Geschiedenis 1

De bezettingsperioden vóór de Xe eeuw

Het lijkt waarschijnlijk dat, sinds een tijdstip voorafgaand aan die waarover de geschreven bronnen melding maken, de heuvel van Logne gebruikt werd als vluchtplaats. Haar uiterlijke verschijning en ligging nabij de natuurlijke verbindingswegen vande valleien van de Ourteh en de Lembrée, wezen haar logischerwijze tot dit gebruik aan. Tijdens de opgravingen tussen 1899 (misschien al in 1897-1898) en 1907 o.l.v. Auguste Dupont, destijds eigenaar van de ruïnes, werden er overblijfselen van een prehistorische bezetting te voorschijn gebracht. Bevestigd door enkele vondsten van André Nélissen in de jaren 70, werd deze eerste menselijke aanwezigheid waarschijnlijk verbonden aan het bestaan van de vele grotten in de hellingen van de rotsachtige hoge berg. Nélissen dateerde zijn vondsten uit het Magdalenientijdperk. Helaas zijn de vuurstenen, die hij verzameld heeft op de hellingen van de heuvel vandaag de dag verloren gegaan.

Een tweede periode werd eveneens zichtbaar vanaf de ondernomen werken door Dupont. Zeer veel romeinse geldstukken, waarvan verscheidene van goud en zilver, werden opgegraven.

Nog recenter konden Elsa en Albert Barentsen een collectie inzien van een 'schatgraver', die zijn hartstocht op het kasteel had botgevierd. Zijn verzameling telde ongeveer 15 geldstukken uit de oudheid, daterende uit de tweede en vierde eeuw.

Deze vondsten, vermeerderd met plaatselijke opgravingen van kleine scherven van zegelaarde, wekken de indruk dat een schuilplaats, zo niet duurzaam, op z'n minst gebruikt ten tijde van de onlusten van het laat-Romeinse rijk, bestond op de heuveluitloper van Logne. Wij merken hierbij over deze periode op dat een belangrijk Frankisch en Merovingisch kerkhof bestond op het noordoostelijk plateau tegenover de versterkte plek. Het gebruik van de dodenakker duurt meer dan 200 jaar (vanaf het begin van de Ve tot aan de VIIe eeuw). De bevolking waarvan we niet weten waar zij verbleef, was zichtbaar overheerst door een militaire klasse. De komst van deze Frankische krijgers aan het einde van de Romeinse overheersing was waarschijnlijk verbonden met de aanwezigheid van de versterkte heuvelkam.

We merken echter op dat er in het kasteel geen enkel overblijfsel is dat lijkt te dateren uit dit tijdperk, maar de latere middeleeuwse verbouwingen zouden deze verdwijning hebben kunnen veroorzaken.

Men komt dus geen enkele geschreven melding tegen van de burcht voor het einde van de IXe eeuw. Zelfs wijst een oorkonde van 862 van de koning van Lotharingen, Lotharius II, die de eigendom bevestigt van de goederen van de abdij van Stavelot, en in het bijzonder van een gebied dat men Lomna noemde ("Locum qui dicitur Lomna"), niet op een castrum of oppidium. De strategische waarde van de plek was waarschijnlijk nog niet gebleken. Hetgeen overigens niet lang uit zou blijven.