3 Basiskennis elektriciteit
3. Technische Basiskennis
3a Meeteenheden en hun voorvoegsels
3a1 De eenheid van spanning, van stroom, van vermogen en van weerstand kennen, alsook hun afkortingen.
Opmerking: de voorvoegsels milli, kilo en mega dienen worden gekend.
3b Eenvoudige elektrische schakelingen
3b1 Het verband kennen tussen spanning, stroom en vermogen (nl. de formules: P=UxI, I=P/U, U=P/I). Deze formules kunnen gebruiken.
3b2 Weten dat weerstand zich verzet tegen het vloeien van stroom.
3b3 Het verband kennen tussen spanning, stroom en weerstand (nl. de formules: U=IxR, I=U/R, R=U/I). Deze formules kunnen gebruiken.
3b4 Weten dat een batterij een spanning heeft tussen de klemmen en dat er een schakeling dient verbonden aan deze klemmen om stroom te laten vloeien.
3b5 Weten dat de polariteit van een batterij onbelangrijk is om een gloeilamp te laten branden maar dat elektronische schakelingen beschadigd kunnen worden door een verkeerde polariteit.
3b6 De betekenis van de afkortingen AC en DC kennen.
3b7 De symbolen her kennen in Tabel 1 (achteraan in programma).
3c Netspanningsfrequentie, audio- en RF-frequenties.
3c1 De eenheid van frequentie kennen, alsook de betekenis van de afkortingen RF en AF.
De grafische voorstelling van een sinusoïdale golf her kennen en weten dat deze opgewekt worden door oscillatoren.
Weten dat de frequentie van het lichtnet 50Hz is.
Weten dat de frequentie van het menselijk gehoor strekt van 100 Hz tot 15 kHz.
Weten dat de frequentieband voor audiocommunicatie zich uitstrekt van 300 Hz tot 3 kHz.
De HF- VHF- en UHF-frequentiebanden kennen.
3c2 Weten dat frequentiebanden toegekend zijn aan specifieke diensten zoals omroep, luchtvaart, zeevaart, radioamateurs.
3c3 Het verband kennen tussen frequentie en golflengte.
(formules: f (MHz) = 300 / l (m) ou l (m) = 300 / f (MHz)).