Monitoring locaties

Monitoring locaties op de kaart 

Monitoring locaties zijn oevers waar herhaalde oeverchecks door de jaren heen gewenst zijn om de evolutie van de oevervegetatie te volgen, bijvoorbeeld na ingreep op de oever talud of verandering in maairegime. 

Om geschikt te zijn als monitoring locatie moet de oeverdeel aan een aantal eisen voldoen: 

Op de kaart wordt een monitoring locatie weergegeven als een blauwe streep met een begin- en eindgebied. 

De oevercheck wordt willekeurig vanuit één van de gebieden gestart, in de richting naar het midden van de monitoring locatie. Zo kan men niet buiten de locatie aan het einde van de oevercheck belanden.

Er zijn langere locaties, soms tot 300 meter, en ook korte locaties, met slechts de 40 meter nodig voor de oevercheck. Deze locaties zijn als een lijn op de kaart weergegeven. 

Op een locatie die slechts 40 meter lang is moet je de oevercheck precies vanuit één van de einden van de streep starten.

Elke monitoring locatie krijgt een ID nummer. Om de locatie ID nummer te zien: tik op de locatie op de kaart.  KMZ bestand link

Wil je de monitoring van een oeverdeel adopteren en de monitoring locatie op de kaart laten zien? Contact oeverplanten@gmail.com

Ecologische verbindingen 

Nationaal en internationaal is het gewerkt aan een ecologisch netwerk waar de leefgebieden voor planten en dieren met elkaar verbonden zijn door corridors waar de soorten kunnen zich verplaatsen. Als voorbeeld: hier is het ecologisch netwerk van de stad Leiden.

Waar zijn de ecologische verbindingen in de Leidse regio? Functioneren de corridors voor oevervegetatie en voor dieren die aan de oevervegetatie gebonden zijn? Welke locaties bieden kansen voor een verbetering van de biodiversiteit via beheer of een andere inrichting? 

Recreatieve routes van de Leidse Ommelanden

Biodiversiteitdoelen en recreative doelen zijn vaak aan elkaar gekoppeld zodat recreanten van een mooie natuur kunnen genieten. 

In de Leidse ommelanden zijn er belevingsfietsroutes ontwikkeld die grotendeels de ecologische corridors volgen. Beschrijving van de route en fietsknopen vind je hier

Langs de Zilverroute (Voorschoten) en de Boerenkaasroute (Zouterwoude, Leiden) zijn er meerdere OEVERPLANTEN monitoring locaties.

Natuurvriendelijke oevers (NVO's)

Binnen de ecologische corridors zijn er vaak maatregelen genomen om de biodiversiteit langs oevers te versterken en te verbeteren, bijv. door het maaibeheer aan te passen of door natuurvriendelijke oevers aan te leggen. 

Op sommige locaties kun je duidelijk zien dat het oeverprofiel werd aangepast tot een flauwe helling om kansen te geven aan meer planten en dierensoorten. Deze locaties, de natuurvriendelijke oevers, zijn bijzonderlijk interessant om te monitoren. 

Direct na aanleg zijn NVO's kaal. Waarschijnlijk duurt het wel 3-5 jaar voordat ze volledig begroeid zijn. Hoelang eigenlijk? Welke vegetatie ontwikkeld zich ter plaatse? Wordt het een soortarme rietkraag of een bloemrijke vegetatie? Helpt het inzaaien voor een bloemrijke en biodiverse vegetatie? Worden de biodiversiteit doelen bereikt? Wat is de waarde van NVO's in de ecologische verbindingen, voor oevervegetatie en voor dieren die aan de overvegetatie gebonden zijn? 

Informatie over de locatie zoals jaar van inrichting, inzaai na aanleg en beheer van NVO's is lastig te verzamelen. De data verzameld door onderzoekers en studenten over NVO's in de Leidse regio in 2020 zijn beschikbaar. 


In ket kader van het OEVERPLANTEN onderzoek beschouwen we als 'Natuurvriendelijke Oever' een oever die een geleidelijke overgang van land naar water heeft met een helling lager dan 21 graden. 

Elke NVO heeft een ID nummer. Tik of de NVO op de kaart om de ID te zien. Waarschuwing: Niet alle oevers momenteel op de kaart voldoen aan de eisen van een NVO. kmz bestand link.

