KB 26 Sep 1996 (KB2)

tekst van kracht op 18-8-2008

Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken

TITEL I. – ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN

Hoofdstuk I. – Algemene bepalingen voor de overheidsopdrachten

Artikel 1

De algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten zijn toepasselijk, volgens de voorwaarden bepaald in dit besluit op de overheidsopdrachten bedoeld in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, hierna het koninklijk besluit van 8 januari 1996 te noemen, en op de overheidsopdrachten bedoeld in het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, hierna het koninklijk besluit van 10 januari 1996 te noemen.

Art. 2

De uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten worden nader bepaald door:

1° de bijlage bij dit besluit, tot vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken;

2° het bestek dat de bijzondere contractuele bepalingen bevat die op een bepaalde overheidsopdracht toepasselijk zijn of de documenten die het vervangen, hierbij het bestek genoemd. Het bestek vermeldt ondermeer de aanbestedende overheid, het voorwerp van de opdracht, de gunningswijze, de wijze waarop de prijzen worden bepaald, het adres waar de offertes dienen toegezonden of overhandigd te worden en indien de termijn geen gunningscriterium is, de uitvoeringstermijn;

3° alle andere documenten waarnaar het bestek verwijst.

Art. 3

§1 – De algemene aannemingsvoorwaarden zijn toepasselijk op alle overheidsopdrachten met een geraamd bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, gelijk aan of hoger dan 22.000 euro.

Zonder afbreuk te doen aan de specifieke bepalingen van dit besluit met betrekking tot de opdrachten bij wege van een promotieovereenkomst en de concessies voor openbare werken kan er niet van de algemene aannemingsvoorwaarden afgeweken worden, dan voor zover de bijzondere eisen van de beschouwde opdracht dit noodzakelijk maken. De lijst van de bepalingen waarvan wordt afgeweken moet vooraan in het bestek bepaald worden. Bovendien moeten de afwijkingen van de artikelen 5, 6, 7, 10, § 2, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 30, § 2, 36 en 41 van de algemene aannemingsvoorwaarden uitdrukkelijk gemotiveerd worden in het bestek, behalve wat de opdracht voor aanneming van diensten in de zin van categorie 6 van bijlage 2 van de wet betreft.

Welke de opdracht ook moge zijn, de termijnen waarbinnen volgens artikel 15 van de algemene aannemingsvoorwaarden de betalingen worden geregeld, kunnen in geen geval door het bestek worden verlengd. Elke tegengestelde bepaling in het bestek wordt voor niet geschreven gehouden.

§ 2.-Het bestek kan de algemene aannemingsvoorwaarden of sommige bepalingen ervan toepasselijk maken op de opdracht waarvan het geraamd bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, kleiner is dan 22.000 euro.

Indien het de algemene aannemingsvoorwaarden niet in hun geheel toepasselijk maakt, zijn niettemin de artikelen 10, § 2, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 30, § 2, 36 en 41 toepasselijk op die opdracht. De bepalingen van § 1 betreffende de afwijkingen en deze die betrekking heeft op de uitzondering voor de opdrachten voor aanneming van diensten in de zin van categorie 6 van bijlage 2 van de wet zijn ook toepasselijk.

Welke de opdracht ook moge zijn, de termijnen waarbinnen volgens artikel 15 van de algemene aannemingsvoorwaarden de betalingen worden geregeld, kunnen in geen geval door het bestek worden verlengd. Elke tegengestelde bepaling in het bestek wordt voor niet geschreven gehouden.

In het geval bepaald in het tweede lid mag, indien het bedrag van de gekozen offerte gelijk aan of hoger is dan 22.000 euro, zonder belasting over de toegevoegde waarde, de opdracht slechts worden gegund, voor zover het verschil tussen het bedrag van de goed te keuren offerte en de raming kleiner is dan tien percent van dit laatste bedrag.

§ 3.-De algemene aannemingsvoorwaarden zijn niet toepasselijk op de opdracht waarvan het bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, gelijk is aan of kleiner is dan 5.500 euro.

Art. 3bis

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° schriftelijk of geschreven stuk: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld. Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens bevatten. Een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld, kan per brief of per bode worden verzonden of overhandigd of met elektronische middelen worden verzonden;

2° elektronische middel: een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevenopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen.

Art. 3ter

Het bestek kan de aannemer niet verplichten de elektronische middelen te gebruiken en iedere tegenstrijdige bepaling wordt voor niet geschreven gehouden. De aanbestedende overheid en de aannemer mogen evenwel schriftelijk overeenkomen om hun schriftelijke stukken via elektronische middelen op te stellen of te verzenden. In dat geval moeten ze het eens zijn over de te gebruiken hulpmiddelen, de elektronische adressen vermelden via dewelke de door deze middelen verzonden documenten kunnen betekend worden en overeenkomen dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch wordt vastgesteld door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden.

Wanneer een bepaling van dit besluit de verzending per aangetekende brief oplegt, mag die worden vervangen door een verzending via elektronische middelen die een elektronische handtekening bevat conform de regels van het communautair en nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening. Deze bepaling is enkel van toepassing wanneer de partijen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig het eerste lid.

Art. 3quater

Elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld een waarin een computervirus of schadelijke instructies in de ontvangen versie worden ontdekt wordt opgenomen in een veiligheidsarchief waarbij dit stuk niet wordt gelezen. Bijgevolg wordt dit document als niet ontvangen beschouwd. De afzender wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk II. - Bepaalde betalingsmodaliteiten, des voorschotten en herziening van de prijs van de onderaannemingscontracten

Art. 4.

§ 1.-In de artikelen van dit besluit en van de algemene aannemingsvoorwaarden wordt onder "oorspronkelijke aannemingssom", "bedrag van de offerte", "aannemingsprijs", verstaan de prijs zonder belasting op de toegevoegde waarde.

§ 2.-De prijs van de opdracht wordt betaald hetzij ineens na volledige uitvoering ervan, hetzij, wanneer de wet dit toestaat, met betalingen in mindering naargelang de uitvoering vordert en volgens de modaliteiten bepaald in het bestek.

