m.s. Alkes/PCMK

Maatschappij: Van Nievelt Goudriaan & Co., Rotterdam.
Op 16 april 1958 door scheepswerf Van der Giessen De Noord te Alblasserdam overgedragen. Ruim 151 m. lang, 19,50 m. breed en een inhoud van 6735 BRT (9278 DWT).Zusterschepen: Alamak, Alchiba, Alcor, Algol, Algorab, Alnitak, Aludra en Nijkerk.  Ze voer van 1965 tot 1968 in de Constellation Line (Europa-USA-PG-Europa), van 1968 tot 1969 in de wilde vaart en daarna R.Z.A.L. (R’dam-Zuidamerika Lijn). Na te zijn opgelegd in Piraeus, werd ze in december 1977 verkocht naar Panama en “Kesnar” gedoopt. In juni 1982 te Chittagong gesloopt.

18 januari 1965 t/m 25 augustus 1965

Havens in alfabetische volgorde:

Abadan - Abu Dhabi - Aden - Bandar Abbas - Basrah - Bridgeport - Bushire - Damman - Dhahran - Dubai - Das Island - Galveston - Genua - Jeddah - Kharg Island - Khor-al-Mufata - Khorraamshahr - Kuwait - Livorno - Marseille - New Orléans - New York - Ras al Khafji - Ras at Tannurah - Wilmington

Kapitein :   W. Meuldijk
1e stm:     Engelbertus van Duin
2e stm:        Piet v.d. Velde (1e reis);  H.M. Nijland (2e reis)
3stm         Joop v.d. Lugt (1e reis);   Henk Alblas* (2e reis)
4e stm :       Koos Kouwijzer    † 
Ll. stm:       v.d. Aa ,  Piet Baan (1e reis); Dijkstra (2e reis)
R/O             Van de Ruit  
Hwtk:          Dubbeldam  (2e reis)
3e wtk  :      Lagemaat
4e wtk  :      van de Berg
Elek :           Cor Kapitein †
Bootsman: Willem Noordzij*
Matrozen:  Lans Verhey; C. Noorlander;  Ron Hagenaar   Hofmeester:  Henk van Ewijk
Wasbaas:    Jaap Kagchelland*

* later ook op de "Cumulus"

 SMZ-218/219

RADIO INSTALLATIE 

RH-5207
BX 925
BC-348
Lodestone 758C

    Na de Alwaki van Van Nievelt Goudriaan was de Alkes van dezelfde maatschappij een hele verbetering. Hoewel ook dit schip in een half jaar tweemaal de Perzische Golf aandeed (nl. Marseille-USA-PG-Marseille-USA-PG-Marseille), waren de reizen leuker dan die met de Alwaki, met tweemaal Europa-PG-Europa. 

Daar het schip tussen de U.S.A. en de Perzische Golf voer en in Marseille de aflossingen plaatsvonden, moest een halve bemanning per vliegtuig naar deze Zuid Franse stad worden gevlogen. Dit gebeurde vanaf het vliegveld Zestienhoven bij Rotterdam en betekende mijn luchtdoop. In de vertrekhal bevond ik mij tussen allemaal vreemden; dat is dus een nadeel als je als radio-officier naar een ander schip gaat, al helemaal als dat schip van een andere maatschappij is. Ik zag twee oudere heren staan praten; een grote man met een gleufhoed op en een iets minder forse man zonder hoed. Ik stapte op hoedmans af en stelde mij voor als de nieuwe radio-officier en hij op zijn beurt als de baas-timmerman, waarvan ik de naam ben vergeten. De hoedloze man bleek de kapitein te zijn en ik maakte kennis met zijn onderdrukte gelach, want de humor zag hij er wel van in. 

    Het vliegtuig bleek een DC-3 van Martin's Air (het tegenwoordige Martinair) te zijn, waarvan bij het aan boord gaan de verwarming nog niet aanstond en waarin je moest klimmen naar je plaats, want de neus stak behoorlijk de lucht in, terwijl de staart slechts op een klein staartwiel stond. De verwarming ging pas na vertrek werken, waarna we onze winterjassen konden uitdoen. We vlogen dusdanig laag, dat je de auto’s op de wegen zag rijden. Boven Zuid-Frankrijk had ik het water in m’n mond staan en ik was blij Marseille te hebben gehaald zonder te hebben moeten kotsen.  Per bus werden we naar de haven vervoerd, waar de Alkes al lag te laden. Het radiostation was een verademing t.o.v. van die van de Alwaki en lag op het brugdek aan bakboord achter de kaartenkamer door een gang gescheiden van de behuizing van de kapitein, die dus aan stuurboord woonde. Mijn zit-/slaaphut werd d.m.v. een deur verbonden met het radiostation, maar mijn toilet en douche bevonden zich aan de overzijde van de gang achter de kapiteinshut.

    Met mijn af te lossen collega deed ik een snelle inspectie van het radiostation; alles leek prima in orde. Ook de apparaten op de brug, zoals radar, VHF, echolood en de richtingzoeker in de kaartenkamer, alsmede de accu’s in een kist op het schavotje werden door mij gecontroleerd; alles bleek in orde. Nadat we beiden voor de overdracht hadden getekend, vertrok mijn collega samen met de andere afgeloste bemanningsleden richting vliegveld voor de terugvlucht naar Nederland.

Het was nu raadzaam om snel vertrouwd te raken met de verschillende apparaten, want die verschillen natuurlijk van schip tot schip. Mijn collega had al wat bijzonderheden opgeschreven waarop ik moest letten en met behulp van handleidingen en wat logisch nadenken had ik de boel tamelijk snel onder controle.                             

De "bierploeg", 3e stm, ik, een wtk, de  op de voorgrond 2e stm
 Op bezoek bij de 3e stm op de brug   

    De kapitein en ik waren dus de enige bewoners van het brugdek. Kapitein M. bleek een heel aardige man te zijn die ik, voor zover ik me kan herinneren, nooit kwaad heb gezien. Altijd heel beminnelijk en goedgeluimd, zoals ik al vermoedde na onze wat vreemde kennismaking. Tijdens de vlucht naar Marseille had ik intussen kennisgemaakt met eerste stuurman D. en vierde stuurman K., ofwel Kobus Kut. Het waarom werd mij snel duidelijk. Hij en de elek waren dit half jaar mijn vaste stapmaten. De elek is een verhaal apart. Hij kwam van de marine en was tot dan toe een verstokt vrijgezel. Hij zal zo'n vier jaar ouder zijn geweest dan ik, zo'n 29 jaar dus. Een gezelligheidsmens die met niemand ruzie zou maken en een goed vakman, die mij menige tip op het gebied van elektriciteit gat en de radarantenne en -motor in de voormast voor mij in de gaten hield. Hij sprak vloeiend Spaans en Portugees, waar we in New York en New Orleans veel aan hadden.

    De hofmeester was een zonderling, die nauwelijks zijn hut uitkwam en bediendes waren een mengeling van Nederlanders en Spanjaarden. Het dek- en machinekamerpersoneel woonde op het achterschip, waar de bootsman de scepter zwaaide. Hij maakte zijn eerste reis als bootsman en had er gelijk goed de wind onder. Dé grote gangmaker was echter wasbaas K., die uitblonk in het organiseren van feesten zonder enige aanleiding. Als hij zijn verhalen begon te vertellen, hing iedereen aan zijn lippen. Hij was thuis het enige jongetje tussen zeven zusters. Hij woonde ergens in Rotterdam Zuid in het “huis met de 7 gleuven”.       

In de midscheeps waar de officieren huisden, was het intussen elke ochtend tussen 11.00 en 11.15 verzamelen geblazen in de hut van de 1e STM, waar we wat biertjes dronken vóór het eten. Even over half twaalf gingen de 2e STM en 3e WTK eten, omdat zij om 12.00 moesten aflossen. Om tien over twaalf kwamen dan de 3e STM en 4e WTK binnenzeilen. Om ca. half één gingen we aan tafel, terwijl de staf nog een bitterhapje nuttigde vóór het aan tafel gaan. Daar mijn wachttijden varieerden, kon ik er niet elke dag bij zijn. Midden op de oceaan, waar het  het hartstikke stil was op de noodfrequentie, zette ik soms om tien over twaalf het A.A.T. aan en begaf mij bierwaarts voor ca. 20 minuten. De meest gunstige situatie was natuurlijk als mijn wacht om 13.00 uur scheepstijd begon. De 1e STM had een soort bier rooster gemaakt, waarop stond aangegeven wie aan de beurt was om een rondje te geven. De jongere officieren, waaronder ik toen nog viel, mochten met z’n tweeën een rondje geven.  

    De tocht van Marseille naar New York werd gekenmerkt door harde tegenwind en sneeuw- en regenbuien. Toen we eindelijk Ambrose Lightvessel passeerden, werd het weer wat minder onstuimig. Via de Lower New York Bay ter hoogte van Coney Island, The Narrows en de Upper New York Bay voeren we langs het Statue of Liberty vóór we Buttermilk Channel invoeren met Governors Island aan bakboord. Over de Brooklyn Tunnel varend meerden we tenslotte af aan de kade bestemd voor schepen van de Constellation Line op de kop van Atlantic Avenue, helemaal in het noorden van Brooklyn bij de Brooklyn en Manhattan Bridges.

