Biografie Jacob Jan van der Schuit (1876-1963)

Biografie en familiefoto's van Jacob Jan van der Schuit

(door zijn kleinkinderen Gonnie Koornstra, Jacob Jan van der Schuit en Arie van de Ruit)

Jacob Jan werd geboren op 8 september 1876 te De Werken als tweede zoon uit het huwelijk van Arie Govert van der Schuit (1846-1927) en Neeske Paans (1844-1903). Zijn roepnaam werd Jan. De geboorteaangifte werd nog dezelfde dag gedaan door Arie Govert met als getuigen Cornelis Slagmolen, oud 28 jaar, arbeider, wonende te De Werken en Hendricus Mourik, oud 30 jaar, tapper, wonende te Sleeuwijk.

Uit het huwelijk van Arie Govert en Neeske werden tussen 1868 en 1887 in totaal elf kinderen geboren. Arie Govert was van beroep rijswerker en later houthandelaar. Ná het overlijden van Neeske Paans hertrouwde Arie Govert in 1904 met Anna Borstlap (1864-1948), uit welk huwelijk nog twee kinderen zijn geboren.

Over Jan's jeugd is weinig bekend, maar deze moet hij hebben doorgebracht in De Werken. Daar heeft hij ook de lagere school bezocht. Vanaf zijn elfde jaar moest hij al aan het werk. Op 5 maart 1896 werd Jan ingelijfd als miliciën bij het 3e Regiment Vesting-Artillerie te Gorinchem. Op 30 juni 1897 is hij met groot verlof gegaan. Hij was ingeschreven onder stamboeknummer 7913, waarbij het volgende signalement werd vermeld: lengte 1.76 m., aangezicht ovaal, voorhoofd rond, ogen bruin, neus dik, mond gewoon, kin rond, haar en wenkbrauwen donkerblond, geen merkbare tekenen.

Huwelijksakte Jacob Jan van der Schuit en Lijntje Adriaanse

Op 2 december 1899 trouwde Jan te De Werken met Lijntje Adriaanse, dochter van Maarten Adriaanse (1843-1922) en Teuntje Damen (1851-1931). In de huwelijksakte is te lezen, dat Maarten Adriaanse deze niet kon ondertekenen wegens "ernstige ziekte der ogen". Maarten Adriaanse was oorspronkelijk schipper van beroep en afkomstig uit Sliedrecht en huwde in 1876 met Teuntje Damen uit De Werken. Lijntje Adriaanse werd op 6 november 1876 geboren in De Werken en had nog drie jongere zusters, te weten Keetje, Pie en Mien.

Opoe Teuntje Adriaanse-Damen (1851-1931) met drie van haar vier dochters, v.l.n.r. Keetje, Lijntje en Pie

Jan en Lijntje gingen wonen in een huisje onder aan de Sleeuwijksedijk in De Werken. Het huisje had ook een groententuin. In de winter was het huisje erg koud en tochtig. Als het had gesneeuwd moest er worden geklauterd om op de dijk te komen. Het huisje had een open haard met daarachter een metalen plaat tegen brandgevaar. Lijntje kookte bij de open haard en de potten hingen dan boven het vuur. Binnen een jaar werd het eerste kind geboren, een zoon, die genoemd werd naar zijn grootvader Arie Govert. Een jaar later werd een tweede zoon geboren, die de naam Maarten Cornelis kreeg.

De Sleeuwijkse Dijk gezien vanuit de Kruisstraat

In de winter van 1904/1905 kregen Jan en Lijntje beiden longontsteking en waren zwaar ziek. Lijntje was toen al in verwachting van haar derde kind. Toen zij zo ernstig ziek waren, leden zij bittere armoede, want er waren geen inkomsten en de spaarcenten waren snel op. Van bakker Kieboom, bijgenaamd "bakker in z'n hemd", kregen zij toen dagelijks gratis een brood. Vader en moeder Adriaanse, die dichtbij woonden, zorgden toen een beetje voor het gezin. Toen Jan hersteld was, ging hij weer aan het werk; er was in die tijd geen sprake van werkeloosheid.

In 1905 werd het derde kind geboren, een dochter, die genoemd werd naar haar grootmoeder Neeske, met de roepnaam Nel. In 1908 werd een derde zoon geboren, die de naam Cornelis kreeg, met als roepnaam Cees. In 1911 werd opnieuw een dochter geboren, genoemd naar haar grootmoeder aan moederskant Teuntje, met als roepnaam Gon.