Zodra de uitvoering van een opdracht zodanig is gevorderd dat zij recht geeft op betaling, wordt hierover proces-verbaal opgemaakt door de aanbestedende overheid. De aannemer moet evenwel een schuldvordering indienen vooraleer hij kan worden betaald. Deze bepaling is niet van toepassing op de opdrachten waarvan het bedrag niet hoger is dan 5.500 euro zonder belasting over de toegevoegde

Art. 5.

§ 1.-Onverminderd de bepalingen ter uitvoering van artikel 134 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kunnen voorschotten aan de aannemer worden toegestaan in de hierna opgesomde gevallen:

1° overeenkomstig de in het bestek vastgestelde modaliteiten voor opdrachten die ten aanzien van hun zeer belangrijke voorafgaande investeringen vergen, die uitsluitend voor hun uitvoering bestemd zijn:

a) hetzij voor het oprichten van bouwwerken of installaties;

b) hetzij voor de aankoop van materieel, machines of gereedschappen;

c) hetzij voor de aankoop van octrooien, fabricage-of verbeteringslicenties;

d) hetzij voor studies, proeven, aanpassingen of de bouw van prototypes;

2° voor de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen of van diensten die dienen te worden gegund:

a) aan andere Staten;

b) aan leveranciers of dienstverleners waarmede verplicht moet gehandeld worden en die het storten van voorschotten als voorwaarde stellen voor het aanvaarden van de opdracht;

c) aan een bevoorradings-of herstellingsinrichting die door Staten is opgericht;

d) binnen het raam van de gemeenschappelijk door verschillende Staten of internationale instellingen gefinanceerde programma's voor navorsing, uittesten, studie, vervolmaking, ontwikkeling of fabricage.

Het bedrag van de voorschotten mag vijftig percent van de oorspronkelijke aannemingssom niet overtreffen, behoudens in de gevallen vermeld onder § 1, 2°. Het bestek vermeldt bovendien de waarborg die de aannemer moet verstrekken.

§ 2.-De voorschotten worden gerecupereerd door afhoudingen op de betalingen in mindering overeenkomstig de modaliteiten van het bestek. De betaling van voorschotten kan worden geschorst en ze kunnen worden gerecupereerd op de betalingen in mindering indien vastgesteld wordt dat de begunstigde zijn contractuele verplichtingen niet nakomt of de bepalingen van artikel 12 van de wet overtreedt.

Art. 6.

§ 1.-Doet de aannemer, de leverancier of de dienstverlener een beroep op onderaannemers en bevat zijn opdracht een prijsherzieningsclausule, dan moet een herzieningsformule voorkomen in de onderaannemingscontracten indien hun bedrag en/of uitvoeringstermijn de grenzen overschrijden die in artikel 13, § 5, van de algemene aannemingsvoorwaarden zijn vastgesteld.

Deze herzieningsformule verwijst:

1° in ieder geval naar de lonen, met inbegrip van de sociale lasten, die toepasselijk zijn op de beroepssector waartoe de onderaannemer behoort, met een parameter die overeenstemt met de omvang van het loonaandeel in de betrokken prestaties;

2° eventueel naar de prijzen van de materialen die door de onderaannemer worden verwerkt of naar een representatieve prijzenindex, indien die materialen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een algemene representatieve index van de materialenprijzen, opgenomen zijn in de herzieningsformule van de opdracht.

De waarde van de vaste factor in de herzieningsformule van de onderaannemingscontracten mag niet lager liggen dan 0,20 noch de vaste factor in de formule van de opdracht met meer dan 0,10 overschrijden.

Deze vaste factor mag evenwel worden verhoogd voor zover het onderaannemingcontract voorziet, hetzij in het verlenen van voorschotten voor de onmiddellijke aanschaffing van materialen die door de onderaannemer worden gebruikt, hetzij in het ter beschikking stellen van deze laatste van materialen die door de aannemer rechtstreeks werden aangekocht.

Als basis worden de referentiewaarden genomen geldend op het ogenblik dat het onderaannemingscontract wordt gesloten.

§ 2.-Zonder dat hieruit enig recht voor de onderaannemers ten overstaan van de aanbestedende overheid kan ontstaan, kan deze laatste van de aannemer de overlegging vorderen van verklaringen, waarbij de onderaannemers bevestigen dat een prijsherziening overeenkomstig onderhavige bepalingen, wordt toegepast. Stelt de aanbestedende overheid een overtreding van deze bepalingen vast, dan worden, zolang de overtreding voortduurt, de straffen toegepast die voor niet-naleving van de bepalingen van de opdracht voorgeschreven zijn.

§ 3.-De aannemer die beroep doet op een onderaannemer moet de modaliteiten van de opdracht met betrekking tot artikel 15, § 1, 2, 4 en 5 overeengekomen met de aanbestedende overheid, kenbaar maken aan deze onderaannemer bij het sluiten van de overeenkomst met deze laatste. De onderaannemer heeft het recht om zich ten aanzien van de aannemer te beroepen op deze bepalingen om van hem de betaling te vorderen van de sommen, verschuldigd voor de werken, leveringen en diensten ter uitvoering van de opdracht.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de onderaannemer als aannemer en de aannemer als aanbestedende overheid beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde.

Hoofdstuk III. - Wijziging van de opdracht

Art. 7. (Eenzijdige wijziging)

Ongeacht de wijze waarop de prijzen worden bepaald, is de aanbestedende overheid gerechtigd de oorspronkelijke opdracht eenzijdig te wijzigen, voor zover het voorwerp ervan onveranderd blijft en, zo nodig, mits een rechtmatige compensatie.

Art. 8. (Afwijking essentiële bepalingen)

Na gunning van de opdracht kan van haar essentiële bepalingen en voorwaarden niet worden afgeweken dan bij een gemotiveerde beslissing van de aanbestedende overheid.

Deze bepaling is niet van toepassing op de opdrachten waarvan het bedrag niet hoger is dan 5.500 euro zonder belasting over de toegevoegde waarde.