Times Square 
De Narrows loodsboot 

    Het was hartje winter en ijskoud in New York, wat me echter niet weerhield ‘s avonds New York te gaan herontdekken. In alle grote havens en zeker in New York waren Internationale Zeemanshuizen, de z.g. Flying Angel Homes. Hier kon Jan de Zeeman terecht voor allerlei dingen, zoals toiletartikelen, postpapier, postzegels, boeken, tijdschriften en andere dagelijkse benodigdheden. Elke zaterdagavond was er een dansavond voor zeelieden en stroomde het gebouw vol met vrouwen, die volgens mij niet aan de man konden komen. Niet ècht interessant dus. Na één (zaterdag)avond hadden we het alweer gezien. Nu was er In New York was er ook een Nederlands zeemanshuis, waarvoor aan boord van schepen nogal reclame werd gemaakt. Zondagavond zou daar een dansavond zijn, dus wij stonden om acht uur al op de stoep. De gezelligheid was echter ver te zoeken, zodat mijn gezicht blijkbaar op half elf ging hangen. Dit viel niet in de pul bij de dame die het zeemanshuis runde en ze wilde weten of ik altijd zo chagrijnig was. Mijn opmerking dat mijn gezichtsuitdrukking recht evenredig is aan de heersende gezelligheid viel helemaal verkeerd, waarna duidelijk werd dat wij nooit vrienden zouden worden. In dit zeemanshuis waren wij dus aanmerkelijk korter dan in de internationale versie. In geen van twee ben ik ooit terug geweest.

    Omdat ik vóór vertrek uit Marseille al wist dat we als eerste haven New York zouden aandoen, bleek ik daar gelijktijdig in New York te zijn met een oom van mij, die namens Hoogovens in de States was om aluminium te slijten. Hij had mij het adres en telefoonnummer van zijn hotel gegeven, voor het geval ik hem wilde opzoeken. Ik vermaakte mij echter zó goed aan de wal, dat ik eigenlijk geen avond de tijd had. Helemaal niets van me laten horen leek me niet zo leuk dus belde ik hem op een avond, maar hij was afwezig. Ik vroeg de receptionist hem te vertellen, dat ik door de gladheid was gevallen en mijn enkel had verstuikt, zodat ik voorlopig aan boord moest blijven. Hij schijnt me geloofd te hebben, want hij is er later nooit op teruggekomen. Het kan ook zo zijn, dat hij het helemaal niet erg vond!                                     







Zware deklading voor Ras al-Khafji

      Al snel promoveerden wij een zich even buiten de poort gelegen café tot onze stamkroeg. Iedereen die de wal opging, nam hier zijn eerste pint lager.  Het was een gezellige tent,  waar het ‘s avonds een drukte van jewelste was. De eigenaar was een Puerto Ricaan en het wemelde er van de Indiaanse en Zuid-Amerikaanse vrouwen. Vanwege het vloeiende Spaans van de elek konden wij geen kwaad doen en werd ons menig drankje aangeboden. Om de avond rustig op te bouwen bestelde ik daar meestal “7 & 7” . Normaal dronk ik altijd Schotse whisky, maar dat kleunde te veel in aan het begin van de avond. Het was raadzaam te beginnen met een mix-drankje of een biertje. Een tweetal Indiaanse schonen raadde mij aan eens Schotse whisky te drinken in plaats van 7 & 7, maar ik zei dat ik dat niet lustte. Hierna kreeg ik de ene Scotch na de andere aangeboden, maar, slim als ik ben, liet ik niet meteen merken dat ik het lekker vond. Talrijke uren en drinks later waren ze ervan overtuigd mij Scotch te hebben leren drinken. De avonden erna begon ik wijselijk met een biertje in plaats van de gebruikelijke mixture “7 & 7”.

    Tijdens de binnenlig periode in New York bleek de chef-hofmeester er de voorkeur aan gegeven te hebben in de U.S.A. te blijven. Hij scheen er al enkele jaren een vriendin te hebben en had nu het besluit genomen voor deze vriendin te kiezen. Een nieuwe chef moest  worden overgevlogen en dit bleek een Amsterdammer te zijn, die enkele jaren vóór mij op dezelfde middelbare school had gezeten, waardoor we allerlei herinneringen konden ophalen aan school en onderwijzers.

Kapitein M. – niet vies van een feestje - had toestemming gegeven voor een party aan boord. Enkele “oudgedienden” wisten  wel de weg en namen contact met de Morgan Hall, een hotel voor uitsluitend (2000) vrouwen. Via de directrice werd een annonce in de lobby opgehangen, waarop zo’n tachtig reacties kwamen.  Helaas hadden we  maar zo’n twintig vrouwen nodig; de selectie lieten we wijselijk over aan de directrice.




V.L.N.R.
3e stm Joop,
4e stm Koos
1e stm Engelbertus



1e stm Engelbertus
leuke juffrouw
kaptitein Meuldijk




3e stm Joop vond het "gezellig"!,
zij óók! 



    Mijn bijdrage aan de organisatie was het maken van een tape met dansmuziek en onder het motto “jij hebt toch niets te doen”, was ik een hele dag  met pick-up, L.P.’s en bandrecorder in de weer; ik was dus een soort disc jockey avant-la-lettre. De party werd een (gedeeltelijk) succes, maar dat was niet te danken aan mijn tape, die al snel werd vervangen door muziek van een radiostation. Een carrière als DJ kon ik dus wel vergeten. Dat de party slechts gedeeltelijk was geslaagd, komt doordat aan het eind van het feest enkele dames ruzie kregen over het “bezit” van hun verovering en het feit dat er enkelen aan boord wensten te blijven. Dit is de enige keer geweest, dat ik kapitein M. enigszins kwaad heb gezien. Zijn enige voorwaarde voor  de party was geweest, dat als je zo graag uit de broek wilde, je dat maar aan de wal moest doen en niet aan boord. Zijn gevleugelde woorden aan het eind van de avond waren: “Zijn ze nou helemaal besodemieterd, ik wil die meiden van de Morgan Hall niet meer aan boord zien”.

     Terwijl ik op 15 februari wat administratie in de radiohut zat te doen, werd het radioprogramma onderbroken door de mededeling dat Nat “King” Cole was overleden. De DJ beloofde vol sentiment voortaan elke dag een nummer van hem te draaien. Deze eerste keer in New York werd er alleen maar lading gelost en de bedoeling was dat we na een dag of vier zouden vertrekken, omdat er in de New Yorkse haven een staking dreigde. We zouden eerst wat lading gaan halen in New Orleans in de hoop dat de staking in New York voorbij zou zijn als we terugkwamen. We waren nog niet uit New York vertrokken of via de radio vernam ik, dat na Nat “King” Cole ook Stan Laurel, het meer kreatieve deel van “De Dikke en de Dunne”, was overleden. Het ontbrak er maar aan, dat werd beloofd elke dag een film van deze twee komieken op TV uit te zenden.

Werkoverleg tussen 1e stuurman en bootsman 

    Na het koude New York was het warme New Orleans een verademing wat het weer betreft. We bereikten deze prachtige oude stad na een mooie tocht over de Mississippi, waar we uiteraard de beroemde raderboot “President” passeerden. In de oude stadskern French Quarter bewonderde ik de bekende straten Bourbon Street en Basin Street. Ik deed dit  in gezelschap van de nieuwe hofmeester met wie ik toen nog op goede voet stond. ‘s Avonds gingen we naar wat jazz café’s, maar overal speelde men voornamelijk “New Orleans“-jazz, ofwel een oude stijl jazz, wat niet mijn favoriete jazz stijl is.

Hèt grote biermerk in deze stad was Jax bier. Toen de elek, 4e stuurman en ik dan ook de volgende middag geheel onverwachts voor de grote Jax brouwerij stonden, leek het ons een goed idee er eens een kijkje te gaan nemen. Groot was onze verbazing dat wij zo maar ongestoord de fabriek konden binnenlopen en door niemand werden tegengehouden. Pas toen wij enkele kranen openden en ons tegoed deden aan het geestrijk vocht, werd ons gevraagd was wij daar deden. Men was in de veronderstelling dat we door de elek werden rondgeleid, maar toen onze “gids” ruggelings onder een kraan werd aangetroffen, werden wij binnen de kortste keren buiten de deur gezet. 

Van New Orleans ging de reis naar Galveston, Texas. Hier zouden we voor een grote onderhoudsbeurt het dok ingaan bij Todd's Shipyard. Dit zou mijn tweede dokbeurt in het buitenland worden. Ik keek er naar uit, want dat betekende voor langere tijd werken met de handrem erop. De eenzijdige uitzendingen van Scheveningen Radio beluisteren, de persberichten nemen, wat administratief werk, wat onderhoud aan de apparatuur en vooral veel vrije tijd. 

In dok bij Todd's Dockyard in                    Galveston, Texas  
De raderboot "President" op de Mississippi

    Naast wat sight-seeing overdag in deze Texaanse havenstad werd ’s avonds vooral veel gedaan aan barbezoek. Vooral met de elek en de vierde stuurman werden talrijke bars geïnspecteerd, soms geholpen door de eerste stuurman. Op zekere avond werd ons kwartet uitgebreid met nòg een aantal personen en belandde het hele gezelschap in een uiterst gezellige bar met veel vrouwelijk schoon. In deze bar zag een daar aanwezige Texaanse van Mexicaanse afkomst het volgens mij wel in me zitten. Ik besloot de tactiek der onverschilligheid te voeren en veinsde haar niet op te merken. Ze bleek bij anderen van ons gezelschap wat informatie over mij in te winnen, want op een gegeven moment hoorde ik haar van de andere kant van de bar roepen: “Marconi, Marconi”. Haar verder negeren leek me niet al te slim, dus ging ik met haar in gesprek. Ze bleek via de vierde stuurman te hebben vernomen wat ik aan boord uitspookte. De rest van ons gesprek is me niet bijgebleven, maar het zal wel een standaard kroeggesprek zijn geweest. Kort na middernacht nam deze bloedmooie Irma enkelen van ons mee in haar enorme Cadillac Convertible met schuifdak, elektrisch bedienbare ramen en meer voor die tijd moderne snufjes.

