Artikel stadsmonnik

In het tijdschrift Herademing nr. 77 van september 2012

(De foto's zijn niet opgenomen in dit artikel)

Gedurende vier jaar leefde Antoinette van Gurp als zuster bij de Gemeenschap van Jeruzalem, 'stadsmonniken' die zich onder andere in Parijs en Brussel bevinden. Na het verlaten van het klooster probeert ze alleen haar leven vorm te geven als stadsmonnik in Amsterdam.

Leven als een monnik in de stad

Een persoonlijk verhaal

'Stadsmonnik' is een naam die precies aangeeft waar het om gaat: leven als monnik midden tussen de mensen in de wereld. Op het Begijnhof midden in de stad Amsterdam probeer ik te leven als een monnik - ik geef de voorkeur aan het woord 'monnik' boven 'moniale', de veelal onbekende vrouwelijke term hiervoor. Zo te leven geeft richting aan mijn leven. Het is meer een wijze van zijn dan iemand zijn; het is geen rol spelen. Ik probeer open te staan voor de goddelijke aanwezigheid en misschien werkt dat ook door op anderen.

Elke week probeer ik ook een stille dag te houden, met extra aandacht voor God, in het bijzonder voor mijn relatie met Christus. Soms verdeel ik die dag over drie dagdelen in een week, want helaas gaat die ene dag in drukke tijden toch weer op aan werk.

Maar het verlangen naar zo'n stille dag is groot. Het is voor mij onmogelijk om de hele dag op God gericht te blijven; daarvoor heb je de hulp van die vaste tijden voor gebed en meditatie nodig. Het is als een afspraak met je Geliefde. Ook probeer ik een aantal keren per week een mis bij te wonen.


Stille dag

Concreet houdt stadsmonnik zijn onder andere in dat ik me dagelijks aan de gebeds- en meditatietijden houd. Als ik genoeg tijd heb, doe ik vier getijden op een dag: ochtend, middag, namiddag en dagafsluiting. Daarvoor gebruik ik een getijdenboek. En 's ochtends en 's avonds houd ik daarnaast een stilte-meditatie. Een paar keer in de week doe ik getijden en/of stilte samen met een groep. Deze gebedstijden ordenen de dag en helpen me om mijn leven af te stemmen op mijn diepste verlangen: God.

Een brug worden

Gaandeweg heb ik gemerkt dat ik van binnenuit verander in mijn omgang met anderen, met de omgeving, met de stad. Met Gods hulp laat ik me minder snel met irritatie meeslepen en blijf ik rustig in de chaos. Niet haasten is nog een uitdaging voor mij. Ik probeer met mijn aandacht bij mijn lichaam, bij mijn hart en innerlijke stilte te blijven, als ik door de mensenmassa loop in de straten van het centrum. Ook probeer ik een glimlach te geven als ik ogen ontmoet, zodat de wereld niet anoniem aan mij voorbijgaat. Met mijn aandacht bij mijn hartcentrum blijven is voor mij het op God gericht blijven; daardoor kan ik bij de liefde blijven en openstaan voor mensen.

Ik ben graag alleen en ook graag onder mensen. Dat evenwicht heb ik nodig. Als ik voortdurend tussen de mensen ben, gaat dat ten koste van mijn relatie met God. Ook al ben ik me dan wel regelmatig bewust van Gods aanwezigheid, toch is het nodig om er speciaal voor Hem te zijn. Ook ben ik niet in staat voortdurend op mijn gebedsplaats te blijven. Het gaat me erom een brug te worden: God in de wereld brengen en de wereld bij God. Uiterlijk stelt het niet veel voor om stadsmonnik te zijn. Ik ben net als iedereen. Niemand merkt aan de buitenkant dat ik een religieus leven leid, of ze moeten me regelmatig naar de kerk zien gaan en weten van mijn cursussen. In mijn cursussen en begeleidingen geef ik door wat ik leerde in het klooster en hoe je dat in de dagelijkse praktijk van het gewone leven kunt toepassen.

