gezag van
joodse mondelinge overlevering 

In deze studie gaan we kijken naar welk gezag de joodse mondelinge overlevering heeft voor ons als gelovigen.

Inleiding 

Om dit onderwerp in te leiden wil ik kort iets benoemen over reinheid en onreinheid.
Door ons geloof mogen wij ons kinderen van God weten, mogen wij weten gerechtvaardigd te zijn door geloof. Door te geloven in Yeshua gaan we over van dood naar leven. Dit heeft tot gevolg dat we ons ook moeten afscheiden, zoals we kunnen lezen in de volgende teksten:

-        Jes. 52:11-12: ‘’Vertrek, vertrek, ga daar weg, raak het onreine niet aan, ga uit haar midden weg, reinig u, u die de heilige voorwerpen van de HEERE draagt! Maar u zult niet overhaast weggaan, u zult niet als op de vlucht gaan, want de HEERE zal vóór u uit trekken, en de God van Israël zal uw achterhoede zijn.’’

-        2 Kor. 6:17-18: ‘’Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.’’

Waar denken we aan bij dit vers? Zien we een overeenkomst met Openb. 21:17 met betrekking tot het nieuwe Jeruzalem: ‘’Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.’’

Toont dit niet aan dat de reinheidswetten erg belangrijk zijn? Als we geen kennis nemen van Gods voorgeschreven reinheidswetten in de Thora, weten we niet hoe en wanneer we onrein zijn en wanneer we de stad niet mogen binnengaan.
Is het daarbij niet opmerkelijk dat we in Zacharia 14:21 lezen: “Ja, al de potten (keukengerei) in Jeruzalem en Juda zullen heilig zijn voor de HEERE Tsevaot, zodat allen die offeren willen, zullen komen en van dezelve nemen en in dezelve koken…”.

Het keukengerei van Jeruzalem en Juda mag blijkbaar gebruikt worden in de toekomstige Tempel… Moest misschien daarom Juda de kashrut-regels ontwikkelen?

Dit is een bruggetje naar het onderwerp van deze studie; het uitleven van Gods Thora en het gezag van de joodse mondelinge overlevering daarbij.

Juda en Efraïm

Allereerst wil ik benadrukken dat wij geloven dat we als gelovigen uit de volkeren deel worden van Israël, door ons geloof in Yeshua de Messias. Op deze website kunt u in een andere studie lezen dat ik daarbij geloof dat we, als gelovigen uit de volkeren, gerekend kunnen worden tot het volk dat God zich tot eigendom maakt. Om de woorden van 1 Petrus 2: 9-10 te gebruiken: u die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent. Die groep wordt ook wel aangeduid als het Huis van Israël, het Huis van Yosef, de verloren schapen van het huis van Israël, of Efraïm.
Deze groep staat 'tegenover' het zogeheten Huis van Juda. Van het Huis van Juda stammen de Joden af, zoals wij die heden ten dage kennen. In Johannes 10:16 lezen we dat Yeshua het volgende zegt tegen de Joden: ''Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi (dus van Juda) zijn; ook die moet Ik toebrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder.''
Zie hierbij ook de volgende twee teksten:

Ezechiël 34: 23-24: ''Ik zal over hen (over de schapen van het Huis Israëls, zie v. 22 en 30-31) één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David (dat wil zeggen: de Messias). Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. En Ik, de HEERE, zal een God voor ze zijn, en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden. Ík, de HEERE, heb gesproken.''

Ezech. 37: 19, 21-22: ''Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het stuk hout van Jozef nemen, dat zich in de hand van Efraïm bevindt, en van de stammen van Israël, zijn metgezellen, en Ik zal het bij het stuk hout van Juda voegen, en Ik zal ze tot één stuk hout maken. Ze zullen in Mijn hand één worden.
Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga de Israëlieten nemen uit de heidenvolken waarheen zij gegaan zijn. Ik zal hen van rondom bijeenbrengen en hen naar hun land brengen. Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.'' 

We zien bij de woorden van Yeshua dat de verloren schapen van Israël weer terugkeren naar de schapen van Juda, die nooit uit het verbond zijn gezet. Ook in het stuk uit Ez. 37:19 lazen we net hierover, namelijk dat het stuk hout van Efraïm tot het hout van Juda wordt gevoegd.
In de studie over dit onderwerp, waar ik juist naar verwees, kunnen we ook leren dat de verloren stammen tot heidenen zijn geworden, wat we ook kunnen lezen in Hosea 7:8: ''Efraïm, met de volken vermengt het zich.''  Zij zijn zich gaan vermengen met de heidenen en zijn uit Gods verbond gezet en waren niet meer herkenbaar als Israëlieten. Zij zijn tot heidenen geworden.