Links: Arie en Maarten (1904)



Rechts: Lijntje met Arie, Maarten en Neeske (1907)

Jan werkte toentertijd in de wintermaanden als griendwerker in de grienden van de Biesbosch. 's Maandags ging hij dan met ca. acht man met de boot de Merwede af en de Biesbosch in. Dat was een gevaarlijke tocht van wel drie á vier uur roeien. De mannen hadden allemaal een zogeheten kooikist bij zich. Een kooikist is een soort voorraadkist van 33 cm. hoog, 38 cm. breed en 87 cm. lang. In de kist werd gereedschap, eten en kleren opgeborgen. De mannen bleven dan de gehele week van huis en sliepen in een grote keet. Deze was koud en niet erg comfortabel. Het was een houten hok met in het midden een stookgat. Onder dit gat werd een vuur aangelegd om er wat op te koken en voor wat warmte voor de avond en de nacht. Het eten was niet veel soeps. Het bestond o.a. uit rapen, wortelen, uien, pannekoeken en bonen.

Omdat de mannen niet goed konden koken, was het eten soms half gaar. Er waren mannen bij die als gevolg van de kou en het slechte eten konstant diarree hadden. In de keet werden voor de nacht strozakken met dekens op de kale vloer gelegd; de strozakken en dekens werden door het vocht vaak nat.

Het werk in de grienden bestond uit het kappen van de tenen (jonge takken) van wilgen. De takken werden dan gebundeld en per schip afgevoerd naar b.v. Hoek van Holland of Oostvoorne. Dit werk kon alleen 's winters worden gedaan, omdat de bomen dan bladkaal waren. Jan verdiende met het griendwerk erg weinig. Toen zijn zoon Arie Govert elf jaar was geworden, ging deze met hem mee naar de grienden om daar te werken.

In de zomermaanden werkte Jan als rijswerker. Van de in de winter gekapte wilgentenen werden vlechtwerken gemaakt, die dienden als zinkstukken om dijken te verstevigen. De zinkstukken werden verzwaard met zand, aarde, klei en stenen. Het vlechten van de zinkstukken was erg zwaar werk. Jan was vaak weken van huis, want heen en weer reizen was er toen niet zo bij en zou teveel tijd en geld hebben gekost.

Lijntje van der Schuit (1918-2007

's Zondags ging het hele gezin naar de Nederduits Hervormde Kerk in Werkendam. Jan en Lijntje waren erg gelovig en de gang naar de kerk werd dan ook nooit overgeslagen. Toen de kinderen ouder werden, hadden zij niet altijd zin om mee naar de kerk te gaan. Daar werd dan niet moeilijk over gedaan. Na de kerkgang was het altijd gezamenlijk koffie drinken en praten. "s Middags gingen Jan en de grotere jongens naar de brug van de Sassendijk toe. Deze brug was een verzamelplaats waar alle nieuwtjes van de week werden uitgewisseld. Er was toen wel een krant, maar die kwam maar één keer per week uit en daarin stonden niet altijd alle dorpsnieuwtjes.

Zoals reeds vermeld woonden vader en moeder Adriaanse dicht in de buurt van het gezin van hun dochter Lijntje. Vader Adriaanse kon niet meer zo goed horen en zien. Moeder Adriaanse las dan de krant voor aan haar man. Zij schreeuwde dan door een grote koehoorn, die hij aan zijn oor hield. Vader en moeder Adriaanse hadden het niet zo goed. Moeder deed voor anderen, meest notabelen, wel zes wassen per week om wat geld te verdienen. De was werd toen nog helemaal op de hand gedaan met borstel en wasbord. Eerst ging de was in de soda om in te weken, toen spoelen in sop met groene zeep, daarna in de bleek met blauwsel, bleken op het bleekveld en tenslotte stijven, drogen en strijken. Soms moest er ook nog naai- en verstelwerk worden gedaan. Dit alles moest ook nog worden opgehaald en teruggebracht

's Avonds ging moeder Adriaanse ook nog de straatlantaarns aansteken om wat extra geld te verdienen. Haar vingers stonden zó krom van het werken, dat zij deze niet meer recht kon krijgen. Ondanks haar harde werken is zij toch nog 81 jaar oud geworden.





Het Plein (1915) met de nieuwe ophaalbrug naar de buurten Zevenhuizen en Koppenhof

In 1914 werd het gezin van Jan en Lijntje uitgebreid met een vierde zoon, die de naam Jacob Jan kreeg. In september 1916 verhuisde de familie van De Werken naar Werkendam en ging wonen in een huis op het Koppenhof. Het Koppenhof was een steeg met vijf huizen en achter in de steeg stonden twee WC-hokjes boven een sloot.