Na vijfentwintig jaar oefenen om religieus te leven, is het een gewoonte geworden. Ik had gehoopt dat mijn geestelijke groei sneller ging, maar zo werkt het niet. Het is een tegenbeweging, tegen de stroom in. De tegenkracht maakt uiteindelijk sterker en vraagt je steeds opnieuw te kiezen voor de weg van God. Het is als het slijpen van een harde steen, het millimeter voor millimeter worden van hoe je eigenlijk was bedoeld als beeld van God, authentiek worden. De situaties en de mensen die ik tegenkom bied ik, voor zover het binnen mijn vermogen ligt, aan God aan in gebed. Bidden doe je sowieso niet alleen voor jezelf. Mijn overtuiging is dat meditatie waarin je ruimte maakt voor God, en het gebed, de basis vormen van het innerlijke omvormingsproces dat je ondergaat op de geestelijke weg, en het neemt je hele tijd van leven in beslag. Je wordt zo meer en meer een instrument voor God. Een open blaaspijp, zoals de soefi's zeggen.


In gemeenschap

Rond mijn 37e levensjaar hoorde ik over de woestijnmonniken. Het raakte mij diep. Hoe zij in aparte grotten leefden die met elkaar verbonden waren door paden, de zogenaamde laura's'; en hoe ze samen overlegden over wat Gods wil was in elke situatie die ze tegenkwamen. Zoiets moest toch ook in deze tijd kunnen en in de stad, dacht ik. In de vorm van: ieder leeft op zichzelf en is met elkaar verbonden en deelt ervaringen. Maar behalve door meditatie en gebed, had ik niet zo'n idee hoe het concreet vorm te geven, want er komt nogal wat bij kijken. De stadsmonniken in Parijs spraken me aan. Maar ik wist niet of ik echt in een klooster kon leven, of ik wel gehoorzaam kon zijn, hoewel er wel een verlangen was om helemaal te kiezen voor God.

Uiteindelijk nam ik de stap en begon ik op mijn 45e als `stad'-monnik: in de bossen van midden-Frankrijk in een kluizenaarsgemeenschap, `Magdala' geheten, van de Fraternité Monastique de Jérusalem. Het was tevens een retraiteplek voor de stadsmonniken van dezelfde communiteit uit Parijs, Vezelay en andere plaatsen. Ik houd erg van de natuur, dus ik vond het helemaal niet erg dat ik daar geplaatst werd. Maar na een paar maanden voelde ik me zo van de wereld afgesneden, zo weggestopt in de bossen, dat ik iets wezenlijks miste, namelijk gewone mensen en situaties in de wereld. Er was daar wel een krant, maar wat er in stond zei me steeds minder. Het had niet meer zoveel met mijn leven te maken; ik kon me steeds moeilijker verplaatsen in waar de doorsnee mens zich mee bezighield. Het gemis van de wereld met `gewone' mensen werd steeds erger. Het was niet eens het directe contact met gewone mensen. Ik wilde voelen, ervaren wat er in de wereld speelde, zodat ik de wereld mee kon nemen in mijn gebed. Dat was ook een van de redenen dat ik na een halfjaar naar de stadsmonniken in Parijs mocht overstappen. Parijs ervoer ik als geweldig. Hoewel ik veelal om en in het klooster aanwezig was en niet veel van Parijs kon zien, voelde ik me daar als een vis in het water. Ik was een van de velen, anoniem, dat vond ik prettig. Ik was deel van een gemeenschap en had mijn eigen verborgen en intieme relatie met God. Het ging niet om mij, we deden het samen. Ik was een steen in het bouwwerk. De viering in de kerk was prachtig en de kerk zat meestal vol bij de mis, maar ook bij de getijden waren er aardig wat aanwezigen. Alle vieringen in de kerken zijn namelijk open voor iedereen, ook voor toevallige passanten, en velen bleven er staan en werden geraakt. Het voelde als een samen vieren in vreugde, een gedragen zijn, een gemeenschap staande voor God. De schoonheid van de liturgie en de jonge en frisse mensen spraken me aan.