Hoodfstuk IV. - Diverse bepalingen

Art. 9. (Opdracht in percelen)

Indien de opdracht meerdere percelen bevat, wordt met het oog op de uitvoering elk perceel als een afzonderlijke opdracht beschouwd, tenzij het bestek anders bepaalt.

Art. 10. (Tussenkomst Hoog Comité van Toezicht)

Wanneer in de tussenkomst van het College van het Hoog Comité van Toezicht voorzien wordt bij of krachtens de wet kunnen de geschillen betreffende de opdrachten of alle hiermede verband houdende akten of bescheiden op verzoek van een der partijen aan dat College, overeenkomstig zijn organiek reglement, worden voorgelegd.

TITEL II. - AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR ANNEMING VAN WERKEN EN VAN LEVERINGEN BIJ WEGE VAN EEN PROMOTIEOVEREENKOMST

Hoofdstuk 1. - Bepalingen betreffende het bestek

Afdeling I. - Bepalingen van toepassing op alle opdrachten bij wege van een promotieovereenkomst

Art. 11.

Het bestek van een opdracht bij wege van een promotieovereenkomst vermeldt ondermeer:

1° de termijn of termijnen vastgesteld voor de gehele of gedeeltelijke terbeschikkingstelling van het werk of de leveringen door de promotor;

2° de betalingswijzen, de formule voor de herziening van de annuïteiten of de huurprijs;

3° de formule voor het vaststellen van de te betalen prijs in geval van lichting van de aankoopoptie; bij ontstentenis van een dergelijke formule in het bestek van een opdracht voor aanneming van werken bij wege van promotieovereenkomst, is de volgende formule van toepassing:

(1/i) x 0,80 RH x (1-0,025 n) x 1,03

waarin:

i = de wettelijke rentevoet;

RH = de huurprijs, in voorkomend geval de overeenkomstig de bepalingen van de opdracht herziene huurprijs, die verschuldigd is gedurende het jaar dat aan de lichting van de optie voorafgaat; van de beschikbaarstelling van het werk en de lichting van de optie.

Afdeling 2. - Bepalingen van toepassing op de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst

Art. 12.

Bij de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst vermeldt het bestek de rechten die iedere partij heeft op de gronden die dienen als zate voor het werk en in voorkomend geval het recht van opstal of het recht van erfpacht welke de aanbestedende overheid aan de promotor afstaat alsmede de voorwaarden waaraan die overdracht is onderworpen en de termijn waarin de authentieke akte van overdracht zal worden verleden.

Indien ze met zakelijke rechten moeten bezwaard worden, moeten de terreinen die deel uitmaken van het openbaar domein en die als zate voor het werk dienen, voorafgaandelijk het voorwerp uitmaken van een beslissing van desaffectatie.

Wanneer de aanbestedende overheid een recht van opstal afstaat, geniet de promotor evenwel de rechten niet welke vermeld zijn in de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal.

Art. 13.

§ 1.-Indien het werk opgericht wordt ter voldoening van de behoeften van de aanbestedende overheid op gronden waarvan zij eigenaar of erfpachter is, bepaalt het bestek de voorwaarden waaronder de eventuele eigendomsoverdracht van dit werk aan de promotor geschiedt.

§ 2.-De zakelijke rechten die de aanbestedende overheid desgevallend aan de promotor zal verlenen worden nader omschreven in een document dat bij het bestek is gevoegd en dat door de promotor na ondertekening bij zijn offerte werd gevoegd. Dit document vermeldt de modaliteiten van verlening van de zakelijke rechten, inzonderheid die van § 3 en 4 van dit artikel.

De overdracht wordt vastgesteld in een authentieke akte die binnen de in het bestek bepaalde termijn en uiterlijk binnen vier maanden na de goedkeuring van de offerte wordt verleden.

§ 3.-De bouwgrond mag pas na het verlijden van de authentieke akte ter beschikking van de promotor worden gesteld.

§ 4.-De aanbestedende overheid kan voor de duur van de uitvoering van het werk afstand doen van het recht van natrekking.

De promotor kan de rechten en plichten die op het verworven zakelijk recht betrekking hebben enkel met de schriftelijke en voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid overdragen.

Art. 14.

Indien het werk opgericht wordt ter voldoening van de behoeften van derden doch op gronden waarvan de aanbestedende overheid eigenaar of erfpachter is bepaalt het bestek de voorwaarden van verkoop of van verhuring, alsmede de voorwaarden waaraan de derden moeten voldoen.

Indien de aanbestedende overheid zich het recht voorbehoudt zelf de derden aan te wijzen, bepaalt het bestek de termijn waarin die aanwijzingen zullen geschieden.

Indien het werk aan derden moet worden verhuurd, zijn de bepalingen van artikel 13, § 2 en § 3, toepasselijk.

Indien het bestemd is om aan derden te worden verkocht, doet de aanbestedende overheid tot aan de verkoop afstand van het recht van natrekking.

Art. 15.

§ 1. - Indien de promotor eigenaar of erfpachter is van de bouwgrond, bepaalt het bestek de voorwaarden waaronder de aanbestedende overheid zowel over de bouwgrond als over het werk wil beschikken, te weten:

1° hetzij het huren;

2° hetzij het huren voor een periode van tenminste tien jaar met aankoopoptie op termijn;

3° hetzij het huren, gevolgd door een eigendomsoverdracht na een termijn van tenminste tien jaar; in dit geval wordt de spreiding van de betalingen vermeld;

4° hetzij het verwerven vanaf de terbeschikkingstelling van het werk; in dit geval worden de betalingen gespreid over een periode van minstens tien jaar vanaf het verwerven;

5° hetzij het in erfpacht nemen; in dat geval worden de betalingsmodaliteiten vermeld.

In de hypothesen bedoeld onder 2°, 3° en 4°, wordt de akte die de eigendomsoverdracht vaststelt, binnen de vier maanden na de overdracht verleden.

§ 2.-Artikel 29, § 2, van de algemene aannemingsvoorwaarden is niet van toepassing indien de promotor eigenaar is van de bouwgrond.

Art. 16.

Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de voorrechten en de wettelijke hypotheken, moet het bestek bepalen dat het werk en, in voorkomend geval, de bouwgrond, noch met een conventionele hypotheek noch met een conventionele erfdienstbaarheid mogen worden bezwaard zonder het schriftelijk en voorafgaand akkoord van de aanbestedende overheid indien in een eigendomsoverdracht aan laatstgenoemde voorzien is of indien er een aankoopoptie bestaat.

Het bestek moet eveneens bepalen dat de eigendomsoverdracht van het werk en, in voorkomend geval, van de bouwgrond vrij van alle zakelijke en persoonlijke rechten geschiedt zonder dat de aanbestedende overheid tot een andere betaling gehouden is dan die welke in de opdracht bij wege van een promotieovereenkomst bedongen wordt.

Art. 17.

Het bestek kan voorzien in het recht voor de aanbestedende overheid om de opdracht van rechtswege te verbreken wanneer het werk, tijdens de duur van de opdracht en voor zoverre de eigendomsoverdracht aan de aanbestedende overheid niet plaatsgehad heeft, geheel of gedeeltelijk wordt vernield zonder dat de verantwoordelijkheid van de aanbestedende overheid hiervoor kan worden ingeroepen en indien de promotor weigert het op eigen kosten te herstellen.

De promotor wordt geacht geweigerd te hebben indien hij binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de aanbestedende overheid geen kennis geeft van zijn voornemen om het werk op zijn kosten weer in goede staat te brengen, binnen een na gemeen overleg vast te stellen termijn rekening houdend met de omvang van het werk.

Afdeling 3. - Bepalingen van toepassing op de opdrachten voor aanneming van leveringen bij wege van een promotieovereenkomst

Art. 18.

Het bestek vermeldt de rechten die de aanbestedende overheid heeft op de leveringen alsmede de voorwaarden en termijnen voor de eventuele eigendomsoverdracht van de goederen.

Art. 19.

§ 1.-Het bestek bepaalt de voorwaarden waaronder de aanbestedende overheid over de leveringen wenst te beschikken, te weten:

1° hetzij het huren;

2° hetzij het huren voor een periode van minstens vijf jaar met aankoopoptie op termijn;

3° hetzij het huren gevolgd door een eigendomsoverdracht na een termijn van minstens vijf jaar; in dit geval wordt de spreiding van de betalingen vermeld;

4° hetzij het verwerven vanaf de terbeschik-kingstelling; in dit geval worden de betalingen gespreid over een periode van minstens vijf jaar vanaf het verwerven.

§ 2.-De eigendomsoverdracht geschiedt ofwel bij de lichting van de aankoopoptie, ofwel bij het verstrijken van de in het bestek gestelde termijn.

Art. 20.

Het bestek kan voorzien in het recht voor de aanbestedende overheid om de opdracht van rechtswege te verbreken, voor zoverre de eigendomsoverdracht aan haar niet plaatsgehad heeft wanneer leveringen, tijdens de duur van de opdracht, geheel of gedeeltelijk worden vernield zonder dat de verantwoordelijkheid van de aanbestedende overheid hiervoor kan ingeroepen worden en indien de promotor weigert de leveringen op eigen kosten in goede staat te herstellen.

De promotor wordt geacht geweigerd te hebben indien hij binnen vijftien kalenderdagen, na ontvangst van het verzoek van de aanbestedende overheid, geen kennis heeft gegeven van zijn voornemen om de leveringen, binnen een in gemeen overleg vast te stellen termijn overeenkomstig de belangrijkheid van de uit te voeren prestaties, op zijn kosten weer in goede staat te brengen.

Hoofdstuk II. - Bepalingen betreffende de verplichtingen van de aanbestende overheid

Art. 21.

De aanbestedende overheid verbindt zich:

1° in de gevallen van huur, van huur met aankoopoptie of eigendomsoverdracht op termijn of erfpacht bedoeld in de artikelen 21 en 48 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in de artikelen 18 en 40 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996:

a) de prijs van de opdracht te betalen door storting van huurgelden en/of erfpachtrente;

b) het werk of de leveringen naar hun bestemming te gebruiken;

c) in geval van overheidsopdracht voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst:

i) de huurherstellingen en het gewoon onderhoud van het werk uit te voeren, overeenkomstig de artikelen 1754 tot 1756 van het Burgerlijk Wetboek;

ii) noch binnen, noch buiten de gebouwen verbouwingswerken uit te voeren zonder het schriftelijk en voorafgaand akkoord van de promotor;

d) in geval van overheidsopdracht voor aanneming van levering bij wege van een promotieovereenkomst:

i) de leveringen te gebruiken voor de in de opdracht bepaalde gebruiksdoeleinden overeenkomstig de door de promotor bij het indienen van zijn offerte verstrekte technische gebruiksvoorschriften;

ii) geen verandering aan de leveringen aan te brengen zonder daartoe het voorafgaand schriftelijk akkoord van de promotor te hebben verkregen, tenzij het bestek het anders bepaalt;

2° de prijs van de opdracht te betalen door storting van annuïteiten indien het verwerven van het werk of van de leveringen vanaf hun terbeschikkingstelling is bedongen overeenkomstig de artikelen 21 en 48 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en de artikelen 18 en 40 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.

Hoofdstuk III. - Bepalingen betreffende de verplichtingen

Art. 22.

De promotor is gehouden:

1° een borgtocht te stellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van de algemene aannemingsvoorwaarden.