Irma's 1959 Cadillac Convertible

    Na nog wat gezamenlijk bar bezoek lieten we de rest achter en troonde ze me met zich mee in de richting van haar slagschip om ergens nog iets te gaan eten alvorens haar postzegelverzameling te gaan bekijken en het mooie uitzicht vanuit haar appartement te bewonderen. Haar houding ten opzichte van mij was nogal vreemd; dan weer ruzieachtig, dan weer poeslief. Bij de auto aangekomen bleek ze haar sleutelbos kwijt te zijn. Ik herinnerde me echter, dat ik in de laatste bar in een flits iets onder de tafel had zien vallen en dat zouden best eens haar sleutels kunnen zijn geweest. Nadat ik dat had verteld, reageerde ze nogal vreemd. Ze beweerde dat ik dat alleen maar zei “om weer terug naar mijn vrienden in de bar te kunnen gaan”. Na veel gedoe gingen we toch terug naar de bar, waar de sleutelbos natuurlijk onder de tafel lag. Op weg naar de Seawall Boulevard voor een nachtelijk hapje bleef ze maar irritante opmerkingen maken over mijn – in haar ogen - zogenaamd vreemde gedrag. Ik had absoluut geen idee waar ze het over had; voor zover ik kon nagaan gedroeg ik me als altijd. Op een gegeven moment was ik het zat en vroeg haar te stoppen, zodat ik te voet naar boord kon terugkeren. Tijdens deze stop maakten we nogal wat ruzie en kwam de aap uit de mouw. Ze vroeg me of ik homofiel was! Verbaasd vroeg ik haar hoe ze daar bij kwam. Ze vertelde toen, dat iemand van ons vrolijke gezelschap haar dat had ingefluisterd. Wie wilde ze niet zeggen. Dus een jaloerse collega, die niet kon verkroppen dat ik succes bij haar had, had geprobeerd mij een hak te zetten. Dat kostte me toch mooi een kwartier kletsen en klooien om haar van het tegendeel te overtuigen. Toen ik dacht het lek boven te hebben, kondigde zich het volgende probleem aan. Van het vele kletsen had ik een droge mond gekregen en spuugde wat uit het geopende raam. De boot was toen helemáál aan.

We stonden nl. voor een katholieke kerk geparkeerd en ik had in die richting gespuugd! Ze was heel erg mooi, maar ook heel erg dom. Dat kostte me weer een kwartier om haar duidelijk te maken dat ik niets tegen het katholicisme had! Ik werd daar zó ontzettend moe van dat ik tot drie keer toe dreigde uit te stappen, maar toen de lucht eindelijk geklaard was, zetten we eindelijk koers naar de Seawall Boulevard. Ze zocht een druk bezocht restaurant uit en bestelde in het Spaans voor ons beiden een “Texas-style chili con carne”. Daar ik voorwendde geen Spaans te spreken of te verstaan, voegde zij bij de bestelling enige woorden toe, waarbij o.a. de woorden “muy caliente” vielen. Ik was dus op mijn hoede; er zou waarschijnlijk niet zuinig met chili pepers en dergelijke worden omgesprongen! Zij wist klaarblijkelijk niet, dat de meeste Nederlanders gewend waren aan het toevoegen van wat sambal aan sommige gerechten. Zonder extra bier tegen de dorst te laten aanrukken at ik de schotel probleemloos leeg. Enige teleurstelling was van haar gezicht af te lezen.

De Alkes in New Orleans

    Na deze copieuze maaltijd was het tijd om even te gaan liggen, wat we dan ook deden in haar prachtige appartement niet ver van de boulevard. Tegen het ochtendgloren begon ik mij af te vragen hoe ik in hemelsnaam terug aan boord moest komen. Ik wist ècht niet waar ik mij bevond. Ik had me ten onrechte zorgen zorgen gemaakt, want Irma was nog vóór mij opgestaan en vroeg met hoe laat ik aan boord moest zijn. In no time zaten we in haar Cadillac en reden een paar honderd meter naar een cafeetje, waar zij nog iets te regelen had. Onder het moto: "Je moet beginnen, waarmee je bent geëindigd" nam ik er snel een biertje. De hilariteit onder collegae, die bij de poort van de werf rondhingen, was groot, toen ik tegen pikheet als een prins in Irma's slagschip bij het dok werd afgeleverd. Na dit alles wist ze echter nog steeds mijn naam niet, want ze bleef me maar Marconi noemen. 

    's Middags ging ik soms wat boodschappen doen, óók voor diegenen die door werkzaamheden verhinderd waren dat te doen. Ik nam wat bestellingen op en deed aldus voor hen wat inkopen Het centrum was op loopafstand van de haven, dus ik nam in het warme voorjaarszonnetje de benenwagen. Je werd wel als curiositeit bekeken als je, in tegenstelling tot de gemotoriseerde Amerikanen, te voet langs de weg liep. Onderweg kwam ik langs een billboard met daarop een enorme reclamefoto van een prachtige Ford Mustang, waarnaar ik geruime tijd heb staan kijken. Voor $ 2400 was je de eigenaar van deze fraaie wagen. Het bezit van een Ford Mustang is sindsdien altijd één van mijn wensen geweest, maar het is er nooit van gekomen. Die $ 2400 zullen er nu wel minstens een nul achter gekregen hebben. Een poging om Irma’s interieur nogmaals te bewonderen leed schipbreuk, want ik had op een zeker moment de indruk dat er bij haar, na vakantie, weer eens brood op de plank moest komen. Ik was niet van plan dat brood te leveren, dus was het einde oefening voor deze jongen. Al met al had ik mooi wel “een rondje van het huis" gekregen.

    Na een weekje was Galveston weer verleden tijd en gingen we richting New York om de rest van de lading op te pikken. We moesten weer wennen aan de felle koude die  nog steeds heerste in de noordoostelijke staten. Deze binnenlig benutte ik om de familie Louwers te bezoeken. Ik had hem tussen de twee Alwaki reizen ontmoet tijdens de begrafenis van mijn oom Leen. Louwers nodigde mij toen uit voor een bezoek als ik nog eens in New York mocht komen.  Ze woonden ergens in de Bronx en ik liet me telefonisch uitleggen hoe ik er met de subway kon komen. Ik kocht een doos chocola voor mevr. Louwers bij een Woolworth-vestiging daar in de buurt. Mevr. Louwers bleek een stille grijze vrouw te zijn, die na al die jaren in de States nog geen behoorlijk Engels sprak. De zoon des huizes sprak vrijwel geen Nederlands, dus hoe die twee communiceerden is me nu nòg niet duidelijk. De oude Louwers werkte bij PANAM en kon zodoende nogal eens vrij goedkoop naar Europa vliegen, waar hij (zoals hij mij stiekem toevertrouwde) eerst de bloemetjes ging buitenzetten alvorens op familiebezoek te gaan. Ik was er heengegaan op de dag dat (toen nog) Cassius Clay zijn revanche partij bokste tegen Sonny Liston. Kort na het begin van de match ging ik de keuken in om wat bier te halen en Liston was al gevloerd toen ik terugkwam in de kamer.  Voordat Louwers mij per auto naar boord bracht, liet hij me nog wat van de stad zien; vooral de Bowery op Lower Manhattan maakte nogal wat indruk door de vele aan alcohol verslaafde zwervers die voor wat kleingeld de voorruiten van de auto’s probeerden schoon te maken. Ik nodigde Louwers uit de volgende dag aan boord te komen om het schip te bezichtigen.  Daarom haalde ik hem en zijn vrouw de volgende dag op, stelde hen voor aan de kapitein die hen rondleidde op het schip met uiteraard een hoofdrol voor de brug met zijn radar en de kaartenkamer. Ik liet het radiostation zien met wat uitleg en zo te zien waren ze aardig onder de indruk van het leven aan boord van een schip.  

 .... als je toch niks te doen hebt Sparks, kom dan effe naar de radar kijken ......   

    Enigszins wijzer gingen ze weer naar huis, maar niet nadat Louwers me had uitgenodigd voor een bezoek aan John F. Kennedy Airport, waar hij werkte voor PANAM.  Twee dagen later pikte hij me op en reden wij naar het grootste vliegveld van New York. De naam John F. Kennedy Airport droeg het trouwens sinds kort, want op 23 december 1963 werd het voormalige New York International Airport (daarvóór Idlewild Airport geheten) vernoemd naar de een maand eerder vermoorde president van de V.S. Louwers leidde me rond en ik was onder de indruk van dit grote vliegveld. Tot slot nam hij me mee naar Worldport, de nieuwe PANAM terminal, waar hij nog wat te regelen had in de “restricted zone”, zodat hij mij in de vertrekhal van deze terminal achterliet. Na verloop van tijd kreeg ik de indruk dat een mooie juffrouw, die met een persoon in gesprek was, opvallend vaak mijn kant op keek. Ze zal rond de 30 jaar zijn geweest, lang, slank en gekleed in een chique, rood mantelpak, inclusief een bijpassende rode hoed.  Dat ik me niet had vergist, bleek even later toen ze mijn richting op kwam en een gesprek met mij begon. Hoeveel geluk kan een mens hebben?  Voor de verandering werd ik eens uitgezocht! Niet lang daarna bleek echter dat ze in dienst van PANAM een enquête hield onder passagiers van die maatschappij. Het werd dus een kort gesprek nadat bleek dat ik eigenlijk een toerist was. Bij nader inzien was het eigenlijk te mooi om waar te zijn. Na Louwers’ terugkeer bracht hij me naar boord en we spraken af dat ik contact met hem zou opnemen bij een eventueel volgend bezoek van mij aan New York.

