H3 Spuitgieten
Spuitgieten (NL) = Injection Moulding (Engels)
Klik hier om eerst een animatie te bekijken over spuitgieten
Spuitgieten is het belangrijkste verwerkingsproces dat wordt gebruikt bij de verwerking van plastics.
Circa 1/3 van alle plastic producten wordt via spuitgieten geproduceerd. Het spuitgietproces is een ideaal proces om in te zetten bij massaproductie van plastic artikelen. Zeer ingewikkelde artikelen met nauwe tolerantie-eisen kunnen in zeer korte tijd met lage kosten via spuitgieten worden geproduceerd.
Op de site van Plastipedia vind je een duidelijke animatie: klik hier om daarheen te gaan (er opent zich een nieuwe pagina).
In de video hieronder wordt het spuitgietproces schematisch weergegeven:
Een spuitgietapparaat bestaat uit twee belangrijke delen: het spuitgedeelte, waarin het plastic wordt gesmolten en dan onder druk wordt weggeperst. De sluiteenheid met de matrijs en vormholte waarin het gesmolten plastic wordt gespoten.
Deze sluiteenheid kan na afkoelen van het product de matrijs openen en het product uitwerpen.
Een spuitgietcyclus bestaat uit de volgende stappen:
Het sluiten van de matrijs.
Het aanleggen van de spuitneus (het aggregaat).
Injectie: het injecteren van de smelt in de matrijsholte
Nadruk geven: het onder nadruk houden van de smelt om zo nog extra smelt toe te kunnen voeren terwijl het vormstuk afkoelt.
Nog verder afkoelen van product.
Het terugtrekken van de spuiteenheid.
Het openen van de matrijs.
Het uitwerpen: het verwijderen van het product uit de geopende matrijs.
In onderstaande figuur is weergegeven wat voor effecten de temperatuur en nadruk op je spuitgietproces hebben. Een te geringe nadruk leidt tot onnodigveel krimp en krimpholtes. Te veel nadruk aan de andere kant, drukt de matrijs wat uit elkaar waardoor er "flash" (dunne plastic randjes) zichbaar zijn aan je produkt. Evenzo is er voor de temperatuur een bovengrens. De meeste polymeren degraderen bij hogere temperatuur. Bij welke temperatuur degradatie optreedt is sterk polymeertype afhankelijk. Is de temperatuur tijdens het spuitgieten daarentegen te laat, dan kan het "shot",de inspuiting, onvolledig zijn ("short shot"). Het produkt is dan slechts deels gevormd.
Dat wordt in de volgende link uitgelegd (open zich in een nieuw venster).
Nederlandse termen voor spuitgieten
SPUITGIETEN :
Injectiesnelheid of inspuitsnelheid: dit is de snelheid waarmee de schroef vooruit bewogen wordt tijdens het vullen van de matrijsholte (caviteit) vanuit de cilinder. (injection rate, injection speed)
Injectiedruk of inspuitdruk: dit is de druk die nodig is om het materiaal met de gevraagde inspuitsnelheid te injecteren (filling pressure)
Inspuittijd of injectietijd: dit is de tijd die nodig is om de matrijsholte (caviteit) te vullen (injection hold time = initial injection time + hold time)
Doseertijd: dit is de tijd die nodig is om het materiaal nodig om de matrijsholte of caviteit te vullen voor de schroef te verzamelen.
Schroefsnelheid: in toeren/minuut, m/sec. dit is de ronddraaiende snelheid van de schroef tijdens het doseren.(screw speed)
Tegendruk: dit is de druk op de schroef tijdens het doseren dus tijdens het achteruitbewegen van de schroef. (backpressure)
(bron: http://www.plastictroubleshooter.com/ThePlasticTroubleshooter/molding_process.htm)
Nadruk: dit is de druk op de schroef na het injecteren om de restvulling en de krimp op te vangen. (holding pressure)
Nadruktijd: dit is de tijd dat er moet nagedrukt worden. (Holding time?)
Omschakelwaarde: dit is het punt waarop de schroef van injectiefase omschakeld naar nadrukfase dit kan weg-, hydrauliekdruk-, tijd- of matrijsbinnendrukafhankelijk. (switch-over point)
Buffer: dit is de afstand tussen de schroef en de neus na het nadrukken.
Koeltijd: dit is de tijd die start na het aflopen van de nadruktijd en stopt bij het voldoende vormvast zijn van het product. (cooling time)
(Clamp pressure) At the other end of the machine, we have clamp pressure. The only reason to have clamp pressure is to keep the mold closed against injection pressure. Therefore, the amount of clamp pressure required is based on the material being molded. The easier flow materials require less injection pressure, thus they require less clamp pressure. Conversely, the stiffer flow materials will require more injection pressure, thus more clamp pressure.
Tabel 1. Parameter verandering versus effect op eigenschappen