De vroegste Europese zelfportretten stammen uit de vijftiende eeuw.
Deze periode vormde de opmaat naar de renaissance, waarin de mens zichzelf in het centrum van de belangstelling plaatste, nadat in de middeleeuwen de mens zich nederig had opgesteld ten opzichte van de almachtige God.
De opkomst van zelfportretten past in de nieuwe, zelfbewuste houding van mensen.
Een zelfportret kan om praktische redenen gemaakt worden: via een spiegel is er immers altijd een model voorhanden waarmee geoefend kan worden in het weergeven van een gezicht .
Een zelfportret is dan ook meestal herkenbaar aan een starende blik: tijdens het maken keek de kunstenaar geconcentreerd in de spiegel.
Maar veel zelfportretten zijn méér dan oefeningen. Ze zijn een vorm van persoonlijke pr, dat wil zeggen de kunstenaar presenteert zichzelf ermee aan zijn of haar publiek, op een manier die hij of zij wil.
Abrecht Dürer
Het portret dat Albrecht Dürer in 1498 van zichzelf schilderde wordt door velen gezien als symbool van het begin van een nieuw tijdperk.92
Nooit eerder presenteerde een beeldend kunstenaar zichzelf zo imponerend en barstend van het zelfvertrouwen.
Het zelfportret toont Dürer als een modieus geklede, goed verzorgde, knappe man. Hij kwam zelf uit de Duitse stad Neurenberg, maar hij vond zijn rolmodellen in Venetië, waar hij langere tijd verbleef. Ook toen al stonden Italianen namelijk bekend om hun gevoel voor mode. Niet alleen Dürers kleding is luxueus en verfijnd, ook is te zien dat zijn haren, snor en baard zorgvuldig in vorm zijn gebracht.
Dürer was dan ook de eerste kunstenaar buiten Italië die niet alleen beroemd werd door zijn werk, maar ook door zijn uiterlijk en zijn gedrag. Zijn houding en blik zijn zelfverzekerd en voornaam, de handen met kostbare, flinterdunne geitenleren handschoenen vastberaden ineen gevouwen.
Dat hij meer van de wereld heeft gezien dan Neurenberg, blijkt uit de bergen die op de achtergrond door het raam te zien zijn, hoogstwaarschijnlijk de Alpen en afgaande op de warme tinten van het landschap de zuidelijke, Italiaanse zijde daarvan.
Onder het raamkozijn staat in het Duits de bevestiging dat het hier om een zelfportret gaat op 26-jarige leeftijd: ‘Das malt Ich nach meiner Gestalt / Ich war sex und zwanzig Jor alt’ (Dat schilderde ik naar mijn gedaante / Ik was zesentwintig jaar oud). De schildertechniek ten slotte waarmee hij dit alles op het doek heeft gezet is fabuleus en volgens de laatste artistieke mode van zijn tijd.
Al met al presenteert Dürer zich hier als iemand die weet wat hij kan en wat hij waard is. De kleding, de haardracht en het decor van het portret geven hem het voorkomen van iemand uit een hoge sociale klasse, terwijl hij uit een eenvoudig milieu kwam, met een goudsmid als vader – een goudsmid gold in deze tijd als een eenvoudige ambachtsman.
Opvallend is dat het schilderij behalve de tekst onder het raamkozijn geen enkele aanwijzing bevat dat dit het portret is van een schilder: geen palet, geen penseel, geen schildersezel. Dürer had in Italië had gemerkt dat kunstenaars daar in even hoog aanzien stonden als gegoede burgers en die status beviel hem zeer.
Toen hij in Venetië was schreef hij naar huis: ‘Hoe koud zal ik het hebben na de zon hier. Hier ben ik een heer, thuis niet meer dan een parasiet.’
Dat hij thuis als schilder een veel lager aanzien had zal de reden zijn geweest waarom hij geen schildersattributen opnam in zijn zelfportret.
Op dit schilderij wilde hij een heer zijn.