In onderstaand PowerPoint kun alle begrippen met betrekking tot de kunstbeschouwing vinden . Bekijk deze eens goed ter voorbereiding van de examen vragen.
Een kunstenaar wil met je communiceren via zijn kunst. Dit kan hij/zij doen op veel verschillende manieren. Maar hoe jij het kunstwerk ervaart doet ook veel met het kunstwerk. Dit heeft te maken met de zeggingskracht. Daarom is het kijken naar kunst zo interessant. Iedereen ziet en ervaart weer iets anders wanneer hij naar een kunstwerk kijkt.
Kunst kijken gaat over beschrijven wat je ziet (en voelt).
Hierna kan je wat dieper ingaan op wat je ziet door het kunstwerk te analyseren. Dit doe je met behulp van de beeldaspecten.
De belangrijkste beeldaspecten zijn: licht, kleur, ruimte, vorm, structuur en compositie met hun afgeleiden.
licht: met soorten licht, zoals tegenlicht, mee licht, zijlicht, strijklicht en de werkingen van licht: eigen schaduw, slagschaduw en clair-obscur
kleur: door licht ontstaan kleuren met de zeven kleurcontrasten zoals: kleur tegen kleurcontrast, licht-donkercontrast, complementair contrast, koud-warmcontrast, kwaliteitscontrast, kwantiteitscontrast en simultaancontrast.
vorm: plasticiteit in de beeldhouwkunst
Materiaal en techniek zijn geen beeldaspecten, maar vormen samen ermee de beeldende middelen.
Beeldanalyse Kunst gaat over denken en dromen, over het leven en de liefde. Soms is kunst geheimzinnig en moeilijk te doorgronden of moet je er je eigen verhaal bij verzinnen.
Er zijn verschillende manieren om kunst tot je te laten doordringen en te begrijpen; bijvoorbeeld met onderstaand model.
Het helpt je een kunstwerk te analyseren, onderzoeken en interpreteren; je standpunt te bepalen en onderbouwen; vaardigheden die van pas komen op het Centraal Examen. Uitgangspunten daarbij zijn inhoud, vorm en functie; vragen naar wat, hoe, waarom, waar en wanneer.
Je kunt de vragen uit het analyseschema langsgaan om je te helpen gericht naar een kunstwerk te kijken.
Bij de ‘wat-vraag’ gaat het om de voorstelling (inhoud): Wat zie je? Wat is het verhaal erachter? Wat is het idee van de kunstenaar?
De ‘hoe-vragen’ gaan over vormgeving (vorm):
enerzijds over materiaal en techniek, en anderzijds over licht, kleur, vorm, ruimte en compositie en de effecten daarvan op het hele beeld.
De ‘waarom-vragen’ hebben betrekking op de functie van het kunstwerk.
Met ‘waar-, wanneer- en waarvoor-vragen’ verdiep je je in de culturele en economische achtergrond.
Analyseschema
Feitelijk Titel, kunstenaar, jaar, soort werk (schilderij, plastiek, video, gebouw, enz.), materiaal (olieverf, marmer, enz.), afmetingen, waar is het werk te zien?
Inhoud (wat?) Wat is er te zien? (verhaal, onderwerp, sfeer) Voorstelling Waar gaat het kunstwerk over? (titel, onderwerp) Wat wil de kunstenaar vertellen? Wat is de boodschap, visie, het idee? Is het werk figuratief of abstract? Vorm (hoe?) Hoe en met welke middelen (waarmee) is het gemaakt?
Vormgeving Techniek/materiaal. Waarmee en hoe is het gemaakt? Aspecten van materiaal en techniek (schetsen, construeren, assembleren, fijne of grove techniek, sporen van bewerking, etc.) Beeldaspecten
Welke middelen heeft de kunstenaar gebruikt? Wat zijn de effecten? - Licht, lichtrichting, lichteffecten (oplichten, schaduwen, clairobscur), soorten licht (getemperd, fel).
- Kleur (kleursoort, -verzadiging, - helderheid, contrasten). - Vorm (2D of 3D, vormsoort: geometrisch-organisch, hoekig, rond, grillig). - -Ruimte (formaten en volume; dimensies; open-gesloten, ruimtesuggestie door schaduwwerking, overlapping, lijnperspectief, atmosferisch perspectief; kikvors- of vogelperspectief). Hoe zijn de middelen gestructureerd? Hoe is de samenhang?
- Compositie (indeling en richtingen: horizontaal, verticaal, diagonaal; grondvorm: geometrisch, organisch, gebogen; afsnijding door kader; patronen: herhaling, ritme; effecten: statisch, dynamisch).
- Tijd en ruimte: website, video, performance. Functie (waarom?) Functie heeft betrekking op het doel van het kunstobject. Enerzijds kan dat de praktische toepasbaarheid zijn: hoe kun je iets gebruiken? Waarom heef iets een bepaalde vorm? Anderzijds kan het object een levensbeschouwelijke, esthetische, politieke, economische, vermaaks- of educatieve functie hebben. Dan hangt de betekenis samen met de functie. Waarom zijn bepaalde keuzes in vorstelling of vormgeving gemaakt? Context Vragen over de invloed van de tijd van ontstaan en andere kunstenaars.