Merk op dat er 10 stammen verloren zijn gegaan, maar weer terug zullen komen door Yeshua. Dat getal 10 is belangrijk. We zien immers in Zacharia 8:23: ''Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.''

God is dus met de Joden, zoals we hier lezen in Zacharia. Dit wordt bevestigd door Romeinen 3:1-2: ''Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd.''

Gods woorden, Zijn Thora, Zijn wil, is toevertrouwd aan Juda, aan de Joden. Zij kennen God nog, Efraïm niet meer. In Ps. 76:2 lezen we: ''God is bekend in Juda, Zijn Naam is groot in Israël.''

De Joden, Juda, krijgen een oogst, als God de verloren stammen weer terugbrengt. In Hosea 6:11 lezen we namelijk: ''Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik een omkeer breng in de gevangenschap van Mijn volk.''

Ik geloof dat dit die andere schapen zijn, die niet van de schaapskooi van Juda zijn; ook die moet Yeshua toebrengen. Degenen die toegebracht wordt moeten zich niet beroemen tegen de schapen die er reeds zijn. Dat leren we in Romeinen 11, in de gelijkenis van de edele olijfboom, waar in vers 17-18 staat geschreven: ''Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, tussen hen bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom, beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u.''

Van mensen die tot geloof komen uit de volkeren wordt verwacht dat zij naar de synagoge gaan, zoals we kunnen lezen in Hand. 15:16-21.

Uit citaten van oude 'kerkvaders' kunnen we leren dat de gelovigen in de eerste eeuwen nog trouw bleven aan Gods Thora en dat zij in vrijwel niets verschilden van de joden, afgezien van hun geloof dat Yeshua de beloofde Messias is. In een brief van Epifanes (hij leefde van 320-403 n. Chr., dus honderden jaren na Yeshua’s hemelvaart) lezen we over deze groep, de nakomelingen van de sekte van de Nazarenen. Paulus was volgens Hand. 24:5 hun hoofdman: ''Ons is namelijk gebleken dat deze man (Paulus) een pest is en iemand die oproer verwekt onder al de Joden in heel de wereld, en een vooraanstaand persoon is binnen de sekte van de Nazarenen.''

Nu we iets hebben gelezen over hoe onze houding mag zijn, kunnen we verder.

Noodzaak mondelinge leer

Hebben wij genoeg aan wat er in de Schriftelijke Thora geschreven staat, of hebben wij soms ook mondelinge leer nodig om dit te begrijpen?

Ik denk ook mondelinge leer. We lezen namelijk in Hebr. 8:5: ‘’Deze priesters (van de orde van Aäron) doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen, overeenkomstig een aanwijzing van God die Mozes ontving bij het voltooien van de tabernakel. Want zie erop toe, zegt Hij, dat u alles maakt overeenkomstig het voorbeeld dat u op de berg getoond is.’’

Wat doen priesters onder andere in een tabernakel? Daar slachten zij dieren. Staat er in de Thora precies beschreven hoe dit moet? Als ik een dier kosher wil slachten, voor zowel consumptie (als voor offerdienst indien ik een koheen zou zijn), zou ik dan in de Thora kunnen lezen wat voor mes ik nodig heb, waar ik het mes moet steken. Hoe ik het mes moet bewegen? Hoe ik vervolgens het dier moet ontdoen van de huid en de ingewanden?

Er staan wel dingen over geschreven, namelijk waar we die resten moeten leggen en wat je moet het bloed moet doen etc. Maar hoe je precies de slachting moet uitvoeren lezen we niet. Daar geloof ik dat we toch mondelinge overlevering voor nodig hebben.

We kunnen niet meer zeggen dat het geheel aan mondelinge leer veronachtzaamd moet worden. Begrijp me niet verkeerd: ik zeg niet dat we klakkeloos alles moeten overnemen. Nee, we moeten studeren. En daar hebben we Gods Geest en elkaar voor nodig. We gaan nog wat andere voorbeelden bij langs:

Een ander gebod: besnijdenis. We weten dat dit op de 8e dag bij jongetje moet plaatsvinden en dat dit ook mag als het dan Shabbat is. Maar hóe moet je die handeling precies doen? Welk deel moet je wegsnijden? Dat staat er niet specifiek.