In dat huis was het iets gerievelijker, want daar was een kolenfornuis en dat gaf meer warmte. Op het fornuis kon ook gekookt worden. De huur van het huis in Werkendam was wel iets hoger, maar dan kon ook want Jan ging meer verdienen en ook de twee oudste jongens waren al aan het werk. In Werkendam werd het gezin in 1916 en 1918 nog uitgebreid met twee dochters, die de namen Cornelia Adriana en Lijntje kregen.

Het was volgens zeggen een gezellig gezin met al die acht kinderen; er bestond een hechte familieband. Als Jan thuis was, was hij de baas in huis en Lijntje had dan niet veel te vertellen. Hij zorgde echter goed voor zijn gezin en er was altijd brood op de plank. Hij was beslist niet lui en kon hard werken. Hij was ook erg sterk.

Dochter Cornelia Adriana, roepnaam Cor, werd op jonge leeftijd uitbesteed aan haar tante Keet, een zuster van Lijntje. Tante Keet (Cornelia Adriana Adriaanse) was gehuwd met Paulus van Driel. Hun enig kindje was heel jong gestorven. Paulus dreef een kruidenierswinkel en de twee waren niet onbemiddeld, zodat Cor naar de Hervormde school in Werkendam kon gaan. Voor deze school diende toen nog betaald te worden. De andere kinderen van Jan en Lijntje gingen om die reden naar de openbare school.

Schoolfoto eerste klas van de lagere school te De Werken, vóór 1916

Jan had intussen een baan gekregen op de baggerschuiten van het bedrijf Fop Smit uit Kinderdijk. Op het baggerschip stond hij aan de lier. Met die lier kon het schip zijwaarts verplaatst worden. Hij werkte in Duitsland, Denemarken of Zweden en was soms maanden van huis. Als Jan zo lang van huis was, nam zijn zoon Maarten het gezag binnen het gezin over . De andere kinderen namen hem dat niet altijd in dank af, want Maarten was nogal bazig.

Het gezin is later nog een keer verhuisd naar een nieuwbouwwoning in de Uitbreiding van Werkendam. Het waren nieuwe huizen met beneden een woonkamer en slaapkamer, en boven twee slaapkamers en een zolder. Jan zorgde er ook voor dat Lijntje een hulp kreeg in de huishouding voor het zwaardere werk. De hulp heette Maaike van Veen.

In april 1924 verliet de oudste zoon Arie Govert als eerste het ouderlijk huis en vertrok naar Ridderkerk. In juni 1926 volgde zijn zuster Neeske, die naar Den Haag vertrok om daar te gaan werken als dienstbode. In juli 1926 vertrok Maarten naar Amsterdam als bouwvakker. Vader Jan was in die tijd met zijn zoon Arie Govert langdurig werkzaam in de Zuiderzee-polders.

In 1927 besloten Jan en Lijntje met het hele gezin naar Amsterdam te verhuizen. De werkgelegenheid was daar klaarblijkelijk beter dan in Werkendam. Op 7 mei 1927 werden zij te Amsterdam ingeschreven op het adres Mataramstraat 16, 3 hoog in de Indische Buurt.

bron: Centr. Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage

Vóór- en achterzijde van de persoonskaart van Jacob Jan van der Schuit

Evenals zijn zonen Arie Govert en Maarten ging Jan in de bouw werken. Zij waren betrokken bij diverse grote bouwwerken en verbouwingen, zoals de Kilometerbrug bij Diemen, het Paleis op de Dam, de Berlagebrug en het Tuschinski theater in Amsterdam en de warenhuizen van de Bijenkorf in Amsterdam en Rotterdam. Jan was ook betrokken bij de sloop van het in 1929 door brand verwoeste Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein in Amsterdam, op de plaats waar nu het gebouw van de Nederlandsche Bank staat.

In 1931 werd dochter Teuntje (Gon) ernstig ziek. Het bleek hersenvliesontsteking te zijn. Op 8 december overleed zij tot veel verdriet van haar ouders, broers en zusters. Zij werd op 11 december 1931 begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam. Haar verloofde Bas van de Ruit trouwde later met haar zuster Lijntje.

Teuntje (Gon), 1911-1931 Stierf op 20-jarige leeftijd aan hersenvliesontsteking.

