bottcher
Staatscourant 20 februari 1947
Dossier No. 835.
Rol. No. 507.
EXTRACT-UITSPRAAK
Tribunaal voor het arrondissement Utrecht
Bij uitspraak van genoemd Tribunaal (4de kamer) van 17 October 1946 is de beschuldigde Margaretha Elisabeth
Böttcher, echtgenoote van jhr. F. H. van Beyma Thoe Kingma, geboren te Leipzig 6 October 1894, zonder beroep, wonende te
Baarn, thans gedetineerd in kamp ,,de Roskam." te Weesp, schuldig verklaard;
en zijn haar, op grond van de betrekkelijke artikelen, als bijzondere maatregelen opgelegd:
1. interneering, waarbij in overweging wordt gegeven, een tijdsduur in acht te nemen van 18 maanden, te rekenen vanaf
den dag der arrestatie, zijnde 18 Juni 1945, zoodat de interneering zal eindigen op 18 December 1946;
2. ontzetting van het recht van kiezen en verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
3. verbeurdverklaring van het vermogen tot een bedrag van. f 3000 (drie duizend gulden) ;
verstaat, dat het beheer over het vermogen van beschuldigde zal worden opgeheven drie maanden na den dag, waarop
beschuldigde uit de interneering zal zijn ontslagen en de maatregel van verbeurdverklaring is ten uitvoer gelegd;
bepaalt, dat de gemeenschap van goederen wordt ontbonden, waarin beschuldigde is gehuwd met jhr. Frederik Hessel van
Beijma Thoe Kingma, zonder beroep, wonende te Baarn.
Fiat executie verleend op 30 November 1946 door de Hooge Autoriteit, bedoeld in art. 4 K.B. van 23 December 1944, Stbl. E 153.
(w. g.) Verdam.