De accukist op het schavotje

    Intussen waren er stemmen opgegaan om weer een party aan boord te organiseren. Kapitein Meuldijk was er ook ditmaal voor, maar stelde twee voorwaarden, a) absoluut geen Morgan Hall dames en b) wippen aan de wal en niet aan boord. Iemand herinnerde zich nog een ander adres, nl. een instelling met ca. 200 vrouwen, genaamd Webster Apartments. Dezelfde procedure als bij de Morgan Hall werd gevolgd. De directie werd ’s maandags benaderd met het verzoek een annonce te mogen ophangen met een uitnodiging voor een party op zaterdag aan boord van de Alkes voor ca. 25 dames. Wij kwamen overeen dat wij hen dan op de zaterdagavond  zouden komen ophalen bij 419, West 34th Str., gelegen tussen 9th and 10th Ave. 

    Op vrijdag werd door ons unaniem besloten, dat zes van ons in uniform per subway Webster-waarts zouden gaan en dat alle zes ieder vier meisjes per taxi naar boord zouden vervoeren. Pijlsnel bracht ik die ochtend mijn uniform naar de stomerij op Atlantic Avenue, want ik kon natuurlijk niet aankomen met een met soepvlekken besmeurd uniformjasje en uitgewoonde broek. De volgende morgen was mijn uniform klaar en weer zo goed als nieuw. Daar stonden we dan als zes opgedirkte operette spelers in uniform in de avondspits in een overvolle subway.  Bij de Webster Buildings aangekomen deed zich een probleem voor. In plaats van 25 meisjes waren er wel 40 gegadigden. Zo'n 15 meisjes moesten dus op eigen gelegenheid naar de Alkes zien te komen, want wij zessen konden er slechts 24 vervoeren.  Een zestal yellow cabs werd ingehuurd om de dames naar de Alkes te vervoeren. Laat nou in mijn taxi de woordvoerster van de 25 vrouwen zitten, nl. een Ierse schone genaamd Gretta O‘Sullivan. Om een lang verhaal kort te maken, deze Gretta had snel een oogje op me en had haar keuze dus al gemaakt. Of de overige 15 meisjes nog op eigen gelegenheid aan boord zijn gekomen weet ik niet meer.

Chef Hofmeester, Chef-kok en elek proberen een cocktail uit!

   Vanwege de variëteit aan nationaliteiten zat er zelfs voor de elek deze keer wat bij, want toen er twee Aziatische meisjes de salon binnentraden, gleed hij soepel van zijn barkruk af en ontfermde zich over hen. Hij viel nl. vooral op Zuid-Amerikaanse en Aziatische types. In een bar op Atlantic Avenue vlakbij Flatbush zagen wij twee avonden daarvoor een zeer fraaie Puerto Ricaanse tweeling achter de bar staan en de elek stond erop, dat wij tweeën deze tweeling moesten uitnodigen voor de party aan boord. In zijn beste Spaans nodigde hij hen uit voor de party, maar vriendelijk doch beslist werd dit geweigerd, omdat zij op die zaterdagavond moesten werken. Jammer, maar niet geschoten is altijd mis!






Gretta en ik,
2e wtk, 4e wtk                en een donkere schone









De elek had nog geen keus gemaakt!












Gretta had het duidelijk naar de zin!
Ik trouwens óók!

In tegenstelling tot vorige party waren er nu geen strubbelingen en een enkeling hield er een vriendinnetje voor een paar dagen aan over. “Mijn” Gretta was één van hen. Vrijwel elke dag spraken we ergens af en dronken en/of aten we wat. Op 15 maart vroeg ze me of ik haar de volgende dag ca. 15.00 u. kon ophalen van haar werk om gezamenlijk een bezoek te brengen aan de St. Patrick’s Cathedral. Op 17 maart zou dit ondoenlijk zijn, want dan is er de St. Patrick’s Day Parade. De volgende dag ging ik dus naar haar kantoor, dat niet al te ver van St. Patrick's Cathedral lag. In zonnig voorjaarsweer wandelden we op 5th Ave. enkele straten "uptown" naar 50th Str., waar die prachtige en indrukwekkende kathedraal stond. Nadat mijn ogen gewend waren geraakt aan de duisterenis in de kerk, zag ik Gretta ergens geknield bidden. Als niet-katholiek bleef ik rechtop staan en bewonderde, niet ver vanaf de toegangsdeur, het prachtige interieur van dit enorme gebouw, dat zoveel betekent voor de vele Amerikanen van Ierse afkomst. De uurtjes na dit bezoek brachten we wandelend en nogal zwijgend door in Manhattan voordat we ergens wat gingen eten, waarbij ze me vroeg of ik de volgende dag met haar naar de parade zou willen gaan kijken. Natuurlijk wilde ik dat graag, dus op die 17e maart stond ik naast een totaal groen geklede Gretta te genieten van een prachtig schouwspel dat de parade opleverde. Haar geheel groene outfit paste perfect bij haar ietwat rossige haar en groene ogen. Intussen was ik te weten gekomen dat ze al langere tijd in New York woonde en dat ze al zo’n zeven jaar niet terug in Ierland was geweest. Voordat wij vanuit de Perzische Golf terug in New York zouden komen, zou zijn voor een vakantie naar Ierland zijn vertrokken. Zij kon hier soms tamelijk verdrietig over zijn, want ze wilde me de volgende keer nogmaals graag ontmoeten in New York.

    De kapitein was zeer te spreken over de “Webster dames” en genoot met volle teugen. De 2e stuurman telde alle onkosten op en deelde dit door het aantal officieren; het aldus gevonden bedrag vond je terug op je eerstvolgende drankrekening. Ook de onderofficieren en hun personeel hadden een feest met toestemming van de kapitein. Ze hadden hun rantsoenen opgespaard, wat sterke drank aan de wal ingeslagen en wat van de kapitein gekregen. Enkele officieren hadden wat extra sterke drank en bier besteld, dat tegen contante betaling naar achteruit werd getransporteerd. Het werd echt wel tijd, dat die rantsoenregeling van twee biertjes per dag werd afgeschaft! Na afloop van onze party gingen sommigen van ons daar nog even buurten, want in de messroom achteruit ging het feest druk door. Hoogstwaarschijnlijk waren hier die 15 dames beland, die wij niet per taxi konden vervoeren.  

     Ondanks de vaak ijzige kou verliep het laden voorspoedig en was het moment aangebroken New York te verlaten voor de reis naar de Perzische Golf met

zijn – vanuit het ijzige New York gezien – heerlijke hoge temperaturen. Voor sommigen viel het afscheid nemen van hun tijdelijke vriendinnen nogal zwaar en degenen die niet zouden worden afgelost in Marseilles beloofden hun vlammen ogenblikkelijk contact op te nemen bij onze aankomst in  New York.

Gretta beloofde me te zullen nadenken of ze misschien haar familiebezoek in Ierland zou kunnen opschuiven tot na ons volgend bezoek aan New York. Ze zou me per brief die beslissing laten weten. Met die wetenschap ging ik toch nog vrij opgewekt naar zee, in de hoop ergens in de P.G. van haar te horen dat we elkaar een paar weken later nogmaals zouden zien. 

Blondie zag meer in de staf!

  Zodra we de Atlantische Oceaan opdraaiden, was de koude grotendeels verdwenen en voeren we in rustig voorjaarsweer richting Middellandse Zee. De reis naar de Perzische Golf werd slechts onderbroken door het Suezkanaal met zijn bekende handelaren en de “dirty picture”-verkopers. Deze groep kleine ondernemers verdient een nadere toelichting. Het waren zonder uitzondering ranzige mannetjes, die zg. pornografische foto’s op een uiterst geheimzinnige manier lieten zien, alsof hen de doodstraf wachtte indien ze op heterdaad zouden worden betrapt. Misschien was dat ook wel zo in dit zeer strenge Midden Oosten. De foto’s waren kopie nummer 18.369 van een blote juffrouw uit de jaren 20 en van zulk een onbenulligheid en abominabele kwaliteit, dat woorden tekort schieten. Soms was er nauwelijks een vrouw te onderscheiden; het had net zo goed een koe vóór een hooiberg hebben kunnen voorstellen. De eerste haven na New York was Das Island, waar we een pluk lading op de rede losten om niet lang daarna verder de P.G. in te varen.  We losten en laadden achtereenvolgens in Dubai en Bahrain, waarna we koers zetten naar Kuwait. Op de dag voor aankomst ontving ik via Kuwait Radio van de agent het bericht, dat er voor ons geen plaats aan de kade was en dat we voorlopig maar ten anker moesten gaan. De haven van Kuwait was de drukste van de Perzische Golf; door al die oliedollars werden scheepsladingen luxe artikelen ingevoerd. In de kasbah van Kuwait City waren vooral draagbare radio’s, bandrecorders, camera’s, dure Amerikaanse en Duitse auto’s,  allerlei soorten elektrische apparaten en edelmetalen in velerlei vorm te koop. 

    Ik hield me intussen een beetje bezig met administratie, onderhoud van het radiostation en/of apparatuur aan dek, wat vissen, het nieuws nemen en Scheveningen Radio in de gaten houden. Als het niet zo verdomde heet was geweest, had je op zo’n manier wel 100 jaar kunnen worden. We hadden weliswaar airconditioning aan boord, maar meestal was dat buiten werking en plaatste je weer de metalen windhappers in een patrijspoort om nog een zuchtje lucht binnen te krijgen. Op de rede ten anker liggend met een kapotte A.C. had je dus niets aan die windhappers en werd het weer tijd aan dek te gaan slapen tot hopelijk de A.C. weer gerepareerd zou zijn. Hoewel er een wasbaas aan boord was en men zijn vuile was iedere week kon inleveren, deden de meesten de kleine was zoals sokken en ondergoed zelf even in de wasbak of in de douche. Zo had ook ik een plastic emmer, waarin ik soms wat wasgoed liet staan in een heet sopje. Ik had de emmer zeevast gezet onder de wastafel en er een handdoek overheen gelegd om het de volgende dag uit te spoelen en opnieuw te wassen. Een kleine week later kreeg ik het idee dat er ergens in mijn hut een dode rat lag. Na de handdoek te hebben opgetild, kon ik slechts met toegeknepen neus de inhoud in de wasbak gooien en de stinkende sokken en onderbroeken eruit vissen om ze stiekem in de vuilnis ton op het achterschip te gooien. 