Cornelia Adriana (Cor), 1916-1996

Dochter Cor miste een heleboel gezelligheid in Werkendam door het vertrek van haar familie in 1927 naar Amsterdam. In 1934 verliet zij onaangekondigd haar tante Keet en ging op de fiets naar Amsterdam om zich bij haar ouders, broers en zusters te voegen.

In 1939 was Jan aan het werk bij de bouw van het Zeemanshuis in Egmond aan Zee. Dit werd zijn laatste karwei. Hij is daar van een steiger gevallen en rechtstandig op zijn benen terechtgekomen. Zijn hielen waren zwaar gekneusd, de gewrichtsbanden stuk en de voetbeentjes gebroken. Na te zijn hersteld bleven zijn voeten en benen dik van het vocht. Hij moest veel met zijn benen omhoog zitten en werken was er dus niet meer bij. Hij kreeg toen, dankzij de hulp van zijn huisarts dokter Meijer (eveneens afkomstig uit Werkendam), een invaliditeitsuitkering. De kinderen, die goed verdienden, gingen vader en moeder toen financieel ondersteunen.

Lijda met verloofde Bastiaan van de Ruit

Jacob Jan met dochter Lijda (L) en kleindochter Lijda

Lijntje met schoonzoon Bastiaan van de Ruit

In april 1940 verhuisden Jan en Lijntje naar Palembangstraat 54, een benedenhuis óók in de Indische Buurt. Gedurende de Tweede Wereldoorlog hebben de kinderen, die inmiddels allemaal getrouwd waren, de oudelui ondersteund met brandstof en eten. Omstreeks 1950 werd moeder Lijntje ziek. Zij leed aan suikerziekte en werd steeds magerder. Zij overleed op 78-jarige leeftijd wegens ouderdom op 13 maart 1955.

Vader Jan heeft daarna de eerste jaren nog alleen in het benedenhuisje doorgebracht, maar de eenzaamheid werd hem op een gegeven moment te veel. Hij werd toen door zijn zoon Maarten, die inmiddels weduwnaar met twee opgroeiende kinderen was geworden, in huis genomen in de Maritzstraat in de Amsterdamse Transvaalbuurt. In het najaar van 1962 werd Jan erg hulpbehoevend en opgenomen in het bejaardentehuis Amstelhof aan de Amstel in Amsterdam. De verzorging in het tehuis was echter niet al te best en nadat hij een keer uit bed was gevallen en zich dusdanig had verwond, moest hij constant in bed blijven. Mede als gevolg van de slechte verzorging overleed hij op 1 februari 1963 op 86-jarige leeftijd.

Lijntje en Jan werden op respectievelijk 17 maart 1955 en 6 februari 1963 begraven in het familiegraf op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam. In dit graf was in 1931 ook hun dochter Teuntje (Gon) begraven.

(Deze biografie werd voor een groot deel samengesteld aan de hand van aantekeningen gemaakt door Gonnie Koornstra, kleindochter van Jacob Jan van der Schuit en Lijntje Adriaanse.)





Jacob Jan met Lijntje en dochter Lijda op de nieuwe "kilometerbrug"

picknicken bij de auto van schoonzoon Bastiaan





Lijntje met dochters Cor en Lijda

dochter Lijda te paard

Lijda en Bastiaan (1934)

Maarten en Heijltjen (1939)

Cornelia en Gerrit (1941)

Jacob Jan en Antje (1943)

Cornelia Adriana, Gerrit Zwaneveld en dochter Ria

kleindochter Ria met opa en neef Joop op de schommel

Arie op de arm bij oma

Arie met zijn tante Nel en oma

Bastiaan en Lijda van de Ruit met zoon Arie

Op 2 december 1949 waren Jacob Jan en Lijntje 50 jaar getrouwd

Het bruidspaar met hun kinderen en aangehuwden (1949) met v.l.n.r. onderste rij: Antje Kragten, Nel v.d. Schuit, Riek Ladage, Lijda v.d. Schuit, Cor v.d. Schuit, Heiltjen Loman, Riek Koornstra en Arie v.d. Schuit

bovenste rij: Cees v.d. Schuit, Maarten v.d. Schuit, Bas v.d. Ruit, Karel Jaspers, Jan v.d. Schuit en Gerrit Zwaneveld.

het gezelschap op de foto hiernaast aangevuld met kleinkinderen en naaste famile

Jacob Jan tussen zijn dahlia's (ca. 1955)

Arie Govert van der Schuit met zijn zusters Lijntje (L) en Cornelia Adriana