Een gebod uit Deut. 18:21: ‘’Laat uw oog hem niet ontzien: leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet.’’. Volgens de mondelinge leer moet dit altijd al opgevat worden als een geldelijke vergeldingen. Dus niet een letterlijke vergelding, oog voor oog, maar een vergoeding voor de waarde van een oog. Zie ook deze studie voor meer over dit onderwerp.

Nog een voorbeeld: pesach-seder. We lezen dat we een Pesach-maaltijd moeten houden en dat Yeshua de beker ná de maaltijd nam (beker der dankzegging, 1 Kor. 10:16). In die tijd was de traditie al dat er 4 bekers werden gedronken met de Seder. Maar die opdracht lezen we nergens specifiek in de Thora. Dat halen we uit de mondelinge leer.

Dan een voorbeeld over onze Schrift-overlevering: Het masoretische klinkersysteem (nikudot) zorgt meteen al voor een bepaalde interpretatie van de rabbijnen, waar de christelijke theologie op gebaseerd is. Dit is al een erkenning van de rabbijnen. M.a.w. onze uitleg van de Schriften is gebaseerd op het nikudot-systeem van de rabbijnen en daarmee een vervolg op Mat. 23:1-3.

Nog een voorbeeld van mondelinge overlevering die door Yeshua wordt gevolgd/erkend, met betrekking tot de dagindeling: Yeshua zegt dat er 12 uren in een dag gaan, terwijl het in Jeruzalem op bijvoorbeeld 22 juni de zonsopgang om 05:34u is en de zonsondergang om 19:47u, dat is een totaal van 14:14u daglicht. Toch zegt Yeshua in Joh. 11:9 dat er 12 uren in een dag gaan. Hij verwijst hier, geloof ik, naar het concept van seizoenuren, dat bekend is uit de mondelinge leer. Dat houdt in dat we dan die 14 uur en 14 minuten moeten verdelen in 12 gelijke delen. Een seizoensuur bestaat dan uit ruim 1 uur en een kwartier.

Nog een voorbeeld: in het sjema (Deut. 6:4-8) lezen we dat we Gods woorden als een teken op onze hand moeten binden en als een voorhoofdsband tussen onze ogen. In Yeshua’s tijd was het een algemeen verbreide interpretatie van dit gebod om tefilin te dragen, de zwarte doosjes op arm en voorhoofd. Dit weten we o.a. ook uit archeologische vondsten, zelfs op plekken van joodse gemeenschappen die wegtrokken omdat ze niet met andere joden wilden wonen, die te licht werden bevonden. Zelfs dáár werden de tefilin gevonden. Yeshua noemt het dragen van de tefilin in dezelfde adem als het dragen van de tzitzits, wat wél een duidelijk gespecificeerd gebod uit de schriftelijke Thora is, Mat. 23:5: ‘’Al hun werken doen zij (degenen die hypocriet waren onder de Farizeeën) om door de mensen gezien te worden, want zij maken hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot.’’

Als het dragen van tefilin een verkeerde interpretatie was van het sjema, dan was dit de uitgelezen kans voor Yeshua om er iets van te zeggen. Maar nee, Hij vindt mondelinge leer niet verkeerd. Wel is het verkeerd als men ze breed maakt om door de mensen gezien te worden. Dat is het punt dat Yeshua hier maakt. We moeten namelijk naar de context kijken. Laten we eens kijken in vers 1-3 van Mat. 23: ‘’Toen sprak Yeshua tot de menigte en tot Zijn discipelen: De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gezeten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.’’ Met andere woorden, samenvatting van Manfred: ze hebben wel de juiste leer, maar brengen hem niet in praktijk.

Stoel van Mozes

Wat leren we hier? Dat Yeshua autoriteit geeft aan dat wat de schriftgeleerden en de Farizeeën zeggen, met betrekking tot de stoel van Moshe. Er is onduidelijkheid over of die stoel een fysieke stoel was, of meer een soort leerstoel (symbolisch). Maar het gaat erom dat zij wél autoriteit van Yeshua krijgen hier.

Zelf moet ik hierbij denken aan Nehemia 8: 5, 9, 14 waar men terugkeert uit de Babylonische ballingschap: ‘’De oren van heel het volk waren gericht op het wetboek (סֵפֶר הַתּוֹרָֽה). Ezra, de schriftgeleerde, stond op een houten verhoging (voorloper van de stoel van Moshe? Of van de bima in de synagoge?), die ze voor deze gelegenheid hadden gemaakt, en naast hem stond Mattithja, met Sema, Anaja, Uria, Hilkia en Maäseja aan zijn rechterhand, en aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malchia, Hasum, Hasbaddana, Zacharia en Mesullam.

Zij lazen uit het boek voor, uit de wet van God, gaven uitleg en verklaarden de betekenis, zodat men de voorlezing begreep.

De volgende dag verzamelden zich de familiehoofden van heel het volk, de priesters en de Levieten bij Ezra, de schriftgeleerde, en dat om inzicht te krijgen in de woorden van de wet.’’

Merk op dat Yeshua sprak over de schriftgeleerden en de Farizeeën. Ezra was ook een schriftgeleerde! Die groep was dus al heel oud en heeft autoriteit om de Wet te verklaren. Zoals we ook zien in Nehemia. We lezen namelijk in vers 9 en 14 dat er uitleg en verklaring nodig was, zodat men inzicht kreeg om de voorlezing van de Thora te kunnen begrijpen!

Dat die stoel van Moshe wellicht een zowel de leerstoel was om autoriteit aan te duiden, alswel een fysieke stoel, blijkt uit de Pulpit-commentary: ‘’De schriftgeleerden en de Farizeeën zitten op de stoel van Mozes. In de zetel van de grote rechter en wetgever. Dit wordt vermeld als een onbetwistbaar feit (Gr.: ἐκάθισαν, van het werkwoord kathizō ), zonder enig idee van schuld.

Letterlijk: zat sinds onheuglijke tijden op de stoel van Mozes . Deze (d.w.z. niet individuen, maar het collectieve lichaam) zijn de bevoegde uitleggers en leraren van de Wet; hun positie is verzekerd; ze mogen niet worden verplaatst.’’

Volgens het commentaar bij de vertaling Jewish New Testament: ‘’[Met betrekking tot] de zetel (Griekse kathedra) van Moshe. De Midrasj Rabba zegt: "Ze maakten voor hem [Moshe] een katedra zoals die van de pleitbezorgers, waarin men zit en toch lijkt te staan." (Exodus Rabba 43:4)

Pesikta diRav Kahana 1:7 vermeldt de zetel van Mozes, en de redacteuren van de Engelse editie geven commentaar:

"De specifieke plaats in de synagoge waar de leiders zaten, stond metaforisch bekend als de zetel van Mozes of als de troon van de Thora, wat symbool staat voor de opeenvolging van Tora-leraren door de eeuwen heen." (William G. Braude en Israel J. Kapstein, Pesikta diRav Kahana, Philadelphia: Jewish Publication Society of America, 1975, p. 17)’’.


Yeshua geeft autoriteit over

Volgens Deut. 18:15 zou er Profeet uit het midden van Israël opstaan door de HEERE, uw God. En dan staat er: naar Hem moet u luisteren. We moeten dus luisteren naar Yeshua en naar wat Hij ons leert. We hebben zojuist gelezen dat hij Zijn discipelen opdracht geeft om wat de schriftgeleerden en de Farizeeën zeggen dat ze in acht moeten nemen, neem dat in acht en doe het.

Gaat Yeshua hier in tegen Thora door aan mensen autoriteit te geven qua Thora-interpretatie? Nee, want in andere gedeelten uit de Thora lezen we daartoe de opdracht!

Laten we eens kijken:

-        Deut. 16:18: ‘’U moet binnen al uw poorten, die de HEERE, uw God, u geeft, rechters en beambten over uw stammen aanstellen. Zij moeten met een rechtvaardig oordeel rechtspreken over het volk.’’