De kasbah van Mena al Ahmadi

Na anderhalve dag konden we eindelijk langs de kant en werd de lading vakkundig gelost en vervangen door wat lading voor de U.S.A. In Kuwait City aten we weer de nodige kebab en shoarma en dronken de onvermijdelijke cola met ijsklonten. Daar het me intussen financieel iets beter ging, besloot ik hier eindelijk eens een behoorlijk fototoestel te kopen. Ik koos voor een Olympus Pen half kleinbeeld camera, waarvoor ik nog geen ƒ 125,= betaalde. Voor het eerst in mijn leven had ik een goed fototoestel en ik was van plan er dapper gebruik van te maken. In Kuwait City begon ik alles te fotograferen wat ik dacht dat interessant was en ook het laden en lossen in de haven nam ik als onderwerp. Ook liet ik mijzelf maar eens fotograferen door de 4e stuurman; op de reling, bij het ruim, in het radiostation, vóór een reddingssloep en zogenaamd telefonerend via de VHF op de brug.

Nadat het lossen geklaard was, vertrokken we voor een mini-trip naar Ras al-Khafji, iets ten zuiden van Kuwait en net in Saoedi-Arabië. Hier zou de in New York geladen zware lading worden gelost. Dit werd gedaan met de laadbomen van het schip; de twee rood gekleurde tanks werden op een lichter geplaatst voor verder vervoer naar het vaste land. Deze klus werd snel geklaard, zodat we op dezelfde dag koers konden zetten naar onze volgende haven Khor al-Mufattah, dat weer in Kuwait ligt. Ook hier was de lading er snel uit en vertrokken we niet lang daarna richting  Khorramshahr aan de Shatt al-Arab.                                      

 Het lossen van de zware deklading te Ras al Khafji

     Ik was benieuwd of het vrouwtje in het café op het haventerrein, die mij tijdens mijn Alwaki-reis haar brief liet lezen, er nog was. Ze bleek toen de waarheid te hebben gesproken, want ze was naar haar vriend in Nederland vertrokken. Gelukkig voor ons lag het zusterschip “Alamak” voor de kant, zodat we twee dagen en een nacht druk konden buurten op een schip met een goed werkende A.C. Er waren zelfs mensen die er bleven slapen, maar dat deed ik niet, want om daarna  weer in die verschrikkelijke hitte te moeten slapen zou extra hard aankomen.

    Tijdens een routine controle bleek de radar in ‘t geheel niet te werken; de power-knop op de display bracht geen enkel leven in het apparaat. De omvormer van de radar stond in het omvormerhok aan de achterkant van de midscheeps op het hoofddek en werkte niet. Alle zekeringen waren OK, de koolborstels ook, dus demonteerde ik het apparaat zoveel mogelijk, maar kon niets bijzonders ontdekken. Nadat ik de omvormer weer in zijn oude staat had teruggebracht, werkte de radar weer als vanouds! Een onbegrijpelijke zaak dus en mijn reparatierapport aan RH zal wel het nodige wenkbrauwfronzen in Rotterdam teweeg hebben gebracht. De juiste oorzaak heb ik nooit kunnen achterhalen; misschien had één van de koolborstels geen contact gemaakt met de rotor. De hoogspanning van de radar is tijdens de verdere reis nooit meer weggevallen, dus het zal wel iets dergelijks geweest zijn. 

    Na zo'n twee dagen Khorramshar vertrokken we naar onze volgende bestemming, het eiland Kharg, om diepgevroren garnalen voor de States te laden. Omdat de meesten wel van die grote garnalen lustten, werd dit een gewild artikel, en omdat de Europeanen en Amerikanen aan boord van dat garnalen fabriekschip wel sterke drank lustten (maar dit niet hadden), werd dit een gewild artikel. Zodoende ontstond er een levendige ruilhandel. Een fles whisky “deed” drie pakken garnalen, andere sterke drank twee pakken en wijn één pak. Denk niet dat dit zó maar ging, want de wetten van Kuwait (waaronder deze fabrieksschepen vielen)  waren zeer streng op dat gebied. Alcohol was absoluut verboden en op het bezit ervan stond gevangenisstraf en ontslag. Niettemin lukte het de meesten van ons op uiterst geheimzinnige wijze enkele flessen drank te versjacheren. De pakken garnalen gingen met de naam erop in de diepvries van de chef-kok voor latere consumptie.

 Pikheet op de Shatt al-Arab met de 2e stm en een 4e wtk  

   Intussen ging ik druk door met fotograferen; allerlei mooie en interessante dingen en voorvallen in de P.G. met zijn havens werden op de gevoelige plaat gezet. Aangezien ik een half kleinbeeld camera had gekocht met een rolletje van 36 dia’s, moest ik 72 keer klikken. Tijdens een van mijn dagelijkse visuurtjes raakte ik nog gewond aan mijn hand door een gevangen vis verkeerd te pakken. Er werden voornamelijk “baggers ofwel strontbaggers” gevangen, een soort catfish met een venijnige, giftige stekel op zijn rug. Ik greep vol in de stekel en in no time had ik een dikke, rode hand die erg pijn deed. Na een paar uur werd de hand minder dik en de volgende dag was het over.

    Vrijwel elke scheepvaartmaatschappij had een abonnement bij Walport voor 13 filmkisten per jaar; in elke kist zaten drie films. Bij Van Nievelt zorgde de 4e STM voor de nieuwe filmkisten, maar bij een hoop maatschappijen deed de radio-officier dat. Indien mogelijk werd dus eens per maand van kist gewisseld. In Ras Tannurah, onze volgende haven, kregen wij als lading een vijftigtal filmdozen mee, die afkomstig waren van een Amerikaanse oliemaatschappij. Deze waren vervangen door nieuwe films en moesten terug naar de States. Ze lagen in het kantoortje van de 1e STM en werden door ons natuurlijk als extra  gedraaid. We hadden vanaf nu tweemaal per week een filmvoorstelling.

 

    ‘s Middags na het verlaten van Ras Tannurah werd ik tijdens m’n middagdutje opgeschrikt door het afgaan van mijn A.A.T., gevolgd door een op de 500 kHz aan de Alkes gericht spoedbericht:

                                                      XXX PCMK de HZY = XXX = you are entering a dangerous drilling field stop

                                                      leave this area immediately or you will be stopped by force fullstop =  

                                                      Saudi Arabian Military Authorities ++

Dit bericht was van een dusdanige importantie, dat de kapitein uit zijn middagdutje moest worden gehaald. Samen renden we naar de brug en waren net op tijd om enkele boortorens recht voor ons te zien opduiken, die tot dan toe aan het oog werden onttrokken door een deken van warme mist. Controle van de (bijgewerkte) zeekaart van dat gebied wees uit, dat het olieveld eigenlijk officieel niet bestond, dus – eigenwijs als hij was – besloot de kapitein niet te reageren en koers te houden. Door een samenspel van radar, een inderhaast opgetrommelde uitkijk op de voorplecht, een roerganger en twee uitkijken op de brug was het eigenlijk peanuts vrij van de boortorens te blijven. We hebben hierover later nooit meer iets vernomen van de Saudi-Arabische autoriteiten. Voor de zekerheid verzond ik mijn OBS’en maar niet meer naar Ras Tannurah Radio/HZY, maar naar Bahrain Radio of Kuwait Radio/9KK. HZY is trouwens alleen maar te gebruiken voor OBS’en, want dit door Aramco gerunde kuststation wisselt – buiten OBS’en - alleen verkeer met Aramco schepen. Het door Ras Tannurah Radio uitgezonden spoedbericht moest – volgens de voorschriften – in het radiodagboek worden vermeld. Het origineel had ik uiteraard in alle haast op een stuk papier geschreven, dat ik de kapitein ter hand had gesteld. Toen ik het nodig had om in het radiodagboek te kopiëren, was het papiertje verdwenen. Net voordat een bediende de kaartenkamer zou schoonmaken kon het bericht, dat in de prullenmand was beland, worden gered.

    Door de voortdurend heersende hitte en de kapotte A.C. had ik een metalen windhapper in één van de patrijspoorten gedaan en vanaf daar een soort tunnel van draden en handdoeken naar het matras, dat ik uit de kooi had gehaald en midden in mijn hut op de grond had gelegd. Op deze manier probeerde ik nog wat koelte op mijn matras in te krijgen om nog enigszins te kunnen slapen. ‘s Morgens om ca. 06.00 uur schuifelde ik dan uitgedroogd naar de pantry om een glas ijskoud water met lime juice te halen om het verloren gegane vocht weer wat aan te vullen. Het tekort aan zout, wat een moe en lamlendig gevoel veroorzaakt, werd tegelijkertijd bestreden door enkele zouttabletten in te nemen. Hierna strompelde ik weer terug naar de hut om door middel van een koude douche weer wat bij m’n positieven te komen. Als we op volle zee waren, kwam vóór het douchen het toppunt van de dag, nl. een duik in het met heerlijk fris zeewater gevulde zwembad! Aan stuurboord achter de midscheeps was een aantal hoekijzers op dek gelast, bestemd om er een zwembad te bouwen d.m.v. ijzeren staven waarin houten luikdelen pasten, zodat er een houten kooi ontstond. In deze kooi werd de presenning gedaan en dit geheel volgepompt met zeewater; zodoende ontstond er een “zwembad” van zo’n 4 x 4 m. en 2 m. diep.

