9 Veiligheid
9. Veiligheid
9a Bronnen van gevaar: netspanning, voedingen en batterijen van hoge capaciteit
9a1 Weten dat hoge spanningen een gevaar voor elektrocutie inhouden en hoge stromen brand of oververhitting kunnen veroorzaken.
9a2 Weten waarom toestellen op het lichtnet een goede veiligheidsaarding nodig hebben.
9a3. Weten dat alle elektrische apparaten dienen uitgerust te zijn met een zekering.
9a4 Weten dat men enkel mag werken aan een apparaat wanneer de stekker van het netsnoer is uitgetrokken.
9a5 Weten hoe een driedraad netstekker met aarding dient aangesloten.
9a6 Begrijpen waarom het noodzakelijk is een duidelijk aangeduide schakelaar te hebben om alle apparatuur uit te schakelen in geval van gevaar.
9b Te ondernemen stappen en te vermijden zaken bij een ongeval
9ba Weten dat, in geval van een ongeluk met de elektriciteit, eerst de spanning moet worden uitgeschakeld.
Weten dat het slachtoffer niet mag worden aangeraakt zonder eerst de spanning uit te schakelen.
9c Opbouw van het station en netheid
9c1 Weten waarom rondslingerende draden gevaarlijk zijn: men kan er over struikelen en de isolatie kan beschadigd worden.
9c2 Weten dat antennes en draden boven de grond goed geplaatst en stevig vastgemaakt moeten worden.
9c3 Weten dat antennes en transmissielijnen niet te dicht bij bovengrondse elektriciteitslijnen mogen worden geplaatst.
9c4 Weten dat het opstellen van antennes een gevaar inhoudt en dat het aangewezen is dat iemand hulp biedt.
Weten dat de aanwezigheid van minstens één volwassene aangewezen is.
9c5 Weten dat antennes niet mogen worden aangeraakt wanneer er uitgezonden wordt en dat ze zo moeten worden geïnstalleerd dat toevallig aanraken onmogelijk is. Opmerking: dit geldt niet voor toestellen met laag vermogen zoals draagbare zenders.
9c6 Weten dat vooral antennes op grote hoogte een speciale bliksembeveiliging nodig hebben.
9c7 Weten dat bij het dragen van een hoofdtelefoon een te luid volume het gehoor kan beschadigen.