Kant is een artistiek weefsel gemaakt van draden. Linnen, katoen, zijde of zilver- en gouddraad zijn de materialen waarmee gewerkt wordt. Kant is een product dat onder het handwerk valt, zoals haken en breien. Kant is ontstaan in de 15de eeuw. Waar het is ontstaan, in Vlaanderen of Italië, weet men niet precies.
Het klossen van kant is een techniek die al eeuwen bestaat. Kant is zeer kostbaar, en was daarom in het verleden alleen bereikbaar voor de zeer rijken. De kostbaarste kant is van de dunste draden gemaakt.
Kant wordt toegepast in kleedjes en in losse stukken. Het resultaat wordt vaak ingelijst in een kader of op een andere manier achter glas gezet. Vroeger werd kant veel in zowel dames- als herenkleding gebruikt. Kant werd gebruikt voor kragen en manchetten, langs de zomen van jurken, in doopjurken etc. In de katholieke kerken wordt tegenwoordig nog veel kant verwerkt in priesterkleding, altaarkleden en kleding voor heiligenbeelden.
Naaldkant is ontstaan uit naaiwerk en doet men met naalden. Men versierde het boordje van de onderkleren dat uitstak boven de kleding. Daarvoor trok men draadjes uit de stof en men borduurde rond de ontstane opening, zowel horizontaal als verticaal. Op den duur trok men alsmaar meer draden uit om ingewikkelder versieringen te maken zodat er nog weinig stof overbleef. Tot iemand op het idee kwam om enkel met draden te werken. Men naaide de gespannen draden met een driegdraad vast op het patroon en men borduurde als voorheen. Men gebruikte dezelfde patronen.
Kloskant wordt gemaakt met behulp van kantklosjes. Deze klosjes worden altijd in paren gebruikt, die over het gehele werk bij elkaar blijven behoren. Op deze klosjes worden draden gewikkeld. Een ervaren kantklosster kan werken met honderden klosjes tegelijk, die zeer snel om elkaar heen geslagen worden. Na het maken van een aantal slagen wordt een speld in het patroon gestoken, wat het vlechtwerk op zijn plaats houdt. Als een klosje leeg raakt, wordt er opnieuw draad omheen gewonden, dat aan het uiteinde van de oude draad wordt vastgeknoopt. Het knoopje wordt met een fijne schaar zo kort mogelijk afgeknipt.
Het patroon wordt hier in noordwest-Europa bevestigd op een groot plat kussen. Iedere streek en iedere kantsoort heeft zijn eigen type van klosjes, kussens en patronen.
Iedere stad en iedere streek had vroeger zijn eigen patronen en zijn eigen manier van werken.
Voor Brugge is de meest typische textielkunst ongetwijfeld die van de kloskant. Kant bleef tot de 17de eeuw onder de naam 'Vlaams kant' bestaan, maar ere wie ere toekomt, de naam werd Brugs kant omdat zovele vrouwen in Brugge deze textielkunst beoefenden en zo de kost verdienden.
Door de eeuwen heen ontstonden er vele variaties en soorten. Men mengde ook soorten kant door mekaar, zoals een mengsel van naald- en kloskant. In de loop van de geschiedenis ontstond de machinale kant (kant gemaakt met machines), een goedkope oplossing voor de dure kantindustrie, dit was natuurlijk een bom in de kantindustrie van Brugge.
Het is echter een hobby geworden en niet meer iets om de kost mee te verdienen. Het uurloon zou het werk onbetaalbaar maken. De werkomstandigheden van de kantklossters waren in het verleden bedroevend. Zij werkten veelal in vochtige kelders. De reden hiervan was dat fijne linnen draden, als zij te droog worden, erg snel breken.
Nu probeert men in Brugge de kantkloskunst levendig te houden. In vele souvenirwinkels kan je nog kant kopen. Meestal gaat het dan om machinale kant. Echte kloskant is immers heel erg duur. Vlakbij het Minnewater in Brugge kun je soms nog mensen zien klossen. Dit om de toeristen te plezieren.