   Hèt hoogtepunt van de dag voor de 4e en 1e stm,
een verfrissende duik in het zilte nat 

    Luikdelen zijn vierkante houten delen, die het open luikhoofd afdekken. Hierover wordt een enorm zeildoek gespannen, de z.g. presenning, om het geheel waterdicht te maken. Alle beslommeringen van de voorgaande dag en nacht verdwenen door dit frisse bad tussen half zeven en zeven uur.  De werkdag kon weer beginnen na een frisse douche en een goed ontbijt. Vóór pikheet was je dan alweer kletsnat. Om elf uur schreeuwde het lichaam alweer om vocht en werd het eerste biertje genuttigd. Aan boord waren twee soorten bier, Hollands bier en Holland Beer. Het eerste was Heineken en slechts voor passagiers en staf; het tweede was in New York gestored en was voor de rest van de bemanning. Waarom dit bier Holland Beer heette, is mij nooit duidelijk geworden, want het was van zo’n afgrijselijke kwaliteit dat het alleen maar ijskoud gedronken kon worden. Niet gekoeld stonk het gewoon en sommige dozen waren overjarig, want in de meeste flesjes liepen draden vanaf de bodem omhoog. Dit was weer duidelijk een deal tussen hofmeester en scheepshandelaar, terecht scheepszwendelaar genoemd. Hierdoor ontstond een eerste bekoeling in de relatie met de hofmeester. Als je op goede voet stond met de bediende van de passagiers pantry kon je soms een Heineken versieren. Dit heb ik slechts één keer gedaan, want na die overheerlijke Heineken duurde het dagen vóór je enigszins “gewend” was aan die ijskoude bocht uit de U.S.A.

    Echte onenigheid met de hofmeester ontstond door (het niet krijgen van) een eitje met spek! Aan boord van (Hollandse) schepen kreeg je toentertijd alleen op woensdag- en zondagochtend een (1) ei met spek bij het ontbijt. Omdat ik dat heerlijk vind, was ik die ochtenden altijd aan tafel ongeacht het uur van slapen gaan. Zo nu en dan was er helemaal niet geslapen, omdat we de hele nacht van zaterdag op zondag waren doorgegaan. Niettemin zat ik dan om half acht aan tafel om m’n (ene) ei met gebakken spek te nuttigen. Door een samenloop van omstandigheden (een laatste wacht van 22.00 tot 24.00 uur èn een noodgeval vrij dicht in de buurt om 03.30 uur) was ik die ochtend nogal laat (08.25 uur) aan tafel, zodat de kok weigerde om nog een ei te bakken. Hij had zijn koekenpannen (of is het tegenwoordig koekenpannen?) al opgeborgen! De hofmeester peinsde er niet over mij gelijk te geven, hoewel ik duidelijk vóór half negen aan tafel zat. Vanaf dat moment hadden wij op z’n zachtst gezegd onenigheid. Ook het dan weer wel, dan weer niet bestellen van grote hoeveelheden knoflook op de biefstuk werd uitgepikt. Sommigen overdreven inderdaad, want er werd bij steeds meer gerechten knoflook gevraagd, bij wijze van spreken óók bij de havermoutpap.

    Tijdens de tocht naar Europa vroeg één voor één de chef kok om zijn pak garnalen om deze op de een of andere manier te bereiden. Mijn pakken gingen op in de Rode Zee; op de brugvleugel werd het kookplaatje uit de kaartenkamer op de hoge stoel van de brug gezet en in een grote koekenpan bakte ik ze met veel knoflook. Ze werden meestal gebakken op die dagen dat er aan tafel niet zoveel bijzonders was en een man of drie, vier bleven dan op de brugvleugel garnalen eten onder het genot van een pilsje (behalve de stuurman van de wacht natuurlijk).

    Omdat ik aan boord relatief weinig te doen had, maakte ik haast geen overwerk. Dit in tegenstelling tot de matrozen, stuurlieden, machinisten en elek. Sommigen hadden dagelijks enkele uren overwerk en dat leverde natuurlijk behoorlijk wat duiten op. Bij mij bleef het beperkt tot een incidenteel half of heel uurtje als ik eens slechte verbindingen had of ten gevolge van een reparatie aan een apparaat, zodat ik de 8 uren overschreed. Ik besloot hier iets aan te gaan doen door tijdens een binnenlig periode wat aan de radar te sleutelen, zodat de radar niet geheel of geheel niet functioneerde. Uiteraard moest ik komen opdraven nadat bij het proefdraaien vóór vertrek een gebrek aan de radar aan het licht kwam. Ik zocht dan quasi ongerust naar de fout en kon na geruime tijd melden, dat de radar het weer goed deed. Iedereen blij natuurlijk; ik dus niet in de laatste plaats, want zo’n reparatie betekende een knappe overschrijding van mijn 8 uren en ik kon overgaan tot het invullen van m’n overwerkstaat. Na de Rode Zee en het Suezkanaal zetten we koers naar Genua, de eerste van de twee Europese havens die wij zouden aandoen. Op schepen die geruime tijd in de Perzische Golf waren geweest, gebeurde meestal iets vreemds met sommige opvarenden zodra Europa werd aangedaan. Sommigen reageerden zich af door abnormaal gedrag aan de wal. De één dook dagen onder in een bordeel en de ander richtte vernielingen aan na het teveel nuttigen van alcohol tijdens het passagieren. In Genua werd ons groepje van drie (vierde stuurman Kobus, elek Cor en ik) uitgebreid tot vier in de persoon van bootsman Willem Noordzij.                 

 Koos en Cor dollen aan dek in Genua
 Midscheeps tjetten i.v.m. overdracht in Marseille 
Kobus al-Knieschijf probeert een zonnetje te schieten 

   Na tot in de ochtend druk in de weer te zijn geweest in het Straatje van Alles, keerden we tegen daglicht huiswaarts door tent na tent (voorzover ze nog open waren) op de Via Bruno Buozzi te bezoeken om overal een afzakkertje te halen. Na het laatst geopende café werd de tocht naar boord ingezet. Tijdens deze tocht werd door dit viertal een aantal “vernielingen” aangericht zoals het omverwerpen van alle al mooi opgestapelde terrasstoelen, een vuilnisbak van vier hoog in een woning van de trap gooien,  het van de muur rukken van metalen borden met ijsreclame en het (net niet) naar beneden gooien van cementblokken vanaf een viaduct op de rijbaan. Tot slot werd een op de kade liggende brandslang als zijnde een gevaarlijke boa constrictor in het water gekieperd. Een verandering van geestestoestand, veroorzaakt door een ietwat overmatig gebruik van alcohol, die zich hierna bij ons nooit meer heeft voorgedaan. Na Genua deden we Marseille aan, waar de helft van de bemanning werd afgelost. Degenen die al aan boord zaten toen wij aan boord kwamen, gingen hier naar huis. Zodoende maakte iedereen twee reizen in ca. zeven maanden.      

    Degenen die in Marseille werden afgelost waren o.a. de 2e en 3e stuurman, de Hwtk en een 4e wtk. 

Bij de post die de volgende morgen aan boord kwam,  was een aan mij gericht telegram. Dit was per post bij de agent in Genua aangekomen, terwijl ik toch de aangewezen man was om zoiets op zee te ontvangen. De afzender begreep blijkbaar niets van telegramverkeer naar schepen en had het telegram via de landlijn naar onze scheepsagent in Genua verzonden. Had ik toch mooi voor niets steeds de verkeerslijsten van WSL en WCC genomen! Het telegram kwam uit New York van Gretta O’Sullivan, mijn vriendinnetje van de Webster Apartments en bevatte het verzoek bij aankomst te New York contact met haar op te nemen in verband met een eventueel opnieuw te organiseren party op de Alkes. Ze had klaarblijkelijk haar vakantie naar Ierland voor mij uitgesteld en zo te zien was de vorige party een succes geweest!

Met het vertrek vanuit Marseille begon het tweede deel van mijn verblijf aan boord van de Alkes, wat over het algemeen niet was tegengevallen. Aangezien het intussen eind april was geworden, was het weer tijdens de oversteek rustig te noemen en we bereikten New York in de tweede week van mei.                                                                         

Wat vaart daar over de oceaan?
De ster van Van Nievelt Goudriaan

   Ogenblikkelijk na aankomst belde ik Gretta en sprak af  haar de volgende middag van haar werk te komen ophalen. Het weerzien  was tamelijk emotioneel. Zij vertelde dat  ze haar vakantie naar Ierland had uitgesteld tot de zomer, zodat we nog enkele dagen in elkaars gezelschap konden blijven. Toen ik ’s avond terugkwam aan boord, vernam ik dat er de volgende dag een staking onder de havenarbeiders zou worden uitgeroepen. Dit betekende dat er in de New Yorkse haven geen enkel schip meer geladen of gelost werd; de staking was algemeen en zou voor onbepaalde tijd duren. Wij vonden dat echter niet erg, want zodoende kon je op je gemak het een en ander van New York bekijken. Omdat ik ook nog wel eens iets moest uitvoeren aan boord en ook Gretta moest werken, zagen we elkaar niet iedere dag maar spraken zo’n drie á vier keer per week af. Uiteraard na haar werktijd en (bijna) hele dagen in de weekends. Omdat de staking nog wel zo’n vier weken kon duren, was dit een uitgelezen gelegenheid meer van de stad te zien dan normaal mogelijk was.

    Gelukkig kon je je in deze stad snel verplaatsen zonder al te veel kosten door middel van de subway. Om bij het dichtstbijzijnde subway-station te komen moesten we de Atlantic Avenue aflopen naar Flatbush Avenue, van waar we uptown naar Manhattan of downtown naar Coney Island konden. De subway in New York bestaat uit verschillende lijnen, zoals Circle line, A-line (Take the A  train; Billy Strayhorn/Duke Ellington!!), C-(ontinental) line enz.