Bij ontstentenis van een specifieke bepaling in het bestek, wordt deze borgtocht in de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst berekend op grond van de kostprijs, zonder belasting op de toegevoegde waarde, van het te verwezenlijken werk, zoals dit uit de gesloten overeenkomst voortvloeit, exclusief de kosten voor de financiering, het ontwerpen en de studie;

2° voor de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst, vanaf de datum van de voorlopige oplevering, tegenover de aanbestedende overheid en tegenover de derden bedoeld in artikel 14, de hem opgelegde aansprakelijkheid bij toepassing van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek volledig op zich te nemen; indien toepassing wordt gemaakt van artikel 23, § 1, 3°, van dit besluit, geldt die aansprakelijkheid tevens voor de gedeelten van het werk die voorwerp zijn geweest van grote herstellings-of belangrijke instaatstellings-of aanpassingswerken die minder dan tien jaar vóór de lichting van de aankoopoptie of van de eigendomsoverdracht werden uitgevoerd;

3° voor de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst, te voldoen aan de wetgeving inzake de erkenning van aannemers van werken ingeval hij de werken zelf, of, indien hij ze niet zelf uitvoert, beroep te doen op een aannemer die aan de bedoelde wetgeving voldoet;

4° de verplichtingen opgelegd in artikel 12 van de wet, in gelijk welk stadium te eerbiedigen en te doen eerbiedigen door de aannemers, de leveranciers, de onderaannemers en iedere persoon die op de bouwwerf personeel ter beschikking stelt;

5° de bepalingen van de algemene aannemingsvoorwaarden alsmede de bepalingen in het bestek van de opdracht, in gelijk welk stadium, te eerbiedigen en te doen eerbiedigen door de aannemers, de leveranciers, de onderaannemers en iedere persoon die op de bouwwerf personeel ter beschikking stelt;

6° voor de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst en onverminderd artikel 38 van de algemene aannemingsvoorwaarden, op zijn kosten de verzekeringspolissen te onderschrijven, zoals opgelegd door het bestek, om zijn aansprakelijkeid als bouwheer en die van de aannemers te verzekeren, zowel tijdens als na de werken. Tevens laat hij de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten verzekeren. Alvorens de werken aan te vatten bezorgt hij aan de aanbestedende overheid een gelijkvormig afschrift van de polissen die een clausule moeten bevatten waarbij de verzekeringsmaatschappijen zich ertoe verbinden de aanbestedende overheid van elke schorsing of verbreking van de polissen kennis te geven.

Bovenvermelde polissen moeten een clausule bevatten waarbij alle schadeloosstellingen in hoofde van de borgen rechtstreeks tot het patrimonium van de aanbestedende overheid of van de benadeelde derde behoren, vanaf het ogenblik waarop ze door de verzekeraar verschuldigd zijn.

Art. 23.

§ 1.-Voor de opdrachten voor aanneming van werken bij wege van een promotieovereenkomst, verbindt de promotor zich bovendien ertoe:

1° het geplande werk op te richten overeenkomstig de door de aanbestedende overheid goedgekeurde plannen, bescheiden en bestekken;

2° binnen de contractuele termijnen het afgewerkte werk ter beschikking te stellen van de aanbestedende overheid, en eventueel van derden die aan de door de aanbestedende overheid gestelde voorwaarden voldoen;

3° wanneer de promotor eigenaar is van het werk en het aan de aanbestedende overheid of aan derden waarvan sprake in artikel 14 verhuurt:

a) aan de huurder, gedurende de hele duur van de opdracht, het ongestoord en uitsluitend genot van het werk te verschaffen;

b) alle herstellingen uit te voeren die niet onder de huurherstellingen of het gewoon onderhoud vallen en die nodig zijn om het werk in goede staat te houden;

c) noch binnen noch buiten het werk verbouwingswerken uit te voeren zonder het schriftelijk en voorafgaand akkoord van de aanbestedende overheid en van de huurder.

§ 2. Voor de opdrachten voor aanneming van leveringen bij wege van een promotieovereenkomst, verbindt de promotor zich bovendien ertoe:

1° de leveringen binnen in de opdracht gestelde termijnen ter beschikking van de aanbestedende overheid te stellen;

2° hun onderhoud te waarborgen en alle nodige herstellingen uit te voeren om de leveringen gedurende de hele duur van de opdracht in goede staat van gebruik te houden, tenzij er andere bepalingen in het bestek voorkomen.

Hoofdstuk IV. - Bepalingen betreffende de uitvoering van de opdracht bij wege van een promotievereenkomst

Art. 24.

§ 1.-De prijs van de opdracht wordt betaald:

1° hetzij door betaling van de huur, indien de aanbestedende overheid het werk of de leveringen huurt.

Indien de opdracht in een aankoopoptie voorziet en deze optie wordt gelicht, wordt het saldo in één enkele keer betaald, tenzij het bestek anders bepaalt.

Indien de opdracht in de overdracht van de eigendom op termijn voorziet, wordt de huurprijs geacht de gehele prijs te dekken;

2° hetzij in annuïteiten, indien de aanbestedende overheid de eigendom van het werk of de leveringen verwerft vanaf hun terbeschikkingstelling vastgesteld bij het proces-verbaal van voorlopige oplevering;

3° hetzij door kwijting van de erfpachtrente indien de aanbestedende overheid het werk in erfpacht neemt.

§ 2.-Geen enkele opdracht mag betalingen bedingen vóór de terbeschikkingstelling van het werk of de leveringen, vastgesteld bij een proces-verbaal van voorlopige oplevering dat opgemaakt wordt door de aanbestedende overheid.

§ 3.-Vanaf de datum van dit proces-verbaal loopt de voor de aanbestedende overheid gestelde termijn van betaling van de annuteiten, de huurprijs of de erfpachtrente; de promotor is evenwel verplicht ieder jaar binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de overeenkomstige datum, zowel voor de annuïteiten als voor de huurprijs, en de erfpachtrente telkens een schuldvordering in te dienen.

§ 4.-De betalingsorder betreffende de aan de promotor verschuldigde bedragen wordt aan de Postcheque of bij een andere financiële instelling bezorgd binnen zestig dagen te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal bedoeld in § 2.

Wanneer de schuldvordering meer dan vijftien dagen later dan die datum wordt ingediend, wordt de termijn van zestig dagen dienovereenkomstig verlengd.

§ 5.-Dezelfde voorschriften gelden voor de betaling van het eventueel saldo in geval van huur met aankoopoptie, waarbij de aanvangsdatum van de betalingstermijn of termijnen de datum is waarop de eigendomsoverdracht geschiedt.

Art. 25.

De aanbestedende overheid voert op het werk of op de leveringen waarop de opdracht bij wege van een promotieovereenkomst betrekking heeft een controle uit of laat ze uitvoeren door bevoegde personen of instellingen die zij kiest.