Rapport: M.Sc. onderzoek project van Amy Montajne (2021): 'Vegetation quality of Eco-Friendly Banks in the Leidse Ommelanden' -- link

Verschil tussen een 'NVO' op de kaart getekent en een 'Monitoring locatie'

Een NVO die op de kaart is getekent bestaat mogelijk uit meerdere monitoring locaties.

NVO #19 heeft bijvoorbeeld een T-vorm. De west-oost horizontale lijn bestaat in feite uit 3 verschillende delen. Elk deel heeft twee monitoring locaties: een op het zuiden gerichte oever en een op het noorden gerichte oever. 

Beschrijving van de monitoring locaties voor het onderzoek

Oevers verschillen sterk van elkaar, in bodemeigenschappen, in taludsprofiel, in aanwezigheid van een beschoeiing of van een vooroever, in aanwezigheid van schaduw door gebouwen of bomen, in orientatie naar de zon, in verstoring, door honden of begrazing door vee, in omgeving (stedelijk of agrarisch), en nog andere variabelen. 

In welke mate deze variabelen en oeverbeheermatregelen (bijv. maairegime) de kwaliteit van de oevervegetatie bepalen wordt nog onderzocht. Veel gegevens zijn nodig van allerlei type oevers.

Oeverprofiel categorieën en annotatie

In het onderzoek zijn er 3 oeverprofiel categorieën onderscheden: 

Categorie 'B': Oevers met beschoeiing.

Categorie 'S': Oevers zonder beschoeiing, met een afgeknotte helling die een steile rand op het grensvlak land-water veroorzaakt.

Categorie 'G': Oevers zonder beschoeiing, met een geleidelijke helling tot onder het water en dus een geleidelijk water-land grensvlak. Voor het OEVERPLANTEN onderzoek worden slechts oevers van categorie G met een hellingshoek kleiner dan of gelijk aan 20 graden als natuurvriendelijke oevers beschouwd.

Er bestaan situaties tussen de categorieën, bijv.

'SG': Situatie tussen S en G of situatie niet uniform over de 40 m van de oeverchecklocatie

'GB': Situatie waarin de beschoeiing onder water is geduwd om in de loop van de tijd een gelijdelijk water-land grensvlak te creëren.

Sommige oevers, met name sommige natuurvriendelijke oevers, worden niet goed beschreven door deze vereenvoudigende categorieën. Het hoogheemraadschap Rijnland beschrijft drie type natuurvriendelijke oevers: plasberm (permanent onder water), drasberm (drassing) en flauw hellend talud. Een oever kan ook een vooroever hebben, een constructie die vaak ongeveer een meter van de kant ligt om de afkalving van de oever te voorkomen.

De oevers krijgen een annotatie over de hellingsgraad en de diepte van de steile rand.

De metingen zijn best gedurende de wintermaanden uigevoerd, door onderzoekers en studenten, wanneer de overkant bijna kaal is. In de zomer, met begroeing, wordt de talud moeilijk te meten en de beschoeing is soms totaal onzichtbaar.

De helling en de steile rand zijn gemeten door middel van een plank (10x100 cm met markering om de 20 cm) en een telefoon met een Clinometer app (in de app store: ‘Clinometer + bubble level’).

De plank wordt op de oever gelegd, loodrecht tegen de waterkant en een stukje in het water. De telefoon met de clinometer app is op de plank geplaatst. De weergegeven hellingsgraad wordt op hele getallen afgerond: de nauwkeurigheid van de meting is slechts 2 of zelfs 3 graden.

De steile rand wordt gemeten door de plank tegen de rand in het water op de bodem te zetten en de diepte in centimeters af te lezen. De dieptemeting is afgerond op 10 cm. 

Schaduwdiagram

Het diagram beschrijft de schaduwomstandigheden in één oogopslag door de oeveroriëntatie en de bronnen van de schaduw te tonen.

De oever (groenstrook) is op het noordwesten georiënteerd. De schaduw op de oever wordt veroorzaakt door een bomenrij (cirkels) langs de oever en door de gebouwen ertegenover (rechthoeken). De oriëntatie van de oever heeft invloed op hoe de schaduw op de oever valt.