Vincent van Gogh

(1853-1890) Nederlands schilder, die met zijn uit diepe innerlijke noodzaak ontstane werk de grote voorloper werd van het 20e-eeuwse expressionisme. Over zijn dramatische levensloop en psychische conflicten, die bijna tastbaar aanwezig zijn in zijn geladen schildertrant, is zeer veel bekend uit de omvangrijke correspondentie die hij met zijn broer Theo en met anderen heeft gevoerd. Vincent Willem van Gogh werd op 30 maart 1853 geboren in Groot-Zundert uit een protestantse domineesfamilie. Ook hij voelde zich aangetrokken tot het beroep van dominee. Tot zijn 23e jaar was hij echter werkzaam bij de kunsthandel Goupil, waar zijn broer Theo, met wie hij zijn leven lang een grote vriendschappelijke verbondenheid heeft gevoeld en een uitgebreide, nu beroemde correspondentie voerde, later eveneens in dienst trad. Vincent werd door de zaak naar Londen en Parijs gestuurd. Hij kreeg echter een afkeer van de kunsthandel en trok er zich in 1876 uit terug. Uit sociale gedrevenheid verdiepte hij zich in de theologie. Zijn pogingen daarin iets te betekenen faalden evenwel; tenslotte reisde hij naar de Borinage, een mijnstreek in de provincie Henegouwen in België, en werd er hulppredikant onder de arme bevolking. Hier ontstonden zijn eerste houtskoolschetsen. Deze zijn vrij conventioneel-academisch van opzet, maar in de hoekigheid van de omtreklijnen is Van Goghs persoonlijke stijl herkenbaar. In een brief merkte hij op dat de expressie van armoede en ellende de beste kunst is. Door contactmoeilijkheden met de bevolking enerzijds en zijn groot plezier in tekenen anderzijds kwam Van Gogh tot de conclusie dat hij zich het best aan de schilderkunst zou kunnen wijden. Deze opdracht die hij zichzelf gaf, resulteerde in de tien jaar die hij nog leefde in ca. 800 schilderijen en 850 tekeningen. Hij kreeg enige lessen van de schilder Anton Mauve (1838-1888) in Den Haag. Dit was echter van korte duur. Hun meningen over de kunst liepen te zeer uiteen. Vincents derde en laatste poging om een vaste verhouding met een vrouw (dit maal de geheel aan lagerwal geraakte Sien, van wie hij een portret heeft geschilderd) te beginnen strandde hier. Een van de doeken uit deze periode is 'Het bos in Den Haag met meisje' (1882, Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo). De invloed van de Haagse School, waartoe ook Mauve behoorde, blijkt hier duidelijk uit de aandacht voor de lichtval en de losse penseelstreek. In zijn donker coloriet verschilde hij echter van hen. Ook later in Drenthe en in Nuenen (Noord-Brabant) schilderde hij de boerenbevolking voornamelijk in bruine en groene tinten. Uit de periode in Nuenen dateren de schilderijen met wevers aan hun getouw en de beroemde 'Aardappeleters' (1885, Rijksmuseum Vincent van Gogh, Amsterdam). Men herkent in dit werk de bewondering die hij koesterde voor de Franse kunstenaar Jean François Millet (1814-1875), schilder van het vrome boerenleven. Van Gogh wilde naar zijn zeggen tonen dat er nog een andere levenswijze bestond dan de geciviliseerde oppervlakkige. Bij zijn ideeën over de arbeidersklasse was hij beïnvloed door de boeken van Emile Zola (1840-1902). Het bezoeken van een traditionele academie tijdens zijn verblijf in Antwerpen in de winter van 1885-1886 moest voor een kunstenaar met al een zo eigen ontwikkeling wel op een mislukking uitlopen. Deze periode werd echter van groot belang voor hem door zijn ontdekking van de Japanse houtsnede. Deze fascineerde hem door haar vlakverdeling, lijnvoering en felle kleur, elementen waarvan men de invloed duidelijk terugvindt in zijn latere werk. Hij maakt zelfs enkele schilderijen in Japanse stijl en in verschillende van zijn portretten, o.a. van 'Père Tanguy' (1887, Musée Rodin, Parijs), herkent men Japanse prenten die op de achtergrond aan de muur geprikt zijn. Toen hij voorjaar 1886 naar Parijs ging om bij zijn broer Theo in te trekken deed hij een tweede voor hem ingrijpende ontdekking, namelijk van de impressionisten. Hoewel hij het niet eens was met hun opvatting over kunst, die te weinig geëngageerd was naar zijn mening, openden zij voor hem een wereld van kleur en licht, die men rechtstreeks terugvindt in zijn werk uit die periode. Hun kleurexperimenten, speciaal de stippeltechniek van de neo-impressionisten Georges Seurat (1859-1891) en Paul Signac (1863-1935), gebruikte hij ter verrijking van zijn schildertrant, waarmee hij bovenal zijn eigen gevoelswereld uitdrukte. In de vele zelfportretten die hij schilderde, komt zijn persoonlijke versie van deze stippeltechniek sterk naar voren. In 1888 verliet Van Gogh Parijs. Het samenwonen met zijn broer en het leven in een grote stad hadden tot spanningen geleid. Hij vestigde zich in Arles met het idee later een kunstenaarskolonie te stichten. Daartoe nodigde hij Gauguin vast uit, wiens synthetisme, een theorie die voor het schilderij grote kleur- en vormvereenvoudiging inhield, hem interesseerde. Op zijn beurt bewonderde ook Gauguin Van Goghs kunstenaarschap. Door hun strijdige karakters eindigde de logeerpartij evenwel in een ruzie, waarna Van Gogh er toe kwam zichzelf een oor af te snijden. Vincent had inmiddels de stippeltechniek opgegeven en bracht de verf nu in streepjes aan. Onder invloed van Gauguin maakte hij enige doeken in grotere kleurvlakken, zoals 'Zonnebloemen' (1888, in het bezit van een Japanse verzekeringsmaatschappij; sommigen beweren dat het werk door de vervalser Claude-Emile Schuffenecker is gemaakt. Van Gogh schilderde meerdere versies.). Op eigen initiatief liet Vincent zich in april 1889 opnemen in de psychiatrische inrichting te St.-Rémy om zich te laten verplegen voor zijn vlagen van verstandsverbijstering. In deze periode schilderde hij vooral de inrichting en de tuin. Zijn penseelstreek werd meer en meer geladen door een spiraalvormige beweging en door kommahalen, vooral in zijn onheilspellende olijfboomgaarden, zijn vlammende cipressen en zijn gekwelde zelfportretten. Ook in zijn tekeningen is de verandering in techniek duidelijk te volgen. Ze zijn meestal met een rietpen en in zwarte inkt uitgevoerd. Mei 1890 verliet Vincent de inrichting om zich in Auvers-sur-Oise onder de hoede te stellen van dokter Gachet. Zijn zwaarmoedigheid kreeg echter de overhand. Op 29 juli van dat jaar stierf hij door zelfmoord. In het begin van deze eeuw kwamen de eerste grote tentoonstellingen en daarmee kwam de roem: 1905 in Parijs en Amsterdam, 1912 in Keulen, 1914 in Berlijn en 1913 in New York. Het werk van Van Gogh oefende diepgaande invloed uit op de schilderkunst in de 20e eeuw. Het ligt ten grondslag aan het expressionisme. Een groot deel van zijn oeuvre dat in de familie-Van Gogh was gebleven, is nu te zien in het Rijksmuseum Vincent van Gogh (Amsterdam, gebouwd naar ontwerp van Gerrit Rietveld en geopend in mei 1973) en in het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterlo.