Beeld: Carel Schutte
monnik van hart; thuis monnik zijn; klooster; online cursus meditatie en contemplatie; hoofd naar hart; christelijke meditatie online, contemplatie;
Beeld: Carel Schutte
Antoinette van Gurp: ‘In de stilte is het leven eindeloos’
Via de joodse mystiek, het boeddhisme, de karmelieten in Nijmegen en de zusters van Brussel en Parijs vond Antoinette van Gurp Jezus Christus terug. “Hoe Hij een plek heeft gekregen in mijn hart, daar kan geen mens tussenkomen.”
07 oktober 2021 – verschenen editie 2021nr08
door Felix de Fijter, beeld Carel Schutte
Hoe houd je je geloof vast in een seculier tijdperk? Felix de Fijter onderneemt een persoonlijke zoektocht naar inspiratie en handvatten en interviewt in deze serie ervaren gelovigen uit alle hoeken van de christelijke traditie. Hoe zijn zij gevormd? Hoe zijn zij ‘erbij gebleven’? Wat is hun houvast? In deze aflevering geestelijk begeleider Antoinette van Gurp.
Het moet een van de stilste plekjes van de Amsterdamse binnenstad zijn, het Begijnhof. Toeristen zijn niet ver weg, maar in het groen van de omsloten grachtentuin wordt hun stemgeluid gesmoord. De hof ontleent zijn naam aan de oorspronkelijke bewoners, de begijnen. Vrouwen die hun leven toewijdden aan God, in gemeenschap leefden, maar geen kloostergelofte aflegden.
Het beroemdste ‘begijntje’ was Cornelia Arens; ze leefde in de zeventiende eeuw. Omdat de katholieke kapel in de hof na de Alteratie van Amsterdam onder drang werd getransformeerd tot een presbyteriaanse kerk, wilde Cornelia er niet in begraven worden. Ze verkoos de goot. Men luisterde niet, begroef haar toch in de kerk, waarna haar kist een dag later, zo gaat de legende, desondanks in de goot werd aangetroffen. Hernieuwde pogingen gaven hetzelfde resultaat, tot men besloot Cornelia alsnog de rustplaats te geven die ze zich had gewenst.
Begijnen zijn er niet meer. Wel is er in de hof iets van de religieuze functie bewaard gebleven; uitgetreden kloosterlingen die een dak boven het hoofd zoeken, kunnen er aankloppen. Antoinette van Gurp bijvoorbeeld, die boven in een van de woningen een plek vond nadat ze haar heilig habijt na vier jaar kloosterleven had afgelegd.
Ze is geestelijk begeleider, organiseert retraites en geeft allerhande cursussen en trainingen op het gebied van christelijke meditatie en mystiek. ‘De monnik in jezelf’, bijvoorbeeld. Of ‘Van hoofd naar hart’.
Gabriël
Wie bij Antoinette van Gurp naar binnen stapt, stelt zich onder gebed. Christus + Mansionem + Benedicat, staat afgedrukt boven het deurkozijn: Christus zegene dit huis. In een hoek, hoog op een kast, zie je het gebeuren. Een Christusbeeld strekt zijn handen zegenend uit over de woonkamer.
Ik neem plaats aan een tafel voor twee, pal aan het venster dat uitkijkt over het Begijnhof. Hier voert Antoinette haar gesprekken, vertelt ze, als geestelijk begeleider. Er staat een klein icoon dat de annunciatie verbeeldt, de engel Gabriël die bij Maria de geboorte van Christus aankondigt. Antoinette vindt het een mooi beeld om die gesprekken mee te omlijsten, zegt ze, terwijl ze er een kaarsje bij plaatst.
Ik moet denken aan de kinderbijbel van Anne de Vries, van waaruit ik vroeger veel kreeg voorgelezen. De eenvoudige pentekeningen zijn in mijn herinnering gebeiteld. Maria, blootvoets naaiend op een krukje, kijkt vol ontzag omhoog naar de engel, zwevend in een stralend licht. “Het blonk zo mooi”, leest het verhaal. “En de engel keek haar zo vriendelijk aan.”
Als kind kwam Antoinette graag in de kerk. “Wat er gezegd werd, ging langs me heen. Maar de sfeer vond ik heel fijn. De liefde waarin die mensen samenkwamen, die voelde ik.” Maar als ze terugdenkt aan haar kindertijd, zegt ze al snel, dan zijn er vooral de grote schaduwen, die plotseling over haar leven vielen. “Een broertje van mij is overleden, hij is onder de auto gekomen. Hij was zes, ik was zeven. Ik kan het me nog helemaal herinneren, want ik heb het zien gebeuren.”
