ITTMANN

Jurisprudentie 1949 No 51 bladzijde 87-89 (belangrijkste argumenten genoemd)

Kantongerecht Haarlem (Bijzondere Rechtspleging), 2 November 1948

Rechter Mr. Goudsmit. (Wet Notarisambt art 6; Tribunaalbesluit art. 1)

Notaris Ter Weel, als bijz. vertegenwoordiger van Hendrik Coenraad Ittman geboren 7 Juli 1882 Goes Overleden 24 Juli 1943 te Haarlem.

Hendrik Coenraad Ittman van beroep notaris, destijds wonende te Haarlem, beschuldigde.

Beschuldigt van:

dat hij, gedurende de jaren 1942 en 1943 de akten van verkoop heeft gepasseerd van 49 panden, afkomstig uit Joods bezit, tot een totaal bedrag van f 255.450, zulks ook zonder de kopers te waarschuwen, dat deze onroerende afkomstig waren van Joods bezit en dus geroofd door de vijand. Dat hij hier aan bruto provisie in totaal f 3300,40 heeft ontvangen.

De verdediging vind dat de beschuldiging vervallen moet worden verklaard op grond van de navolgende redenen:

Dat niet is bewezen dat de beschuldigde de kopers van onroerend goed niet gewaarschuwd heeft bij het passeren van de betreffende akten. Immers de door de P.R.A. (Politieke Recherche Afdeling) gehoorde getuigen hebben er zowel in verband met acties, tot rechtsherstel als uit Tribunaalrechtelijk oogpunt te zeer belang bij om hun eigen aansprakelijkheid op een ander af te wentelen.

Mede gelet op de verklaringen van candidaat notaris Izak Jonk d.d. 13 Oktober 1948, zelve van Joodsen bloeden, en van de volkomen onpartijdige Mr. M van Vught d.d. 26 Februari 1946, welke het tegendeel waarschijnlijk maken tot het bewijs van dit onderdeel der ten laste legging zou kunnen leiden.

Er blijft te beantwoorden de vraag of het passeren van de akten van verkoop van onroerend goed afkomstig uit Joods bezit op zich zelve onder de werking van het Tribunaalbesluit valt. Art. 6 lid 1 van de Wet op het Notarisambt bepaalt: Buiten gegronde redenen mogen Notarissen, hunne dienst niet weigeren, wanneer zij tot het verlenen daarvan worden verzocht." De vraag is of deze redenen in het onderhavige geval aanwezig zijn.

De Hoge Raad heeft bij het arrest van 12 Januari 1942, N. J. 1942 No. 271 beslist, dat de verordeningen van de bezetter door in functie gebleven rechterlijke macht niet aan het landoorlogreglement mogen worden getoetst en dat aan een door de bezettende macht genomen maatregel van wetgevende aard onder de huidige omstandigheden het karakter van wet in de zin der Nederlandse wetgeving niet kan worden ontzegd. (Toetsingsarrest 1942)

Ook hebben de Ringen van de Broederschap op basis van vrijwilligheid de door hen ontvangen honoraria van de gepasseerde akten afgestaan aan een door de Broederschap van Notarissen in het leven geroepen fonds, met een algemeen maatschappelijk doel (pas na de oorlog)

Hierbij wordt in het bijzonder opgemerkt, dat dit niet enige erkenning van schuld of laakbaar handelen inhoud.

De rechter is van mening dat beschuldige daarom niet kan worden verweten voordeel te hebben genoten uit het passeren van de akten van geroofd Joods bezit.

(Volgt vervallenverklaring van de beschuldiging)

Opmerkingen:

Hendrik Coenraad Ittman overleed in 1943 en is dus postuum vervolgt.

Dit was niet ongewoon, en de gevolgen zoals verlies van pensioen voor de nabestaanden was o.a. daarvan het gevolg.

De verklaring dat Izak Jonk candidaat notaris bij Ittmann van Joodsen bloede was, is een leugen geweest, met als doel, om de gedragingen van Ittmann in een gunstig daglicht te stellen. Izak Jonk zijn vader was Nederlands Hervormd, en zijn moeder Jacomina Corbeel was eveneens Nederlands Hervormd.

Uit het bevolkingsregisters van Tholen (Zeeland) blijkt dat beide ouders Nederlands Hervormd waren. Tevens blijkt ook dat er onder de omgekomen Nederlandse Joden geen enkele familienaam voorkomt van "Jonk" en of "Corbeel". Wat Mr. M van Vught betreft, daar is geen enkele informatie over gevonden.

Op 19 Augustus 1950 is Izak Jonk benoemd als notaris in het district Haarlem, op hetzelfde adres waar Ittmann voorheen was gevestigd. Op 15 Augustus 1968, heeft Izak Jonk eervol ontslag gekregen als notaris.