Art. 26.

De voorlopige en definitieve opleveringen toegestaan door de promotor aan zijn aannemers of leveranciers binden de aanbestedende overheid niet.

Art. 27.

§ 1.-Elke niet gerechtvaardigde vertraging in het beschikbaar stellen van het werk of van de leveringen geeft aanleiding tot het opleggen van de in het bestek bepaalde boeten wegens laattijdige uitvoering, zonder ingebrekestelling.

§ 2.-De boeten wegens laattijdige uitvoering en de van de promotor eisbare straffen kunnen worden afgehouden van de borgtocht of desnoods van de bedragen die de aanbestedende overheid na de terbeschikkingstelling van het werk of van de leveringen verschuldigd is.

§ 3.-Ingeval de aanbestedende overheid na de terbeschikkingstelling van het werk of van de leveringen, enige tekortkoming vaststelt waarvan zij bij een ter post aangetekende brief aan de promotor kennis heeft gegeven, kan zij na verloop van een termijn van vijftien dagen, zich in de plaats van de promotor stellen om op diens kosten en risico de tekortkoming ongedaan te maken. In dit geval worden de door de aanbestedende overheid gedane uitgaven teruggewonnen door afhouding op haar aan de promotor verschuldigde bedragen.

Zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van de promotor gedurende de waarborgtermijn en aan zijn tienjarige aansprakelijkheid voortvloeiend uit artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk wetboek zijn deze bepalingen niet meer van toepassing van zodra de eigendomsoverdracht van het bouwwerk of van de leveringen aan de aanbestedende overheid plaatsgehad heeft.

In elk geval, is de aanbestedende overheid geen huur, annuïteit of erfpachtrente verschuldigd voor de periode waarin zij het werk of de leveringen niet kan gebruiken ten gevolge van de tekortkoming van de promotor.

TITEL III. - AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN

Hoofdstuk I. - Bepalingen betreffende het bestek

Art. 28.

Onverminderd artikel 131 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, moet het bestek alle noodzakelijke bijzonderheden vermelden betreffende:

1° het voorwerp van de concessie;

2° de duur van de concessie;

3° de respectievelijk ten laste van de aanbestedende

4° de uitvoeringstermijnen van die werken;

5° de geëiste waarborgen betreffende de financiering van de ten laste van de concessiehouder vallende bouwwerken;

6° het bedrag van de geëiste borgtocht;

7° het adres waar de offertes dienen te worden toegezonden of ter hand gesteld;

8° plaats, datum en uur van de opening der offertes;

9° de gestanddoeningstermijn van de inschrijvers;

10° de eventuele afwijkingen van de bepalingen van de algemene aannemingsvoorwaarden wegens bijzondere eisen van de concessie, overeenkomstig artikel 3, § 1, tweede lid;

11° indien daartoe aanleiding bestaat en overeenkomstig de dwingende eisen van de te gunnen concessie, voorschriften inzake:

a) de gebruikerstarieven;

b) de gelijke behandeling van de gebruikers;

c) het verbod op handelsverrichtingen die niet passen in de normale uitbating;

d) het garanderen van noodzakelijke prestaties om te voorzien in een werkelijke openbare dienst;

e) het bezigen van bekwaam en in voldoend aantal aanwezig personeel, en de mogelijkheid voor de aanbestedende overheid om op ernstige gronden de onmiddellijke vervanging van een personeelslid te eisen;

f) de toepassing van de taalwetgeving;

g) het verlenen van eerste hulp aan de gebruikers, inzonderheid betreffende de bevoegdheid van het personeel en de daartoe geeigende lokalen;

h) het verbod tot het voeren van elke reclame buiten die welke aan de verleende dienst eigen is;

i) de aan de gebruikers ter beschikking te stellen telefoontoestellen;

j) enige andere op de concessiehouder rustende verplichting.

Het bestek moet de tekst van de artikelen 31, § 2, eerste lid, 36 en 40, § 2 tot 5, van dit besluit als contractuele clausules overnemen.

Art. 29.

Het voorwerp van de concessie moet nauwkeurig worden omschreven zodat de inschrijvers zich daarover een juist oordeel kunnen vormen. Deze omschrijving moet vergezeld zijn van al de inlichtingen betreffende de wijze waarop de concessiehouder zich van zijn verplichtingen moet kwijten om het beoogde doel van de concessie te verwezenlijken.

De duur van de concessie mag vijftig jaar niet overschrijden.

Art. 30.

De borgtocht wordt forfaitair vastgesteld in verhouding tot de waarde van de concessie.

De borgtocht dekt de verbintenissen van de concessiehouder voor de hele duur van de concessie.

Het bestek kan echter bepalen dat de borgtocht geheel of gedeeltelijk wordt vrijgegeven na uitvoering en oplevering van de op de concessiehouder rustende werken, voor zover de aanbestedende overheid op de opgerichte constructies een hypothecaire inschrijving van eerste rang kan verkrijgen waarvan het bedrag ten minste gelijk is aan de borgtocht of met het vrij te geven gedeelte van de borgtocht.

Hoodstuk II. - Bepalingen betreffende de terreinen bestemd voor de uitbating van de concessie

Art. 31.

§ 1.-De terreinen waarop de concessiehouder allerlei werken moet oprichten die onmisbaar of alleen maar nuttig zijn voor de uitbating van de concessie en die deel uitmaken van het openbaar domein, moeten voorafgaandelijk het voorwerp uitmaken van een desaffectatiebeslissing van de bevoegde aanbestedende overheid.

De concessiehouder geniet gedurende de hele duur van de concessie van een recht van opstal op de uit het openbaar domein gedesaffecteerde terreinen. Hij geniet evenwel niet de rechten welke vermeld zijn in de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal.