Beeld: Carel Schutte
Wiegendood
Eigenlijk heeft het haar hele leven gestempeld, zegt ze. Haar vader veranderde in een strenge man, haar moeder huilde en huilde. En in de eenzaamheid die er voor Antoinette overschoot, drongen grote vragen zich al op. Een hemel? Waar is die dan? Daar op de wolken? En wat stelt dat dan voor? En waar is God dan? “Dat waren reële vragen voor mij; bij mijn ouders hoefde ik er niet mee aan te komen. Zij hadden genoeg aan hun eigen verdriet.”
Dat verdriet had zich al eerder aangediend; twee jaar eerder stierf een ander jongetje uit het gezin de wiegendood. “Ik zie nog hoe mijn moeder – ze had het toen net ontdekt – de trap af kwam, mijn gestorven broertje in haar armen. We zaten rond de kachel, alles was goed, maar op dat moment brak de harmonie in stukken. Iedereen viel apart, heb ik me later gerealiseerd. Ineens zaten we allemaal op ons eigen eilandje.”
Antoinette ging zich tegen haar vader verzetten, ze kon de zwaarte van thuis slecht verdragen. Liever was ze op school, “waar de lichtheid was”. Aan de kerkgang veranderde niet veel. Totdat ze op een zondag, veertien jaar oud was ze, in de kerk zat, het gepraat van de pastoor aanhoorde, en tegen God zei: ‘U begrijpt toch ook wel dat ik hier helemaal niets van snap? Ik wil hier niet meer zijn.’ Pas later bedacht ze dat het wel God was, tegen wie ze dat zei. “Hij was er wel. Hij is eigenlijk nooit echt weggeweest.”
Zo vanzelfsprekend is dat niet. Antoinette kreeg een vriend die uitgesproken antireligieus was. ‘Ik denk toch echt wel dat er een God is’, zei Antoinette. ‘Maar je gelooft toch ook niet in Sinterklaas?!’, wierp hij haar tegen. Ze besloot hem het voordeel van de twijfel te geven, het niets een kans te geven, het idee van een godloos bestaan uit te proberen. “Ik probeerde God weg te denken, weg te voelen.” Maar het ging niet. God ging niet weg. De vriend wel, zo bleek. “Ik denk soms dat het God zelf is geweest die een wig tussen ons gedreven heeft.”
‘Ik heb de mazzel gehad dat het licht eventjes is aangegaan. Dat neemt de twijfels weg’
Wit licht
Tijdens, of eigenlijk voorafgaand aan een meditatieoefening werd alles anders. “Er was iemand die de oefening zou gaan leiden, en ik zat een beetje bij mezelf na te denken; stelde me de vraag: bestaat God? En opeens werd ik – wham – in het licht gezet. Wow. Hij bestaat. Er was meteen zó’n weten. Ja, het klinkt allemaal erg magisch, maar ik had zoiets echt nodig.”
Wat was het voor licht?
“Een wit licht, dat van boven kwam en door me heen ging. Eén seconde duurde het maar. Maar er was zo veel vreugde. Ik werd zó blij. Het bleef anderhalf jaar lang bij me; mensen vroegen: ben je verliefd, of zo? Wat is er aan de hand? Nou, ik had wat ontdekt. Ik had ontdekt dat er een andere dimensie is, die opeens voor mij geopend werd.”
En dan weet je voor altijd dat het echt is?
“Ja, dat gaat niet meer weg. Er werd een sluiertje opgelicht. Eventjes. En daarna val je gewoon weer terug in je oude bestaan hoor, maar er was iets bij gekomen. Een mysticus heeft eens gezegd dat er in het geestelijk proces twee soorten mensen zijn: mensen met het licht aan, en mensen met het licht uit. ‘Licht aan’ wil zeggen dat er af en toe een tipje wordt opgelicht, ‘licht uit’ betekent dat je tastend door het donker moet, maar wel wetend: er is een God. Kijk, als je in een duistere kamer staat, en heel eventjes gaat het licht aan, dan is het daarna wel weer donker, maar dan weet je wel: er is een kamer. Ik heb de mazzel gehad dat het licht eventjes is aangegaan. Dat neemt de twijfels weg.”