-        Deut. 17: 8-13: ‘’Als bij de rechtspraak een zaak voor u te moeilijk is, bij geschilpunten binnen uw poorten met betrekking tot bloedvergieten, rechtsvordering of geweldpleging, dan moet u opstaan en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen. Dan moet u naar de Levitische priesters gaan, en naar de rechter die er in die dagen is, en hen raadplegen. Zij zullen dan een gerechtelijke uitspraak voor u doen. En u moet handelen overeenkomstig de uitspraak die zij u bekendmaken, vanuit die plaats die de HEERE zal uitkiezen (=Jerushalayim). U moet nauwlettend handelen overeenkomstig alles wat zij u leren. Overeenkomstig de wetsregel die zij u leren, en overeenkomstig het vonnis dat zij voor u uitspreken, moet u handelen. U mag van de uitspraak die zij u bekendmaken, niet afwijken, naar rechts of naar links. De man echter die overmoedig handelt, door niet te luisteren naar de priester die daar staat om de HEERE, uw God, te dienen, of naar de rechter, die man moet sterven. Zo moet u het kwaad uit Israël wegdoen. Laat heel het volk het horen en bevreesd zijn, en niet meer overmoedig zijn.’’

-        In Deut. 21 lezen we over wat er moet gebeuren als er een vermoord persoon wordt gevonden, maar als het is onduidelijk is door wie hij vermoord is. Er moet dan een speciale ceremonie plaatsvinden met het breken van de nek van een jonge koe. Maar in die wetgeving lezen we in vers 5: ‘’Daarna moeten de priesters, de zonen van Levi, naar voren komen, want hen heeft de HEERE, uw God, uitgekozen om Hem te dienen en om in de Naam van de HEERE te zegenen, en overeenkomstig hun uitspraak moet elk geschil en elke zaak van geweldpleging afgehandeld worden.’’

We zien dus dat er priesters en rechters door God zijn aangesteld om rechtszaken te houden. Zij moeten een rechtvaardig oordeel vellen en uitspraken doen. Dat houdt in dat de Thora dus een interpretatie nodig heeft. De Levitische priesters komen echter in de evangeliën nooit voor als leraren of uitleggers van de Thora; deze functie van hen was blijkbaar overgedragen aan schriftgeleerden en juristen.

We hebben hier nog meer aanwijsteksten voor in de schriftelijke Thora.

-        Ex. 18:25-26 --> hier lezen we het advies van Yethro omdat Moshe daar alléén zat, dus riep Moshe een systeem van rechters in het leven.

-        We kunnen denken dat dit een uitvinding van Moshe en Yetro was, maar in Deut. 17:8 wordt dit bevestigd door God (hebben we juist gelezen): ‘’Als bij de rechtspraak een zaak voor u te moeilijk is, bij geschilpunten binnen uw poorten met betrekking tot bloedvergieten, rechtsvordering of geweldpleging, dan moet u opstaan en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen.’’

Conclusie

Concluderend kunnen we stellen dat we opdracht hebben om naar de Profeet te luisteren, dat is: Yeshua. Dan moeten we dus serieus overwegen wat Hij ons leert. Hij leert ons in Mat. 23:2-3 dat we naar de leer van de Farizeeën en schriftgeleerden moeten luisteren, naar hun interpretatie van de Thora, maar we moeten dit niet doen om door mensen geëerd te worden. Het was die huichelarij die Yeshua ontmaskerde.
Yeshua bevestigt hier een gebod dat in de Thora gegeven is, dat we moeten luisteren naar de interpretatie van de rechters die een gerechtelijke uitspraak doen. We moeten dus echt in sommige gevallen naar menselijke interpretaties luisteren! We zien een gebod van Yeshua dat we moeten luisteren naar wat ze zeggen. Ik geloof dat we dus meer de joodse interpretaties moeten gaan onderzoeken. We kunnen niet meer zeggen dat het geheel aan mondelinge leer veronachtzaamd moet worden. Begrijp me niet verkeerd: ik zeg niet dat we klakkeloos alles moeten overnemen. Nee, we moeten studeren. En daar hebben we Gods Geest en elkaar voor nodig.

Juda heeft de reinheidswetten van de tempel bewaard in het dagelijkse leven en de consequentie daarvan is dat hun potten in de nieuwe tempel weer gebruikt kunnen worden. Is dat iets positiefs of negatiefs? Positief natuurlijk!

We hebben veel voorbeelden gezien van Bijbelse onderwerpen die we pas goed kunnen begrijpen in het licht van de joodse interpretatie (denk aan shema, tefilin, seizoensuren, oog om oog, besnijdenis, slachten en seder-maaltijd).

Mochten jullie hier nog meer informatie over willen, en over de context van Yeshua's tijd, dan kan ik jullie van harte de studie-serie aanbevelen op de volgende website: Bet-Yosef (betyosef.nl)
Kijk bij studies, 'topical' onderaan, studies met de naam context.