Veel mensen komen op een of andere manier met filosofie in aanraking. Vaak is de kennismaking van korte duur en/of beperkt. Er kan behoefte ontstaan om meer over filosofie te lezen en een beter begrip te krijgen van specifiek filosofische thema's.
Een uitstekende gelegenheid biedt deze zeer toegankelijke, maar – vanwege de aard van het onderwerp – niet ‘makkelijke’ inleiding in de Westerse filosofie. De opzet is thematisch: door het boek heen worden de klassieke onderwerpen van de filosofie besproken: kennistheorie, metafysica, ontologie, logica, wetenschapsfilosofie, ethiek, sociale en politieke filosofie en esthetica. Van elk onderwerp wordt uitgelegd wat het kernvraagstuk en de historische context is en welke filosoof de belangrijkste bijdrage eraan geleverd heeft. Ten slotte wordt van elk thema de actualiteit aangetoond, veelal aan de hand van een onderwerp uit de huidige maatschappelijke discussie (met als eindpunt de huidige ‘internetdemocratie’).
De opzet van het boek:
Door het boek heen, verdeeld over de verschillende hoofdstukken worden de klassieke onderwerpen van de filosofie besproken: kennistheorie, metafysica, ontologie, logica, wetenschapsfilosofie, ethiek, sociale en politieke filosofie en esthetica. Dit is de zogenaamde thematische benadering van de filosofie.
Van ieder onderwerp wordt uitgelegd wat de kern van het vraagstuk is en de standaard 'kennis' wordt gepresenteerd. Deze kennis is voor een belangrijk deel historisch van aard. Dat wil zeggen, voor ieder thema wordt historisch aangegeven wat de ontwikkeling van het thema is geweest en welke filosoof de belangrijkste bijdrage heeft geleverd.
Er wordt niet gestreefd naar volledigheid van het historisch overzicht (iedere filosoof noemen). Het doel is begripsvorming en de ontwikkeling van de vaardigheid van het filosoferen.
Van ieder thema wordt de actualiteit aangetoond. Daartoe wordt bij ieder onderwerp een item gekozen uit de huidige maatschappelijke discussie.
Ten aanzien van de historische ontwikkeling hanteer ik de volgende verhaallijnen:
In de klassieke oudheid is filosofie synoniem met wetenschap. Filosofie geldt dan als de meest edele wetenschap van alle. Het allerhoogste begrip bereikt men via de filosofie.
De methode die de klassieke filosofie hanteert is die van het inzicht. Vandaag de dag klinkt dit als onwaarschijnlijk in de oren. Inzicht als wetenschappelijke methode. Inzicht is gebaseerd op het zien van de waarheid. De methode in de klassieke filosofie die tot ojectieve waarheid moet leiden, mits op de juiste manier en door de juiste persoon uitgevoerd, geldt in de huidige tijd als uiterst subjectief!
De klassieke filosofie heeft, na de opkomst van het Christendom, zich in haar de aanspraken op de waarheid moeten concurreren met de geloofsovertuiging. De geloofsovertuiging van het Christendom heeft eveneens een aanspraak op de waarheid laten gelden: 'Dat Christus de zoon van God is' en 'Dat Christus ons voorgegaan is in het lijden', enzovoorts.
De filosofie heeft de aanspraak op waarheid langs de weg van het rationele inzicht willen legitimeren: de waarheid van de wetenschap is de waarheid omdat het niet anders gezien kan worden.
Tegenwoordig geldt voor de wetenschap de empirische methode: waarnemen, hypothesen opstellen en logisch deduceren, d.w.z. de hypothesen verifiëren of falsificeren en daarmee de geldigheid van een theorie vaststellen.
De empirische methode geldt echter pas sinds de 17e eeuw, sinds de opkomst van de moderne wetenschap. Daaraan is de naam van Descartes verbonden.
De wetenschap nam meer en meer onderzoeksterreinen van de filosofie over en onderwierp de kennisgebieden aan een kritisch onderzoek aan de hand van de wetenschappelijke methode. Voor de filosofie bleef een smal terrein over. Daarbij bleef de filosofie zich baseren op de methode van het inzicht en de filosofie kan niet anders, want iedere andere methode wordt onmiddellijk tot de wetenschap gerekend. Deze methode van het inzicht is bovendien zeer verdacht geraakt.