Antoinette had ondertussen al een hele studieloopbaan achter de rug. Ze had de lerarenopleiding Engels en Frans afgerond, evenals de docentenopleiding voor dramatische vorming. En ze zat in een fase van haar leven waarin ze dacht: is dit nu alles? Is het niet allemaal meer van hetzelfde? Toen de sluier van de goddelijke dimensie voor haar werd opgelicht, wist ze: nee, dit is niet alles. Er is veel meer. Maar terug naar de katholieke kerk, dat zat er niet in. De allergie was te groot. “De taal van de kerk zei me niets meer.”
Zeven jaar lang verdiepte ze zich daarom in andere religieuze stromingen, met name de joodse mystiek en het boeddhisme. “Dat leerde me het christendom op een nieuwe manier te zien, ontdaan van dode betekenissen.” Soms zat dat in subtiele verschillen. De boeddhistische nadruk op mededogen leerde haar bijvoorbeeld beter te begrijpen wat in het christendom met barmhartigheid wordt bedoeld. “Maar ik kwam aan een grens. Het was mijn wereld niet, al die boeddha’s, die bodhisattva’s. Ik had er eigenlijk niets mee en zei dat ook tegen mijn leraar. En hij antwoordde, zoals het boeddhisme ook leert: ga terug naar je eigen geloof als je het hier niet vindt. Want daar liggen je roots.”
‘De psalmen bouwden iets in mij. Het geloof gebeurde aan mij. Alsof er engelen met mij bezig waren
Psalmen
Antoinette hervond ze, mede aan de hand van godsdienstfilosoof Daniël van Egmond (1947-2018). Ze verdiepte en schoolde zich in christelijke meditatie, en bezocht ondertussen de Byzantijnse vieringen in de orthodoxe parochie van Nijmegen. “Wat ze in de Byzantijnse traditie proberen, is op aarde al iets van de hemel te laten zien. En ook al verstond ik niets van de Slavische liturgie, daarin voelde ik wel heel sterk de aanwezigheid van God. En ik hervond wat ik in mijn kindertijd ervoer in de katholieke kerk, de liefde die hen samenbracht.”
Dagelijks, en soms zelfs twee keer per dag, bezocht Antoinette daarbij de lauden en de vespers van het Karmelklooster in Nijmegen. “Dat is heel vormend voor mij geweest. Elke dag bad ik de psalmen mee, en het was alsof er daardoor een structuur in mij werd aangebracht. Alsof die psalmen iets bouwden in mij. Het was niet iets wat ik zelf deed, nee, het geloof gebeurde aan mij. Alsof er engelen met mij bezig waren. Ze leerden me niet langer vanuit het hoofd, maar vanuit het hart te leven.”
Het hart, daar is waar het allemaal gebeurt, ontdekte Antoinette. Het mystieke hart, welteverstaan; ze legt haar hand midden op haar borst. “Dit is het centrum, waar je je verbonden weet, vanuit een diepe, innerlijke mens. Verbonden met God, met jezelf, maar ook met andere mensen. Als dat hart zich werkelijk opent, weet Antoinette uit ervaring, wordt het letterlijk warm vanbinnen. “Dat heb ik op een gegeven moment mogen ervaren. Na heel lang oefenen, hoor.”
Beeld: Carel Schutte
Mediteer je elke dag?
“Zeker. Elke dag een uur.”
En op wat voor manier doe je dat?
“Meditatie begint met lichaamsbewustzijn, zodat je innerlijk ruimte kunt maken, je hoofd leeg kunt maken. Daarbij bid ik het gebed van het hart, het Jezus-gebed. Heer Jezus Christus, Zoon van de Levende God, ontferm U over mij, zondaar. En dat gebed blijf je herhalen, ongeveer tien minuten, totdat het stil wordt.”
Die stilte is heel belangrijk, zegt Antoinette, omdat je in de stilte ineens een omslag kunt ervaren, waardoor je ineens weer het contact met God ervaart. “Waardoor je een laag raakt waar het vredig is, waar stilte is, waar innerlijke vrijheid is. Daar waar het gewoon goed is.”
Is meditatie ook een oefening in geloof?
“Zeker.”
Op wat voor manier dan?
“Omdat je de Godsrelatie zoekt. In het zenboeddhisme gaat het niet om de Godsrelatie; dan is het zitten, leeg en niks.”
Mediteren brengt je dichter bij God.
“Ja, soms is dat maar heel eventjes. Maar dat is al genoeg om de dag mee door te gaan. Maar er zijn ook heel donkere periodes. Dan krijg ik geen contact. En dan is trouw heel belangrijk.”