Habijt in Brussel

Helaas kon ik niet in Parijs blijven. Na een dik halfjaar werd ik naar Brussel gezonden, omdat men de viering daar ook in de Nederlandse taal wilde doen. Het was een veel kleinere gemeenschap van acht zusters, met daarnaast zes broeders die een eindje verderop woonden.

De overplaatsing gebeurde na mijn aanname van het habijt, dat wil zeg‑

gen het noviciaat. Dat was nogal wat voor mij, om een habijt te dragen; het kwam zo heilig over en dat was ik niet. Na enig innerlijk geworstel heb ik toch de stap gezet om het habijt aan te nemen. Van het begin af aan voelde dit dragen van het habijt als natuurlijk en prettig. Zichtbaar voor het religieus leven kiezen vond ik een mooi gebaar. Men weet waar je voor staat. Je viel op in de stad. 

Bidden 

doe je sowieso 

niet alleen voor jezelf

Soms werd er slijmerig op gereageerd en soms agressief, maar meestal normaal. We zagen er enigszins uit als moslimvrouwen, dus ergens was het ook weer niet opvallend. Ik had wel moeite om in habijt naar mijn familie in Nederland te gaan, maar ook dat wende. De presentie in de stad, de mooie liturgie, het gezamenlijke gebed en het dragen van de gemeenschap maakten ons tot stadsmonnik.

Te zwaar

Na drie jaar Brussel ben ik gestopt, het was te zwaar voor mij. De groep van acht zusters in Brussel was klein. Ik was voortdurend in de weer, er was weinig stilte en tijd voor mezelf, het ritme lag voor mij te hoog. Ik snakte ernaar om alleen te kunnen zijn, om op adem te komen. Behalve de ene woestijndag (stille dag in de week) ging het alsmaar door. Het was alsof ik voortdurend op mijn werk was, van half zes 's morgens tot tien uur 's avonds. Aangezien het een actieve en contemplatieve orde was, werkten we halve dagen in de stad, en voor de rest werkten we in stilte in huis. Naast de vier uren in de kerk, waren er lessen over het kloosterleven, zangles, kapittel, noem maar op. Daarnaast waren de huishoudelijke taken verdeeld; ik had bijvoorbeeld als taak om voor iedereen de was te doen, te strijken, te kopiëren, voor de bibliotheek te zorgen, naast de halve dagen buitenshuis werken op het kantoor van een uitgeverij.

Naar Parijs teruggaan was geen mogelijkheid; het werd niet aanvaard. Omdat het daar hetzelfde zou zijn en even druk, werd mij gezegd. Ik had ook heimwee naar Nederland, naar onze cultuur en een meer ruimdenkende omgeving.

Er is geen sprake

van opgeven,

dit is de weg

die ik ga

Alleen verder

De stap om het kloosterleven los te laten was groot, ik had niet gevonden wat ik zocht. Ik was er jaren naar toe gegroeid. Hoe nu verder? Ik wist het niet meer. Wat kon ik in Nederland doen? Ik had alle schepen achter mij verbrand. Wat was dan mijn roeping?  Wat wilde God van mij? Door een droom 's nachts werd me duidelijk dat ik dat wat ik in een klooster had geleerd door moest geven aan anderen.

De woorden van overgave die ik op een gegeven moment bad: 'uw wil geschiede', ervoer ik als een vallen in Gods hand, alsof ik heel diep viel en opgevangen werd. Vanaf dat moment is mijn vertrouwen in en overgave aan God sterk gegroeid. Ik keerde bij alles tot God om me de weg te laten wijzen, waar Hij mij wilde. Toen ik bij toeval in Amsterdam terecht kwam en na een jaar op het Begijnhof ging wonen, leek het helemaal te kloppen. De begijnen waren ook soort stadsmonniken; ze leefden kloosterlingen, wel met enige regels, maar zonder overste. En een ieder in haar eigen huisje. Tegenwoordig leven er alleen vrouwen, vanaf 35 jaar. Een voorwaarde om er te kunnen wonen is dat men een religieuze affiniteit heeft, maar de vrouwen vormen verder geen gemeenschap.

