HOITINK

Stcr 20-4-1947

EXTRACT-UITSPRAAK

Tribunaal voor het arrondissement Utrecht

Bij uitspraak van genoemd Tribunaal (6de kamer) van 7 Juni 1946 is de beschuldigde Gesiena Hendrika Hoitink, geboren te Winterswijk, zonder beroep, wonende te Amersfoort, thans gedetineerd te Amersfoort, schuldig verklaard; en zijn haar, op grond van de betrekkelijke artikelen, als bijzondere maatregelen opgelegd:

1. interneering, waarbij het Tribunaal in overweging geeft, deze tot een tijdsduur van 4 jaar te beperken, met aftrek van den tijd, door de beschuldigde reeds in bewaring doorgebracht, zoodat beschuldigde, die op 14 September 1945 is aangehouden, op 14 September 1949 in vrijheid kan worden gesteld;

2. ontzetting van het recht van het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;

3. verbeurdverklaring van het vermogen van beschuldigde, waarbij het Tribunaal, volgens artikel 7, lid 5, van het Tribunaalbesluit, de gemeenschap van goederen, bestaande tusschen beschuldigde en haar echtgenoot Hendrikus Leonardus Hoorn, zonder beroep, wonende te Amersfoort, voor ontbonden verklaart en de verbeurdverklaring zich beperkt tot het persoonlijke vermogen van de beschuldigde na de scheiding van goederen;

verstaat, dat het overeenkomstig het Besluit Vijandelijk Vermogen door het Nederlandsch Beheersinstituut uitgeoefende beheer van het vermogen van beschuldigde zal worden opgeheven op den veertienden dag na publicatie van genoemde scheiding van goederen in de Nederlandsche Staatscourant.

Fiat executie verleend op 21 Augustus 1946

door de Hooge Autoriteit, bedoeld in art. 4 K.B. van 23 December 1944, Stbl. E 153.

(w.g.) Verdam.

Dossier No. 367.

Rol No. 483.