Je had het net over een diepere laag. Is dat de laag waar God zich ophoudt?
“God is overal, maar als ik in die vrede ben, in die stilte, dan is het vanzelfsprekend dat God daar ook is. Dan is het leven eindeloos. Dan ben je niet met de wereldse dingen bezig. De duisternis ken ik heel goed, hoor, en die hoort er ook bij, maar omdat ik een heel sterk contact met Jezus Christus heb, ga ik gewoon door. Daar kan de duisternis mij niet van afbrengen.”
‘God is overal, maar als ik in die vrede ben, in die stilte, dan is het vanzelfsprekend dat God daar ook is’
Klooster
Om dat sterke contact met Jezus te begrijpen, moeten we terug naar 2003, toen Antoinette naar Frankrijk vertrok, om zich te voegen bij een kloostergemeenschap, die onder meer in Brussel en Parijs actief is. Geïnspireerd door het Monastère de Chevetogne in België, putten deze gemeenschappen uit verschillende christelijke tradities. Antoinette sloot zich aan om de vreugde van het geloof te ervaren en om in een groep van geestverwanten te leven. “Ik vond het bij de karmelieten soms een beetje te zwaar; ik had het idee dat het altijd Goede Vrijdag moest blijven, en dat het nooit eens Pasen kon worden.”
Aanvankelijk vond ze die blijdschap ook. “Zelfs het gras is vol vreugde, dacht ik. Zo blij was ik, alsof alles jubelde.” Maar het bleef niet. De geestverwantschap waarop ze hoopte, vond ze niet bij haar medezusters. Echt onderling contact was niet toegestaan; tegelijk sluimerden er wel onuitgesproken conflicten onder het oppervlak, Antoinette kreeg standjes van de priorin, moest voor alles toestemming vragen, en het kloosterritme eiste steeds nadrukkelijker z’n tol. “Het begon me allemaal te benauwen.”
Toch is de band met Jezus juist in het klooster heel sterk geworden?
“Ik had een icoon van Jezus, waar ik mee sprak. Ik schreef ook dialogen, zette mijn gedachten en vragen op papier, en dan luisterde ik innerlijk: wat zou Jezus terugzeggen? En daardoor ontstond contact.”
Waar gingen die dialogen over?
“Over een conflict met een medezuster, bijvoorbeeld. Of over mijn toekomst. Door mijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen, kon ik concentratie en rust vinden. En dan wachtte ik af wat Jezus zou zeggen. Soms kwam er alleen maar een kort antwoord: wees niet bang. Of: Ik ben erbij.”
Kun je je eigen stem van die van Jezus onderscheiden?
“In het begin dacht ik: misschien is het iets van mezelf, iets wat ik zelf bedenk. Maar later, als ik mijn schriften terugbladerde, dacht ik: dit heb ik niet bedacht, en het heeft wel verandering gebracht.”
Antoinette verlengde drie keer haar noviciaat, onzeker als ze was over het kloosterleven. “Mensen die op bezoek kwamen, zeiden: je bent jezelf niet meer. Waar is je vreugde gebleven?” Toen ik de knoop moest doorhakken, heb ik het aan God gegeven. Ik viel heel diep, maar in Gods handen. En ik dacht: stoppen maar.”
Eén God
Via een omweg kwam Antoinette terecht waar ze nu is, in hartje Amsterdam. Ze moest opnieuw op zoek naar haar roeping. “Ik dacht: wat vraagt God nu van mij? Daar kwam uit: doorgeven wat ik zelf geleerd heb. En toen ik dat besloten had, ging het vanzelf.”
Deelnemers aan je cursussen en retraites komen uit alle hoeken en gaten.
“Katholieken, protestanten, niet-gelovigen, mensen die willen mediteren. Soms zeggen mensen: ik wil wel mediteren, maar ik wil niks met God.”
Je doet daar niet benauwd over.
“Ik denk dat er één God is, maar dat elke cultuur zijn godsdienst op een eigen manier heeft vormgegeven. In de joodse mystiek, de kabbala, worden tien namen van God onderscheiden, maar er zijn niet tien goden. De islam heeft 99 namen van God, die allemaal een aspect van God uitdrukken. En ik denk ook aan de goden in het hindoeïsme, allemaal wijzen ze naar de ene God waar mensen naar zoeken. Ja, er zijn ook groepen die de verkeerde kant op gaan, en het is ook niet zo dat ik alle religies op één hoop gooi, ze hebben een heel duidelijke eigenheid. Hoe al die verschillende mensen op verschillende manieren tot God komen, dat laat ik aan God over.”