Hoewel ik meer van de natuur houd en liever buiten woon, heb ik toch het idee hier te moeten zijn: midden in het lawaai en de drukte van de stad. Het is een hele strijd om contact met de innerlijke stilte te houden, maar hier word je gaandeweg sterker in.

Wat betekent het?

Het valt mij op dat het voor veel mensen moeilijk is om volledig te kiezen voor een leven dat geheel op God gericht is, om de relatie met God op de eerste plaats te zetten. Het is ook een ingrijpende keuze. De keuze voor dit leven voelt nog sterker dan de keuze voor een huwelijk; het is een keuze voor eeuwig. Er zijn goede en slechte tijden, maar je blijft trouw en er is geen weg terug, je gaat nooit scheiden.

Voor mij is de relatie met God ook niet altijd gemakkelijk, bijvoorbeeld als ik Zijn aanwezigheid niet meer ervaar. Het wordt ook moeilijk als ik weinig inspiratie ontvang en weinig energie heb, als ik dreig een mens belangrijker te vinden dan God, als ik niet voldoende vertrouwen heb dat God voor me zal zorgen. Maar Godgericht leven blijft wel ten diepste mijn drijfveer. Er is geen sprake van opgeven, dit is de weg die ik ga, ik kan niet anders. Het is oefenen en steeds weer tot God terugkomen en niet voortdurend er van alles tussen laten komen. Dat betekent niet dat ik de hele dag op mijn gebedsplaats zit, maar dat heel mijn leven gebed wordt. Heel mijn leven wordt een gave, een overgave aan God.

Mijn weg met God is ooit begonnen met een diep geraakt zijn door God, vervolgens met het opbouwen van een meditatie- en gebedspraktijk. Ik bestudeerde de Bijbel en mystieke teksten door middel van geestelijke lezing. Ook ontving ik geestelijke begeleiding (ook nu nog), want er moet iemand zijn die je volgt op de weg die je gaat, anders kun je gemakkelijk verdwalen en jezelf voor de gek houden. 

Heel mijn leven

wordt een gave,

een overgave

aan God

Ik heb lang gewerkt aan het niet meer meegaan met negatieve gedachten en gevoelens. Nog steeds leer ik om nog meer op God te vertrouwen en me voortdurend tot God te richten met alles van het leven; bij Hem mijn toevlucht te vinden, Hem vragen voor mij te zorgen. Ik probeer te leven vanuit liefde en waarheid en hoop te worden wie ik ten diepste ben. Ik oefen me in het overgeven aan God. En leren aanvaarden dat dit het leven is wat mij gegeven is. Dit maakt me vrij van illusies en laat me dieper in het leven van elk moment gaan. De tijd in het klooster had ik niet kunnen en willen missen om te kunnen leven wat ik nu leef.

Nu achteraf, na vijf jaar, kan ik zeggen dat alle stappen nodig zijn geweest en ik heb ook nergens spijt van. Ik ben dankbaar voor alle mogelijkheden die ik heb en heb gehad. Vanuit mijn eigen kloosterervaring zou ik iedereen die Godgericht wil leven de mogelijkheid gunnen om een aantal jaren in een kloostergemeenschap te leven, omdat je de grote keuze voor God maakt en in de gemeenschap de kans krijgt om de relatie met God te versterken en te verdiepen, in een omgeving waarin dit gestimuleerd wordt en gewoon gevonden wordt.

Literatuur

Pierre-Marie Delfieux, Monniken in de stad. Levensboek van de monastieke gemeenschappen van Jeruzalem, Tielt: Lannoo, 2003. (Eerdere titel: In het hart van de stad, in het hart van God).

Werkboek (in uitvoering), De monnik in jezelf, www.antoinettevangurp.nl

Herademing, nr. 77, september 2012 

Terug naar homepagina