De context

Wie ben ik?

Vooraleer ik mijn praktijkonderzoek toelicht, stel ik mezelf voor. In de vorm van een mindmap geef ik een beknopt beeld van mezelf als leerkracht en als student.

Ik ben bereikbaar via els.vangrieken@buso.tongelsbos.be voor verdere vragen over het praktijkonderzoek, gemaakte keuzes op vlak van bijsturingen van het onderzoek, bronnen, contactgegevens, enzovoort.

Mijn school

Ik geef les in BuSO Tongelsbos in Westerlo. Het is een school waar 220 leerlingen les volgen binnen OV3 of OV4. Dit schooljaar zijn er een 120-tal inschrijvingen in OV4 en een 100-tal inschrijvingen in OV3.

Onze school bestaat uit een 90-tal personeelsleden. De groep die ik geselecteerd heb voor dit praktijkonderzoek krijgt les van in totaal negen leerkrachten. Ze kunnen ook rekenen op de ondersteuning van één logopediste, één kinesist en één leerlingbegeleider.

Mijn klas voor het praktijkonderzoek

De klas (DZc) waarbinnen ik mijn praktijkonderzoek plaats laat vinden, volgt les binnen OV4. Het is een klas van negen leerlingen, die allemaal een attest type 9 hebben. Ze volgen les in de derde graad dierenzorg. Aangezien we met graadklassen werken, zijn er in deze klas zeven leerlingen van het zesde middelbaar en twee van het vijfde middelbaar. De klassen worden samengesteld op basis van de zorgnoden. DZc is een structuurklas. Op basis van hun gemeenschappelijke en unieke kenmerken, heeft deze klasgroep deze specifieke opleidingsbehoeftes.

Deze klasgroep heeft:

  • instructies nodig die slechts 1 zintuig per keer aanspreken (dus of auditief, of visueel, of tactiel).

  • communicatie nodig die concreet is.

  • opdrachten nodig die 'sober' zijn en zo min mogelijk voor afleiding zorgen.

  • leeractiviteiten nodig die:

    • structuur brengen en stap voor stap opbouwend zijn (voor de helft van de klas die extra ondersteuning nodig hebben). Zo kunnen ze zelfstandig aan de slag en krijgen ze toch meteen feedback dankzij de digitale opbouw van de les.

    • extra uitdaging bieden (uitbreidingsopdrachten voor de andere helft van de klas).

  • medeleerlingen nodig die meewerkend kunnen leren. Zo kunnen de leerlingen hun zorgzame persoonlijkheid extra vorm geven en kunnen de andere leerlingen 'leren' van leeftijdsgenoten.

  • een leerkracht nodig die de overgangen tussen de activiteiten in de les, structureert.

  • een leeromgeving nodig die prikkelarm is.

In deze structuurklas wordt dus veel ingezet op voorspelbaarheid en herkenbaarheid. De leeromgeving heeft een repetitief karakter en concrete communicatie is de basis voor een goed lesklimaat. Aangezien punten een abstractie zijn van een leerproces ben ik er zeker van dat het concreet evalueren en rapporteren op basis van doelen veel beter aansluit bij de noden van deze leerlingen met ASS. Een doelenrapport is concreet en zorgt voor een duidelijke link tussen lesomgeving, evaluatie en rapportage. In hoeverre het doelenrapport ook effectief in kan spelen op de metacognitie van deze leerlingen is een open vraag. In hoeverre iemand met ASS effectief in staat is tot reflectie op het eigen handelen om van daaruit een leercurve zelf te beïnvloeden, is nog af te wachten. In die zin heb ik het hoogste doel 'metacognitie' doorheen het praktijkonderzoek bijgestuurd naar 'inzichten in eigen talenten en groeipunten verkrijgen'. Ik zoek in de kern naar een taal die het hen mogelijk maakt om de eigen sterktes en groeipunten in kaart te brengen naar het latere werkveld toe.