bij de onderneming betrokken.

Op 28 maart 1930 werd de naam van de N.V. opnieuw gewijzigd in 'N.V. Reederij Van der Schuyt", met als doel scheepvaartreederij en expeditiebedrijf. In 1930 verkreeg de rederij grote belangen in Verschure & Co.'s Algemeene Binnenlandsche Stoomvaart Maatschappij. Deze maatschappij had weer aanzienlijke belangen in de N.V. Zaandamsche Stoomvaart Maatschappij, de Scheepvaart Maatschappij Holland-Friesland ("Stanfries") en "Zaanland".

Een Dodge vrachtauto uit 1940/45 van N.V. Reederij Van der Schuyt, voorzien van een gastank.

(Foto Jan Geerlings, Beesel

Op 15 mei 1940 vond het bombardement op Rotterdam plaats, waarbij de onderneming zwaar werd getroffen. Het hoofdkantoor aan de Maaskade met garage, werkplaats en pakhuizen werd totaal verwoest. De administratie ging in vlammen op. Twintig auto's werden vernietigd en sommige schepen tot zinken gebracht. In de loop van de oorlogsjaren werden 35 schepen gevorderd, terwijl tien schepen buiten dienst werden gesteld. Na afloop van de oorlog werd getracht het bedrijf weer op te bouwen.

In het najaar van 1946 vond er een samenvoeging plaats van de N.V. Reederij Van der Schuyt en haar dochteronderneming N.V. Reederij Stanfries met de N.V. Gebrs. van den Boom's Stoombootreederij. In 1948 werden deze drie beurtvaartondernemingen in één exploitatie verenigd en ondergebracht in de N.V. Reederij Van der Schuyt.

Op 10 september 1948 werd de naam van de vennootschap gewijzigd in "Van der Schuyt-Van der Boom-Stanfries Reederij N.V. en in 1972 werd de vennootschap omgezet in een besloten vennootschap.

Een Mack vrachtauto uit ca. 1948 van de S.B.S. (Van der Schuyt-Van der Boom-Sranfries Reederij)

(Foto Jan Geerlings, Beesel)

Op 11 december 1978 werden de statuten van de vennootschap opnieuw vastgesteld en de naam gewijzigd in "Damco Transport Nederland B.V.". In 1988 kwamen de aandelen van de vennootschap in handen van de Koninklijke Nedlloyd Groep N.V. en bij acte van 11 juli 1988 werd de naam gewijzigd in "Nedlloyd Road Cargo B.V."

Bron

- "Het geslacht Van der Schui(j)t" Werkendam en De Werken, 1995, door J.J. van der Schuit, Alkmaar.

Startpagina