§ 2.-Doordat de aanbestedende overheid gedurende de hele duur van de concessie van de natrekking afziet, beschikt de concessiehouder over de volle eigendom van het werk tot de concessie afloopt. Vanaf dit ogenblik wordt het eigendomsrecht op dit werk vrij van enigerlei zakelijk recht overgedragen en behoort het automatisch en van rechtswege toe aan de aanbestedende overheid, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is. Hetzelfde geldt voor de andere bouwwerken die de concessiehouder gedurende de duur van de concessie zou hebben opgericht en waarvan de aanbestedende overheid de afbraak niet zou hebben geëist.

Gedurende de duur van de concessie kan het werk, zonder de instemming van de aanbestedende overheid, met geen enkele hypotheek worden bezwaard.

Het kan bovendien niet met enige erfdienstbaarheid worden bezwaard.

§ 3.-Indien de concessie impliceert dat de concessiehouder op de terreinen die hem toebehoren allerlei werken moet oprichten die onontbeerlijk zijn voor de uitbating van de concessie, dan worden deze terreinen en werken vrij van enigerlei recht, na afloop van de concessie eigendom van de aanbestedende overheid, zonder dat ze tot betaling van enigerlei vergoeding verplicht is.

Wanneer de werken opgericht door de concessiehouder op de terreinen waarvan hij eigenaar is alleen maar dienstig zijn voor de uitbating van de concessie, blijven ze na afloop van de concessie de eigendom van de concessiehouder.

Het onderscheid tussen de werken waarvan respectievelijk sprake is in het eerste en tweede lid, moet duidelijk blijken uit het bestek. Bovendien moet dit de waarde nader bepalen van de terreinen van de concessiehouder waarop de voor de uitbating van de concessie onontbeerlijke werken dienen te worden opgericht.

§ 4.-De concessiehouder kan zijn rechten en plichten die uit de concessie voortvloeien, slechts met de schriftelijke en voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid overdragen. In geen geval is de aanbestedende overheid ertoe gehouden een overdracht van concessie te aanvaarden die zou leiden tot een opdeling van de concessie.

Hoofdstuk III. - Bepalingen betreffende bepaalde verplichtingen van de concessiehouder

Art. 32.

De concessiehouder is verantwoordelijk voor de continuïteit van de openbare dienst waarop de concessie slaat.

Vallen te zijner laste:

1° het onderhoud en de herstelling van het werk;

2° alle directe of indirecte belastingen van enigerlei aard van toepassing op het werk;

3° de rechten en kosten van aansluitingen allerhande, tenzij in het contract anders is bepaald.

Art. 33.

Binnen dertig dagen volgend op de toekenning van de concessie maakt de concessiehouder aan de aanbestedende overheid de lijst over van de werken die hij zinnens is aan onderaannemers toe te vertrouwen.

Art. 34.

Ongeacht of de concessiehouder de werken zelf uitvoert of niet, worden ze uitgevoerd door een aannemer die aan de wetgeving inzake de erkenning van aannemers van werken voldoet.

Art. 35.

De aanbestedende overheid voert over het werk waarmee de concessiehouder is belast een controle uit of laat deze uitvoeren door bevoegde personen of instellingen die zij kiest.

Art. 36.

Onverminderd de bepalingen van artikel 38 van de algemene aannemingsvoorwaarden, gaat de concessiehouder op zijn kosten de verzekeringspolissen opgelegd door het bestek aan die zijn aansprakelijkheid als bouwheer en die van de aannemers, zowel tijdens als na de werken dekken. Tevens laat hij de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten verzekeren.

Alvorens de werken aan te vatten, legt hij aan de aanbestedende overheid een eensluidend afschrift over van de polissen die een clausule moeten bevatten luidens welke de verzekeringsmaatschappijen zich ertoe verbinden aan de aanbestedende overheid kennis te geven van elke schorsing of verbreking der polissen.

De concessiehouder is er eveneens toe gehouden, zodra de werken voltooid zijn en vóór de ingebruikneming van het werk, een verzekering aan te gaan die de brandrisico's van de opgerichte werken dekt en die een clausule bevat luidens welke de verzekeringsmaatschappijen zich ertoe verbinden aan de aanbestedende overheid kennis te geven van elke schorsing of verbreking van de polis. Een eensluidend afschrift van de polis wordt aan de aanbestedende overheid overgelegd vooraleer het werk in uitbating wordt gebracht.

Bovenvermelde polissen moeten een clausule bevatten waarbij alle schadeloosstellingen uit hoofde van de borgen rechtstreeks tot het patrimonium van de aanbestedende overheid of van de benadeelde derde behoren, vanaf het ogenblik waarop ze door de verzekeraar verschuldigd zijn.

Art. 37.

De concessiehouder is tegenover de aanbestedende overheid gehouden de aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek volledig op zich te nemen. Deze aansprakelijkheid is ook van toepassing op de verschillende bouwwerken die volstrekt noodzakelijk zijn voor de uitbating van de concessie.

Indien de concessie minder dan tien jaar duurt of wanneer er vóór deze termijn een einde aan wordt gemaakt, ofwel bij toepassing van artikel 40 ofwel in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, neemt de concessiehouder ten overstaan van de aanbestedende overheid de aansprakelijkheid op die voortvloeit uit artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk IV. - Bepalingen betreffende de prijs, de retributie, het begin en het einde van de concessie

Art. 38.

§ 1.-Gaat de concessie gepaard met een door de aanbestedende overheid te betalen prijs, dan bestaat deze uit een jaarlijks te betalen forfaitair bedrag; deze prijs kan evenwel ieder jaar herzien worden op grond van een formule die in het contract werd opgenomen.

§ 2.-Gaat de concessie gepaard met een door de concessiehouder te betalen retributie, dan kan die bestaan in de betaling van hetzij een forfaitair bedrag, hetzij een percentage op het door de concessiehouder verwezenlijkte bruto omzetcijfer, hetzij een forfaitair bedrag verhoogd met een percentage op het voormelde bruto omzetcijfer. In het contract kan echter een andere manier van berekening van de retributie bepaald worden. De betaling wordt ieder jaar overeenkomstig de in het contract bepaalde modaliteiten verricht.