Is je allergie voor de katholieke kerk eigenlijk helemaal verdwenen?
“Ik ben de kerk weer in gegroeid, heb me aangesloten bij de Nicolaaskerk, hier in Amsterdam. Aanvankelijk ging ik na de dienst direct naar huis, nu heb ik meer mensen leren kennen en ben ik deel van de gemeenschap. We hebben elkaar nodig. Er gebeurt daar iets aan mij wat mijn ego niet altijd even leuk en goed vindt, maar toch wil ik er zijn. Er is een diepere laag die er ondanks alles wil zijn.
De persoonlijke ervaring is voor mij wel het belangrijkste gebleven. Niet wat een ander zegt, maar hoe je het geloof zelf beleeft. Dat vind ik belangrijker dan wat er allemaal geschreven staat. En dat gaat niet via mijn hoofd, maar via mijn hart.”
Maar als die beleving uitblijft, wat dan?
“Dan heb ik een Bijbel. Dat is een bron, net zoals er mystieke geschriften zijn. Die duw ik niet weg, maar het gaat erom dat die woorden iets van jezelf worden. Daar moet je naartoe groeien, die kun je niet zomaar boven op iemand gooien.
Ik kon zelf heel lang niets met de uitstelling van het heilig Sacrament. Waarom moet er een hostie tentoongesteld worden? Wat is dat voor iets raars? Totdat er op een zondag iets aan mij gebeurde en ik echt contact met Christus ervoer. Wat hier gebeurt, ondervond ik toen, dat is werkelijk de aanwezigheid van God.”
Ik hoor je veel over Jezus vertellen, maar niet over centrale christelijke dogma’s, zoals het verzoenend lijden en sterven van Christus. Hoe denk je daarover?
“Ik heb Jezus’ verlossing nodig. Er zijn tijden dat ik er elke dag om vraag; als bepaalde emoties mij gevangenhouden. Ik leg dat bij Hem neer, en Hij bevrijdt me ervan. Dat was voor mij ook de reden om bij het boeddhisme af te haken. Ik vroeg mijn leraar: kan Boeddha je helpen? Nee, Boeddha helpt niet. Hij is een voorbeeld. En toen dacht ik: maar Jezus kan me wél helpen.”
‘Ik wil zo dichtbij als maar kan bij Christus zijn. Dicht bij God, maar vooral: dicht bij Jezus’
Je helpt mensen in je cursussen bijvoorbeeld op zoek te gaan naar de monnik in henzelf, en zo stilte, eenvoud en innerlijke vrijheid te vinden. Hoe moet ik dat voor me zien?
“Ik vraag deelnemers bijvoorbeeld hun eigen kloosterregel te schrijven. Hoe zou jij als monnik kunnen leven? Maak het niet te zwaar, zoek een structuur, een regel, die haalbaar is en zoek het contact met God. Een monnik is overigens niet hetzelfde als een kluizenaar, wat mensen wel denken. Nee, een monnik heeft het contact met anderen nodig. Daarin moet hij de ander ook leren accepteren. Dat zul jij ook ervaren, in je gezin. Je wilt wel altijd liefdevol omgaan met je kinderen, maar af en toe schiet je uit je slof. Hoe kun je ook mensen die je niet meteen uitzoekt, toch vriendelijk benaderen? Door steeds een appel te doen op de monnik in jezelf, je religieuze zelf.”
Want in dat diepere zelf zit meer vriendelijkheid, meer openheid, vergeving?
“Daar kun je zijn wie je bent. Je hoeft geen rol te spelen, je bent wie je bent en daarin ben je met God verbonden.”
Als protestants opgevoed jongetje springt me dan een tekst te binnen: Ik leef niet meer…
“… maar Jezus Christus leeft in mij. Ja, ik vind dat wel heel groot. Maar dat is wel het perspectief, dat ik zo dichtbij als maar kan bij Christus ben. Dicht bij God, maar vooral: dicht bij Jezus. God kan voor mij te abstract worden. En te groot. Die persoonlijke relatie met Jezus vind ik belangrijk. En die helpt mij ook omdat ik geen levenspartner heb. Ik denk ook dat een menselijke relatie er niet aan tippen kan. In fysieke zin wel, maar hoe Christus aanwezig kan zijn in mijn hart… daar kan niemand tussenkomen.”