Les 1.4 De zintuigen
Wat heb je nodig?
Laptop
Whiteboard
Whiteboard stift
Kookwekker
Ballon
3 kommetjes
3 ijsklontjes
(Dit pak je later)
Warm water
(Dit pak je later)
Lauw water
(Dit pak je later)
Koud water
(Dit pak je later)
Handdoek
3 dezelfde glazen
Appelsap
Rode ranja
Oranje ranja
Zintuigen
Je zintuigen zijn lichaamsdelen die je nodig hebt om dingen waar te nemen. Hiermee kan je je omgeving beter verkennen. Ieder mens heeft 5 zintuigen waarmee hij iets kan doen, welke 5 zintuigen hebben wij? Schrijf ze op het whiteboard met de whiteboard stift. Laat de docent het controleren.
Zintuigen
Horen met de oren.
Proeven met de tong.
Ruiken met de neus.
Voelen met de huid.
Zien met de ogen.
De oren (horen)
Je oren zorgen er voor dat je allerlei verschillende geluiden kan horen, je kan er bijvoorbeeld muziek mee luisteren. Je oren horen (bijna) alle geluiden. Met twee oren is het makkelijker om te bepalen waar geluiden vandaan komen. De geluiden komen dan eerder bij het ene oor dan bij het andere oor.
Kookwekker
Uitvoering:
Laat 1 proefpersoon uit de groep de klas verlaten.
Verstop een rinkelende wekker ergens in de kamer.
Laat het proefpersoon terugkomen in de klas en laat diegene 1 oor dichthouden.
Laat het proefpersoon de wekker zoeken.
Laat het proefpersoon opnieuw de klas verlaten.
Verstop de wekker opnieuw.
Laat het proefpersoon nu beide oren gebruiken.
Laat het proefpersoon de wekker opnieuw zoeken.
Roep de docent erbij, de docent heeft een aantal vragen voor jullie.
Geluid voelen
Als je in de bioscoop zit, voel je het monster stampen en als je in de kerk zit kan je de muziek door je lichaam voelen. Dit komt omdat je geluid kan horen doordat het trilt. Deze trillingen zie je vaak niet maar ze worden wel opgenomen door je oren.
Ballon
Uitvoering:
Blaas de ballon op.
Knoop de ballon dicht.
Laat 1 persoon zijn of haar handen zachtjes tegen de ballon aanleggen.
Laat de ander met zijn lippen tegen de ballon praten.
Roep de docent erbij, de docent heeft een aantal vragen voor jullie.
De ogen (zien)
Hoe zie je?
Je ogen maken afbeeldingen van de buitenwereld, het is net als een fotocamera. Je kunt grote, kleine en dingen met kleuren zien.
De pupil
In je oog zit je pupil, de pupil is een zwart gaatje dat licht naar binnen laat. Eigenlijk is de pupil een opening in je oog, daarom lijkt de pupil zwart. Bij veel licht word je pupil kleiner en bij weinig licht word je pupil groter.
Uitvoering:
Kies 1 proefpersoon.
Zorg er voor dat het proefpersoon zijn of haar ogen dicht doet.
Zorg er voor dat het proefpersoon ook de handen voor de dichte ogen doet.
Tel tot 60.
Laat het proefpersoon zijn of haar ogen open doen.
Kijk naar de pupillen van het proefpersoon.
Roep de docent erbij, de docent heeft een aantal vragen voor jullie.
Bekijk het filmpje en volg de stappen die in het filmpje worden benoemd.
De huid (voelen)
Je voelt met je huid. Je huid raakt de voorwerpen om je heen aan en verteld je of het heet of koud, zacht of hard, ruw of glad of pijnlijk is. Je hele lichaam is bedekt met huid. Onder je huid zitten zenuwen. Deze zenuwen versturen boodschappen naar je hersenen om je te vertellen wat je voelt. Je huid is niet overal even gevoelig. De huid op je vingertoppen, lippen en tenen zijn het meest gevoelig. Op je benen en de rug is de huid het dikst en dus ook minder gevoelig.
3 kommetjes
3 ijsklontjes
Warm water
Lauw water
Koud water
Uitvoering:
Vul een kom met koud water en doe daar 3 ijsklontjes bij.
Vul een kom met lauw water.
Vul een kom met warm water.
Zet de drie kommetjes naast elkaar.
Houd je linkerhand in de bak met het koude water.
Houd je rechterhand in de bak met het warme water.
Tel tot 60.
Doe beide handen in de bak met lauw water.
Roep de docent erbij, de docent heeft een paar vragen voor jullie.
Handdoek
Uitvoering:
- Kies 1 proefpersoon.
- Doe de blinddoek om bij het proefpersoon.
- Kriebel het proefpersoon zachtjes over de arm.
- Laat het proefpersoon stop zeggen als hij of zij denkt dat je in de holte van de elleboog kriebelt.
- Had het proefpersoon het goed? Of zat het proefpersoon er naast?
Tong (proeven)
Er zijn 4 smaken die je met je tong kan proeven: zoet, zout, zuur en bitter. Het meeste dat je proeft ruik je eigenlijk, net als bij het drinken uit de air-up. Als je je neus dichtknijpt en dan een ui en een appel eet, proef je geen verschil. Als je je neus weer loslaat proef je dit wel. Je zintuigcellen zitten over je hele tong.
Handdoek
3 dezelfde glazen
Appelsap
Oranje ranja
Rode ranja
Uitvoering:
Kies 1 proefpersoon.
Doe de blinddoek om bij het proefpersoon.
Vul 1 glas met rode ranja.
Vul 1 glas met oranje ranja.
Vul 1 glas met appelsap.
Laat het proefpersoon zijn of haar neus dichtknijpen.
Laat het proefpersoon een slokje van de rode ranja nemen.
Laat het proefpersoon een slokje nemen van de oranje ranja.
laat het proefpersoon een slokje van de appelsap nemen.
Kon het proefpersoon proeven wat er in het glas zat?