Gaat het om een forfaitair bedrag, dan kan dit bedrag ieder jaar herzien worden op grond van een formule die in het contract werd opgenomen. Gaat het om een percentage van het bruto omzetcijfer, dan moet de concessiehouder een aan de uitbating van de concessie eigen boekhouding voeren, waarvan de ambtenaren van de aanbestedende overheid of de door haar aangewezen personen te allen tijde inzage kunnen nemen. Deze boekhouding wordt gehouden volgens de regels van het Belgisch recht.

Art. 39.

De concessie vangt aan op de datum die in het contract is vastgesteld.

Gaat de concessie gepaard met een door de aanbestedende overheid te betalen prijs, dan is die prijs slechts opeisbaar vanaf de datum waarop de werken voor rekening van de concessiehouder effectief zijn voltooid.

Gaat de concessie gepaard met een door de concessiehouder te betalen retributie, dan is die retributie opeisbaar vanaf de datum die bepaald is voor de voltooiing van de werken waarmede hij belast is. Indien er ook werken ten laste van de aanbestedende overheid zijn en zo de effectieve datum voor hun voltooiing later valt dan die voor de werken waarmede de concessiehouder is belast, dan is de retributie slechts opeisbaar vanaf de datum van de werkelijke voltooiing van de door de aanbestedende overheid uit te voeren werken.

Art. 40.

§ 1.-Indien de duur van de concessie dertig jaar overtreft, kan het contract voorschrijven dat iedere partij na het verstrijken van deze periode aan de concessie een einde kan maken zonder vergoeding, mits in een vooropzeg van minstens een jaar voorzien wordt.

In dat geval verwerft de aanbestedende overheid het eigendomsrecht waarvan sprake in artikel 31, § 2 en 3, op de datum waarop de concessie afloopt.

§ 2.-In geval van overmacht in hoofde van de aanbestedende overheid, kan ze voortijdig een einde maken aan de concessie.

In dat geval heeft de concessiehouder recht op een vergoeding overeenstemmend met een deel van de kostprijs, uitgedrukt door een breuk, van de door hem uitgevoerde werken desgevallend verhoogd met de waarde van de terreinen die overeenkomstig artikel 31, § 3, derde lid, nader bepaald is in het contract.

De noemer van bedoelde breuk is gelijk aan de duur van de concessie voorzien in het contract; de noemer is echter steeds gelijk aan 29 indien de overeengekomen duur van de concessie dertig jaar overtreft en in het contract de mogelijkheid daarbij is bedongen een einde te maken aan de concessie na het verstrijken van deze periode.

De teller van de breuk is gelijk aan het positieve verschil tussen de noemer en het aantal volle jaren verlopen tussen de datum van aanvang van de concessie en die waarop de aanbestedende overheid er een einde aan heeft gemaakt.

Naargelang het geval, wordt de aldus verkregen vergoeding verhoogd met:

1° ofwel een bedrag gelijk aan tweemaal de jaarlijkse prijs ten laste van de aanbestedende overheid, zoals hij voor het laatste jaar van de werkelijke uitbating van de concessie werd vastgesteld;

2° ofwel een bedrag dat gelijk is aan de retributie betaald door de concessiehouder voor de laatste twee jaar van de concessie.

Deze verhoging wordt tot het passende bedrag teruggebracht wanneer de aanbestedende overheid aan de concessie een einde maakt minder dan twee jaar vóór de afloop ervan.

§ 3.-De aanbestedende overheid kan eveneens voortijdig aan de concessie een einde maken wanneer de concessiehouder ernstig zou tekortkomen aan de verplichtingen die uit de concessie voortvloeien, zowel jegens de aanbestedende overheid als jegens de gebruikers van de dienst die hij moet verzekeren.

In dit geval heeft de concessiehouder recht op betaling, binnen de termijn van een jaar, van een vergoeding overeenstemmend met een deel, uitgedrukt door een breuk, van de helft van de kostprijs van de door hem uitgevoerde werken, desgevallend verhoogd met de waarde van de terreinen die overeenkomstig artikel 31, § 3, derde lid, nader bepaald is in het contract.

Teller en noemer van die breuk worden vastgesteld zoals voorgeschreven in § 2; om echter het aantal jaren vast te stellen dat verlopen is tussen de aanvangsdatum van de concessie en deze waarop de aanbestedende overheid er een einde heeft aan gemaakt, wordt een gedeelte van het jaar als een geheel jaar beschouwd.

De aldus berekende vergoeding wordt verminderd met het bedrag van de eventuele retributies die door de concessiehouder aan de aanbestedende overheid verschuldigd zijn, verhoogd met een intrest van 1 percent per maand of deel van een maand vertraging bij de betaling van bedoelde retributies.

§ 4.-Buiten de toepassingsgevallen van § 1, kan de concessiehouder voortijdig een eind maken aan de concessie, mits een vooropzeg van ten minste een jaar gegeven wordt, behoudens overmacht uit zijn hoofde.

Wanneer in dit geval de aanbestedende overheid het werk in gebruik neemt, heeft de concessiehouder recht op de betaling, binnen de termijn van een jaar vanaf de eigendomsoverdracht, van een vergoeding berekend zoals voorgeschreven in § 3.

De aanbestedende overheid is geen vergoeding verschuldigd wanneer zij het werk niet gebruikt.

§ 5.-In geval van toepassing van § 2 en 3, verwerft de aanbestedende overheid, op datum waarop voortijdig een eind wordt gemaakt aan de concessie, het eigendomsrecht, vrij van enig recht, van de werken die door de concessiehouder werden opgericht op de terreinen waarvan de aanbestedende overheid de eigenaar is, alsmede van de terreinen en de werken die onmisbaar zijn voor de uitbating en die door de concessiehouder op de terreinen waarvan hij eigenaar is werden opgericht.

In geval van toepassing van § 4, wordt de eigendom in dezelfde voorwaarden overgedragen ofwel onmiddellijk hetzij op het door de aanbestedende overheid gekozen moment, ofwel op het einde van de concessie, naargelang de aanbestedende overheid de opgerichte werken al dan niet gebruikt.

TITRE IV. - SLOTBEPALINGEN

Art. 41.

Dit besluit treedt in werking op de door Ons te bepalen datum.

Art. 42.

Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.