   Als we naar 42nd Street/Times Square wilden, hadden we keus uit twee lijnen, de Yellow en Red Line. De Yellow Line ging via Whitehall St., Rector, Cortlandt, City Hall, Canal Str., Broadway-Lafayette, 8th Str. Broadway, 23rd Str. Broadway, 28th Str. Broadway naar 42nd Street/Times Square; de Red Line ging via Wall Str., Fulton Str., Chambers, Franklin, Canal Str., Houston Str., Christopher Str., 14th Str. 7th Av., 18th Str. 7th Av., 23rd Str. 7th Av., 28th Str. 7th Av., en 34th Str. 7th Av. naar Times Square. Hier kon je dan met de Red Line uptown gaan via Broadway bij de Hudson River naar 86th Str. (de Duitse buurt) of verder noord naar Harlem of met de Blue Line naar Central Park West of met de Yellow Line naar Lexington Avenue, waar kon worden overgestapt op de Green Line, die uptown gaat  via Lexington Ave. tussen Central Park en East River. Dit was dan nog slechts Manhattan, maar je kon natuurlijk ook downtown Brooklyn ingaan of crosstown naar Queens of de Bronx. Terug naar boord gaan was vrij gemakkelijk, want zowel de Yellow, Red, Blue als Green Line gingen via de Brooklyn Bridge of Manhattan Bridge (op de foto Manhattan Bridge links) en hadden als eerste stop in Brooklyn het station Flatbush Avenue.

    Verscheidene delen van New York heb ik zodoende bezocht, alleen of in gezelschap van Gretta. Mijn functie bracht mee, dat ik veel vrije tijd had. Als ik ’s ochtends de EU-uitzending maar nam, dat was het voornaamste. De nieuwsberichten hoefde ik van de ouwe niet te nemen, maar meestal deed ik dat toch om maar iets te doen te hebben. Zodoende gingen Gretta en ik op een  mooie zondagmiddag naar het Central Park. Hier is volgens mij de ellende begonnen. Terwijl we bij een soort dierentuin stonden te kijken, werd bij mij $20 gerold. Ik was toen nl. nog zo slim om papier geld in mijn achterzak te bewaren. Op kosten van Gretta namen we een taxi die ons naar boord bracht. In mijn hut aangekomen, bemerkte ik dat mijn fototoestel nog op de hoedenplank van de taxi moest liggen. Ondanks pogingen van Gretta bij de taxi onderneming om het toestel boven water te krijgen, heb ik die Olympus Pen nooit meer teruggezien. Dag tientallen foto’s en herinneringen!

Tijdens controle viel een sloep uit de talie

Omdat we zo lang binnen lagen, wist je op het laatst niet meer waar je nog enigszins zinnig werk vandaan moest halen. Je moest tenslotte je dagboek invullen met daarin van minuut tot minuut wat je die dag zoal had uitgespookt. Ik heb gedurende die weken veel administratie, schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden verricht. Vrije tijd en te besteden geld verhouden zich omgekeerd evenredig. Na zo’n drie weken besloot ik Radio-Holland te vragen mijn maandbrief tijdelijk te verlagen, zodat ik wat meer dollars kon opnemen. Tijdens de laatste twee weken in New York werden ik en nog enkele van mijn mede opvarenden nog bloeddonor bij een bloedbank in de buurt van Flatbush Ave. Per liter afgestaan bloed betaalden ze $5 uit. Er was klaarblijkelijk nogal wat bloed nodig in verband met de oorlog in Vietnam. 

    Na het incident met het fototoestel was de verstandhouding met Gretta enigszins verstoord en dat werd er in de loop der tijd niet beter op. We spraken steeds minder vaak af en onze verhouding liep langzaam vanzelf naar een einde. Na verloop van tijd werd het plan geopperd nogmaals een party te organiseren, want de staking bleef maar voortduren. Uiteraard zou dit weer met medewerking van de Webster Apartments geschieden. Wederom werd er een blik met Webster-vrouwen opengetrokken met Duitse studentes, Britse secretaresses, Braziliaanse serveersters, Amerikaanse fotomodellen enz. Gretta O’Sullivan ontbrak echter, zodat ik mijn aandacht ergens anders op moest richten. Op een gegeven moment kon ik niet om ene Shirley heen, een fors gebouwd fotomodel uit Californië. Hiermee heb ik me tijdens de rest van de binnenlig periode kostelijk vermaakt.                                                             

Wtk's hebben plezier
De staf kijkt toe
Stuurlieden vermaken zich
Ass. wtk Huub is een lolbroek

   Om problemen bij de ingang van de pier te voorkomen, had de kapitein mij gevraagd speciale pasjes te maken, die hij dan ondertekende.

De inhoud was ongeveer als volgt:

            To whom it may concern,

            This is to certify that ……………, crewmember of the Dutch motorvessel Alkes,

            has been allowed by his captain to take one acquintance on board the ship.

    Ik maakte er een dozijn en aldus omzeilden we problemen aan de poort. Ook deze party werd een groot succes en gedachtig de wensen van de ouwe werd door verschillende personen hun nieuwe verkering naar huis gebracht, hoewel niet iedereen zich hieraan hield. De ondergetekende was één van hen. Omdat  nogal wat opvarenden vriendinnetjes hadden na de drie parties, steeg de vraag naar door de kapitein getekende pasjes. Hier werd hij zó doodziek van, dat hij het aan mij uitbesteedde. Ik tikte stapels pasjes, hij stempelde en ondertekende ze en ik ging over de distributie. Ik werd steeds populairder!

    Met de vrij jonge HWTK D. kon ik goed opschieten, zodat ik zijn uitnodiging om met twee Amerikaanse fotomodellen, die we tijdens de laatste party hadden opgedaan, een dag naar Greenwich Village te gaan graag aannam. Het waren twee meisjes uit Los Angeles, die in New York een cursus volgden op een modelling school. Greenwich Village had ik nog niet bezocht, dus dat kwam mooi uit. Het werd een gezellige dag in deze kunstenaars wijk met z'n vele gezellige cafeetjes en restaurants. Eens moest er toch een eind komen aan de havenstaking. Na bijna zes weken vonden we het eigenlijk allemaal welletjes en waren we blij dat er weer gevaren kon worden. Na New York zouden we een speciale lading laden voor Irak. Hiertoe voeren via Cape Hatteras en Cape Lookout naar Wilmington, N.C. Men begon hier de ruimen te beslaan met hout en al snel werd duidelijk waaruit de lading zou bestaan. Driekwart van het schip werd geladen met munitie in kisten alle beplakt met de leus “From friend to friend” en twee ineengeslagen handen. Wie kon toen bevroeden, dat die vrienden 25 jaar later een strijd op leven en dood met elkaar zouden voeren.

In Wilmington munitie laden voor Irak

  Met het verlaten van Wilmington was eigenlijk de thuisreis begonnen. Via de Middellandse Zee en het Suezkanaal gingen we weer richting Perzische Golf, dit keer slechts onderbroken door het aanlopen van Jeddah aan de Saoedi-Arabische westkust. Jeddah aanlopen betekende uitkijken, want er lagen nogal wat kliffen net onder de waterspiegel. Het bewijs hiervoor was het wrak van een schip dat gedeeltelijk boven water uitstak. Het verhaal gaat, dat veel opvarenden hierbij gedood werden door haaien. Het laatste verblijf in de Perzische Golf zou minder lang duren dan enkele maanden ervoor. Na Abu Dhabi en Damman voeren we rechtstreeks naar de Shatt al-Arab en lieten zodoende Kuwait letterlijk en figuurlijk links liggen. Ook Khorramshahr zou deze keer niet worden aangedaan; we losten en laadden alleen in Basrah (Irak) en Abadan (Perzië, thans Iran). 

In Basrah wordt de munitie gelost onder toeziend oog van Iraakse militairen (links) en de R/O en WTK van de Alkes (rechts)

Nadat de munitie in Basrah was gelost, werd op de rivier al begonnen met het hout uit de ruimen te halen en aan dek te deponeren. Op weg naar Abadan

gebeurde een ongeluk, dat – hoewel het niet mijn schuld was – indirect met mij te maken had. Het aan bakboord achter de brug gelegen radiostation had een groot, vierkante patrijspoort, dat ik vanwege de op de rivier heersende hitte wijd open had gezet. Normaal gesproken was dit niet nodig geweest, maar de airconditioning had het weer eens begeven. De patrijspoort bevond zich boven een trap naar de brugvleugel. De Hwtk rende met grote snelheid de trap op en ramde met zijn hoofd de openstaande patrijspoort. Met ernstig hoofdletsel werd hij in Abadan van boord gehaald. De 2e wtk fungeerde vanaf dat moment als Hwtk; de 3e wtk werd 2e wtk en er werd een nieuwe 3e wtk naar Abadan overgevlogen.

Dan weer zit Koos Kouwijzer op wacht dan weer speelt hij met de eerste stuurman met de deklading.

    In Abadan bezocht ik met de 2e stuurman de Shell club om er eventjes te gaan zwemmen in het zwembad, maar door het ongelukkige afscheid van de Hwtk was er een domper gevallen op het passagieren. Van Abadan ging de reis nog naar Bushire en vandaar naar Ras al-Khaimah in de Verenigde Arabische Emiraten. Het was ons opgevallen, dat de Arabische loodsen de grootste pret hadden als ze met een walstation in verbinding stonden. De naam Alkes werd vele malen gebruikt op een lacherige manier uitgesproken als Alkoes

            Khaimah thies ies thie Alkoes, Alkoes, Alkoes, do you read me

In het Arabisch heeft Al Khus de betekenis “de kut”. Dat was dus lachen geblazen voor de mannen: Khaimah hier de kut, kut, kut, ontvangt u mij?