Een voorbeeld van een van de terreinen waarop de filosofie zich bewoog is de vraag naar de zin van het bestaan. Er is geen wetenschap die met behulp van de empirische methode iets positief bevestigends kan zeggen over de zin van het bestaan. Hiermee wordt bedoeld dat er geen (wetenschappelijke) hypothese is over de zin van het bestaan die hetzij geverifieerd hetzij gefalsifieerd kan worden.
De vraag die dan blijft is op welke manier over de zin van het bestaan gesproken kan worden. Op geen enkele manier volgens Ludwig Wittgenstein en de Wiener Kreis (Carnap), op een manier die een nieuwe taal creëert: Martin Heidegger.
Een tweede voorbeeld is de vraag naar de kennis, die bekend is onder de naam 'kennistheorie'. De wetenschappen zijn uiterst monopolistisch. Als er positieve kennis bereikt moet worden, dan kan dit alleen via de wetenschappelijke methode. De wetenschap is de enige instantie die, of het enige instituut dat ons tot de waarheid kan brengen. De aanspraak op waarheid concurreert met die van het geloof. De strijd tussen geloof en wetenschap is kenmerkend voor de westerse filosofie en heeft bijvoorbeeld in de zeventiende eeuw tot vele slachtoffers geleid.
Deze aanspraak van de wetenschap op waarheid kan alleen berusten op het succes van de wetenschappelijke methode, hetgeen een gevoel van een cirkelredenering in zich houdt.
Hetzelfde euvel treffen we bij democratie aan. Het is een methode die het best tot resultaten lijkt te leiden. Alleen de enige manier om het aan te tonen is op de resultaten te wijzen.
De filosofie heeft geprobeerd langs rationele weg inzichtelijk te maken dat de aanspraak op waarheid van de wetenschap een gerechtvaardigde aanspraak is. De filosofie heeft gepoogd te laten zien hoe het denken werkt en uit de werking van het denken af te leiden dat, wanneer wij als mens tot de waarheid komen, wij ervan uit kunnen gaan dat de aanspraak op waarheid een gerechtvaardigde aanspraak is. De methode echter, waarmee de filosofie dit heeft geprobeerd te doen is de klassieke methode van het inzicht. Dit is de enige manier om te laten zien hoe het verstand, het denken werkt, want er is geen empirische methode voor. Maar de methode van het inzicht is nu juist de methode, die door de moderne wetenschap in het diskrediet is gebracht.
Een tweede verhaallijn betreft de toenemende aandacht voor de taal. De 'linguistic turn', de omwenteling naar de taal, zoals die zich in de filosofie heeft voorgedaan aan het begin van de 20e eeuw, houdt direct verband met de vorige verhaallijn en de voorbeelden die in dat verband zijn aangehaald.
Om met het laatste voorbeeld te beginnen. De filosofie zat met het probleem dat het denken kan alleen door middel van de methode van het inzicht begrepen kon worden. Het denken vindt in het hoofd, of de hersenen plaats. Het probleem is echter dat we geen waarnemingen kunnen doen aan het denken in z'n activiteit. Wel hebben we rechtstreeks toegang tot de resultaten van het denken, namelijk in de taal. De taalfilosoof stelt dat we aan de hand van de taal we de werking van het denken kunnen bestuderen. De filosofie richt zich daarbij op het onderzoeken van de taal om een rechtvaardiging te vinden voor de aanspraken op waarheid.
Het eerste voorbeeld laat de wending naar de taal al zien. Wanneer de wetenschap totalitair is in z'n aanspraken, dan moet er een taal gevonden worden buiten de taal van de wetenschap om, om iets over de onderwerpen te zeggen die niet door de wetenschap gedekt worden: metafysica, ethiek, enzovoorts
Deze twee verhaallijnen zullen voor de bespreking van de geschiedenis van de filosofie leidend zijn.
Op deze manier ontstaat er een raster van verticaal de thema's van de filosofie en horizontaal de verhaallijnen die door de geschiedenis heen lopen.