Frans Hals

(1581/85-1666) Eén van de belangrijkste portretschilders in de Noordelijke Nederlanden gedurende de Gouden Eeuw. Hij werd vooral beroemd om zijn portretten die hij in opdracht van rijke burgers maakte. Zij zijn in een zwierige, losse techniek geschilderd, maken een zeer realistische en levendige indruk en zijn nooit stereotiep, stijf of monotoon. Frans Hals werd tussen 1581 en 1585 geboren in Antwerpen. Na de inname van deze stad door de Spanjaarden in 1585 trokken zijn ouders naar de Noordelijke Nederlanden; zij vestigden zich in Haarlem, waar Hals zijn hele leven is blijven wonen. Omstreeks 1 september 1666 werd hij begraven in de St.-Bavokerk aldaar. Van Hals' vroegere werken en van zijn leertijd is niets met zekerheid bekend. Wel wordt in de 17e eeuw vermeld dat hij leerling was bij de naar Haarlem uitgeweken Vlaamse schilder Karel van Mander (1548-1606), maar diens invloed is niet in Hals' werk terug te vinden. Het vroegste schilderij dat ons van hem bekend is dateert uit 1611. Zowel dit als ander werk uit de vroege periode (1610-1620) heeft al het levendige karakter, dat kenmerkend is voor Hals' gehele oeuvre. Uit deze tijd dateert ook zijn eerste groepsportret, en wel van één van de Haarlemse burgerwachten of schutterijen. Het is getiteld 'Maaltijd van de officieren van de St.-Jorisdoelen te Haarlem' en bevindt zich temidden van diverse soortgelijke stukken in het Frans Halsmuseum in Haarlem. Hier ziet men de typerende stijl van Hals: een vlotte penseelvoering, gecombineerd met een hecht compositieschema van diagonale lijnen; de nadruk op de individuele gelijkenis enerzijds en op de verbondenheid van de groep als geheel anderzijds. In de periode 1620-1640 kreeg Hals veel opdrachten voor portretten van echtparen. Meestal maakte hij twee afzonderlijke schilderijen van hetzelfde formaat, waarvan het linker meestal de man weergeeft en het rechter de vrouw. Slechts éénmaal beeldde hij man en vrouw samen uit: het zg. 'dubbelportret van een echtpaar' uit ca. 1622/1625 (Rijksmuseum, Amsterdam). Gaandeweg verdwenen de bonte kleuren uit zijn vroege werk. Daarvoor in de plaats kwamen schilderijen waarbij één kleur, waarop de overige waren afgestemd, overheerste. Bovendien werden de composities evenwichtiger en soberder. Tussen 1640 en 1650 zette deze tendens zich voort: de geportretteerden stralen nu niet meer een opgewekte bravoure uit, maar veeleer een ingetogen waardigheid. Na 1650 werd zijn penseeltoets nog losser, zodat de gedetailleerde weergave plaats maakte voor een indringender totaalindruk. Steeds meer gingen donkere kleuren, waarbij veel zwart, overheersen. Een goed voorbeeld van deze laatste periode is het groepsportret van de 'Regentessen van het Oude Mannenhuis' uit ca. 1664 (Frans Halsmuseum, Haarlem). Ofschoon Hals gedurende zijn leven veel opdrachten ontvangen heeft, verkeerde hij constant in geldnood. Hij had trouwens ook een groot gezin te onderhouden: van zijn eerste vrouw had hij twee kinderen, van zijn tweede vrouw minstens acht kinderen. Verschillende keren werden hem door schuldeisers processen aangedaan en dat was waarschijnlijk de reden dat hij er soms wat bij verdiende als kunsthandelaar en restaurateur. Vooral in Haarlem was zijn invloed groot op o.a. zijn broer en leerling Dirck Hals (1591-1656) en zijn leerlingen Jan Miense Molenaer (ca. 1609-1668) en diens zeer begaafde vrouw Judith Leyster (1609-1660). Deze schilders waren bekend om hun genrevoorstellingen, d.w.z. gebeurtenissen uit het dagelijks leven. Verder beïnvloedde hij o.a. de Haarlemse schilder Adriaen van Ostade (1610-1685) en de Zuid-Nederlandse kunstenaar Adriaen Brouwer (1605/06-1638), die van omstreeks 1625 tot 1630 in Amsterdam en Haarlem werkte. Enkele van Hals' zonen schilderden eveneens, waaronder Harmen Hals (1611-1669), Frans Hals de Jongere (1618-1669), Reynier Hals (1627-1672) en Nicolaes Hals (1628-1686). Ook de portretschilders Johannes Cornelisz. Verspronck (1597-1662) uit Haarlem en Bartholomeus van der Helst (1613-1670), geboren in Haarlem maar werkzaam in Amsterdam, heeft hij beïnvloed. De reputatie, die Hals in zijn eigen tijd had, verdween in de volgende eeuwen, en herleefde pas omstreeks het midden van de 19e eeuw, toen o.a. de Franse schilder Eduard Manet sterk onder de indruk van zijn werk kwam. Thans wordt hij beschouwd als één van de allergrootste schilders, die ooit in Nederland hebben gewerkt. Zijn werk, waarvoor fabelachtige prijzen worden betaald, is verspreid over vele musea over de hele wereld.