    Van Ras al-Khaimah ging de reis verder naar Bander Abbas voor het laatste plukje lading. Hier werd mij door de agent verzocht eens naar zijn VHF installatie te komen kijken, want sinds enkele dagen werkte de zender niet meer. Na alles te hebben gecheckt, bleek zowel het zend- als het ontvang gedeelte in orde te zijn. Restte dus de antenne, de toevoer naar de antenne en de handset. Er bleek dus een breuk in het snoer van de handset te zitten. Als noodoplossing kortte ik het snoer in, zodat de boel weer werkte. Ze zouden zo snel mogelijk een nieuwe handset bestellen. Als dank voor mijn hulp kreeg ik een glas koude cola en een hand. De 3e WTK was beter af. Hij werd gevraagd om in de machinekamer van de sleepboot het een en ander te repareren. Hij was net zo lang bezig als ik en rondde zijn klus eveneens met succes af. Ook hij kreeg dus een hand en een koude cola, maar tevens een handgeknoopt Perzisch kleedje.

   Nadat de lading erin zat, begonnen we aan de reis naar Europa via Karachi. In Straat Hormoez werd ik door de tweede stuurman geroepen om aan de VHF te komen, want er was een bekende van mij aan de lijn. Het bleek Herman Vacano te zijn, een jaargenoot van me, die op een tanker van Nedgulf Tankers voer. Er bleken vier klas-/jaargenoten van mij op de vier schepen van deze maatschappij te varen, nl. Herman Vacano, Bob Verzijlberg, Henk Willekes en Henk Tromp. Mede door dit gesprek via de VHF kwam ik op het idee binnenkort eens een tanker aan te vragen bij RH, niet wetende dat ook ik bij Nedgulf Tankers terecht zou komen. Ik zou daar later bijna vier jaar varen.

  Na Straat Hormoez te hebben verlaten werd in de Golf van Oman koers gezet naar Karachi in plaats van naar Ras al-Hadd, de koers die gevolgd moet worden om varend langs Oman en Zuid Jemen in Aden te komen. Na de negatieve ervaring met Karachi tijdens mijn Alwaki-reis nam ik me voor ook deze keer geen Pakistaans geld op te nemen en aan boord te blijven. Zodoende kon ik getuige zijn van een eigenaardige manier van in je levensonderhoud voorzien. 

Een oude Pakistani kwam met een rieten mand en een fret-achtig beest aan boord en ging aan dek een voorstelling geven. In de mand bleek een boa constrictor te zitten en het andere beest bleek een mongoose te zijn. De voorstelling bestond uit een gevecht tussen de slang en de mongoose. Na wat moeilijk gedoe met de slang werd deze op dek gegooid en werd de mongoose losgelaten. Een hevig, maar kort gevecht volgde.  De boa had geen schijn van kans en lag niet lang daarna levenloos op dek. Hassan ging met de pet rond en er werden wat vreemde valuta in gegooid, want vrijwel niemand had  rupees opgenomen. Toch kon ik de verleiding niet weerstaan en ging voor korte tijd de wal op. Het bleef echter bij wat rondlopen in de havenbuurt, want het lossen zou niet al te lang duren.                         

Mongoose versus boa constrictor, een vreemde manier om de kost te verdienen.

Kort nadat ik aan boord terugkeerde, werd voor en achter gemaakt en begon de reis naar Europa via Aden en het Suezkanaal. In Aden werd het hout, dat in de ruimen had gezeten bij het vervoer van de munitie, verpatst. De opbrengst werd eerlijk verdeeld onder de drie stafleden en (natuurlijk) de hofmeester. De rest van de bemanning kon naar de centen fluiten. De meest verdienende mensen gingen ook met alle extraatjes aan de haal. Het vervoeren van munitie had ons dus nòch gevarengeld, nòch een extraatje opgeleverd.   

  Via de Rode Zee, de Golf van Suez en het Suezkanaal bereikten we de Middellandse Zee, waarin koers werd gezet naar Livorno. Net als in Genua werd er in Livorno behoorlijk huis gehouden door mensen die de P.G. ontsnapt waren. Ik besloot het rustig te houden en hier helemaal niet de wal op te gaan om lekker rustig en op tijd de reisafsluiting te kunnen voorbereiden.

Leerling stm, kapitein, eerste stuurman en twee kanaal loodsen in het Suezkanaal

Een wekelijks terugkerend fenomeen voor de R/O was het door de kapitein laten tekenen van het radiodagboek. Hoewel dit officieel dagelijks moest worden gedaan, geschiedde dit altijd op zaterdag, de dag waarop ook andere bijzondere gebeurtenissen plaatsvonden. Kapiteins die een inspectie-ronde hielden, deden dat altijd op zaterdagochtend. Ook de elek, indien aan boord, deed zijn “lampenronde” op die ochtend. Op zaterdagavond werd er vaak een filmvoorstelling gegeven of de bemanning achteruit gebruikte de zaterdagavond van hun vrije weekend voor het bouwen van een feest(je).

                                                                                                           HET RADIO DAGBOEK

De kapitein van een schip, uitgerust met een radiotelegrafie station, is verplicht door de radio-officier een radio dagboek te doen bijhouden. De kapitein is bovendien verplicht het dagboek dagelijks voor “gezien” te tekenen. Het dagboek dient te worden bewaard op de plaats waar de luisterdienst wordt onderhouden. De radiodagboeken moeten op verzoek van de ambtenaren van PTT en Scheepvaart Inspectie ter inzage worden gegeven. De kapitein is verplicht te zorgen, dat de radio-officier de voorgeschreven luisterdienst naar behoren uitoefent en zijn bevindingen in het radiodagboek vermeldt overeenkomstig de hiervoor geldende instructies. Alle aantekeningen in het radiodagboek dienen te geschieden onder vermelding van datum en tijd in GMT.

In het dagboek dient aantekening te worden gehouden van:

 a.      het tijdstip waarop bij het verlaten van een haven
          de luisterdienst aanvangt;

b.      het tijdstip waarop bij binnenkomen van een haven
        de luisterdienst wordt beëindigd;

c.     de tijdstippen van onderbreken en hervatten van de
        luisterdienst met opgave van de redenen voor de
        onderbreking;  

 d.    bij onderbreking van de luisterdienst het bijzetten
        van het automatisch alarmtoestel en het testen
        hiervan; 

e.    nauwkeurige gegevens omtrent het onderhoud
        en het laden van de nood accu's;

f.     het wekelijks beproeven van een eventueel
        aanwezige draagbare radio-installatie voor
        reddingboten en –vlotten;

g.      bijzonderheden omtrent nood-, spoed-
          en veiligheidsverkeer. Van noodverkeer dient
          een samenvatting te worden vermeld, ook al heeft
          het schip aan het noodverkeer niet deelgenomen;

h.     alle bijzonderheden omtrent pogingen tot en
        daadwerkelijk gemaakte radioverbindingen met
        kuststations en andere schepen;

i.      alle afwijkingen in de goede werking van de gehele
        radio-installatie, met inbegrip van alle onder de
        verantwoordelijkheid van de radio-officier vallende
      verbindings- en plaatsbepalingstoestellen aan boord.
        Eventuele reparaties dienen zo volledig mogelijk
        te worden beschreven;

j.      de dagelijks middag positie van het schip;

 Het verdient aanbeveling de onderhoud gegevens van de accubatterijen te vermelden in een z.g. accumulatoren rapport. Deze rapporten worden geacht deel uit te maken van het radiodagboek en zijn onderworpen aan de hierop van toepassing zijnde voorschriften.

    Het einde was in zicht en ik was dolblij van boord te kunnen gaan. Zeven maanden achtereen is iets te veel van het goede. Het voordeel van kustreizen achterblijven op schepen die Amsterdam of Rotterdam aandoen, had je hier natuurlijk niet. Als beloning zou ik nu dus van een lang verlof gaan genieten. In Marseille gaf ik het station over aan m’n aflosser en de helft van de bemanning spoedde zich naar het vliegveld voor de vlucht naar Zestienhoven. Met een eveneens in Amsterdam wonende 4e wtk mocht ik met de Martin’s Air-machine meevliegen van Zestienhoven naar Schiphol, zodat ons dat weer reistijd scheelde. Een vreemde gewaarwording zo met z’n tweetje in een geheel leeg toestel.

De DC-3 van Martin's Air
Aflossing in Marseille met 2e en 3e van links resp. de elek Cor Kapitein en wasbaar Jaap Kagchelland

 Hiermee was een einde gekomen aan zo’n 15 maanden Van Nievelt Goudriaan & Co. Al met al een gezellige tijd, hoewel er ook dagen waren dat ik wenste nooit van Van Nievelt Goudriaan te hebben gehoord. Had ik wat minder op de P.G. gevaren en wat meer op Zuid- en/of Midden-Amerika dan zou mijn mening wellicht anders zijn geweest. Ik ging bijna drie maanden uitrusten, om daarna weer fris aan een reis naar Nieuw-Zeeland te beginnen, gevolgd door een reis rond de wereld.

Omdat ik hierna nooit meer bij Van Nievelt kwam te varen, ben ik niet te weten gekomen hoe het de ongelukkige Hwtk verder is vergaan. Vierde stuurman Koos Kouwijzer is hierna doorgestoomd tot 1e stuurman en werd later loods te Rotterdam en woonde tot zijn overlijden in Javéa, Spanje. Derde stuurman Alblas van de tweede reis voer nog een reis als eerste stuurman op het ocean station vessel Cumulus en was later op TV te zien als gezagvoerder van de Apollogracht in een film over het einde van het morse tijdperk. Wasbaas Kagchelland kwam ik in 1979 weer tegen op de Cumulus, dit keer als bediende. Bootsman Noordzij voer ook een aflosreis als bootsman op de Cumulus. Kapitein Meuldijk, eerste stuurman Van Duin, elektricien  Cor Kapitein en 4e stuurman Koos Kouwijzer zijn inmiddels overleden.   

KLAAR de reis is OVER !

Startpagina                          Vrachtschepen