Ouweneel - ‘Zeven Bijbelse feesten. In één Avondmaal’
Reactie op ‘Zeven Bijbelse feesten. In één Avondmaal’.
In het Vrij zijn magazine (91e jaargang, nr 20) verscheen een artikel van de hand van W. Ouweneel waarin hij uiteen zet hoe de Bijbelse feesten zijn vervuld door Jezus en dat we ze niet per sé hoeven te vieren. Zijn artikel wil ik graag weerleggen aan de hand van de Bijbel.
U vindt de analyse hieronder:
Reactie op ‘Zeven Bijbelse feesten. In één Avondmaal’.
Verschenen in Vrij zijn magazine, 91e jaargang, nr 20.
In het Vrij zijn magazine verscheen een artikel van de hand van W. Ouweneel waarin hij uiteen zet hoe de Bijbelse feesten zijn vervuld door Jezus en dat we ze niet per sé hoeven te vieren.
‘’Je hoeft geen overspel te plegen, maar het mag wel’’.
‘’Je hoeft je ouders niet te eren, maar het mag wel’’.
‘’Je hoeft niet te moorden, maar het mag wel’’.
Bovenstaande zinnen komen een Bijbelgetrouwe christen vreemd ter ore. Er wordt een vrijheid in weergegeven die toch wel een beetje doorslaat. Als we ons echter gaan afvragen hoe Jezus (Zijn Hebreeuwse naam is Yeshua) hier tegenover stond, dan wordt ons ongemakkelijke gevoel bevestigd. Yeshua leert namelijk het tegenovergestelde:
Wij hoeven we onze behoudenis niet door goede werken en het houden van allerlei wetten en regels zelf te verdienen. Sterker nog: we zouden het niet eens kunnen! Juist daarom is God ons daarin tegemoet gekomen en heeft Zijn Zoon op aarde gestuurd om dat te doen wat voor ons onmogelijk is!
Men moet de christenen echter wel leren dat men niet moet blijven zondigen nadat men tot erkentenis van de waarheid is gekomen (Rom. 6: 1-2, Hebr. 6: 4-6, Hebr. 10: 26-31, 1 Petr. 4: 1-7 en 1 Joh. 2: 1).
Zonde
Maar wat is zonde? Laten we vooral de Bijbel zichzelf definiëren: ‘’Ieder die de zonde doet, doet ook de Thoraloosheid; want de zonde is de Thoraloosheid’’ (1 Joh. 3: 4). De Thora leert ons onze zonden kennen (Rom. 7: 7).
Yeshua zegt in Mat. 7: 21-23 dat er velen zullen zijn die tegen Hem zeggen: ‘’Heer, Heer, hebben wij niet in Uw Naam vele krachten gedaan?’’. Hij zal dan openlijk tegen hen zeggen dat Hij hen niet kent omdat zij de wetteloosheid werken.
Het Avondmaal/de maaltijd des Heren is van zijn oorspronkelijke Joodse wortels ontdaan. Dit heeft ertoe geleid dat men nu niet weet hoe vaak en op welke wijze men het Avondmaal (dat één keer per jaar integraal deel uitmaakt van de Sederviering) moet vieren.
Dat was niet de bedoeling toen Yeshua zei dat we Zijn laatste Sedermaal moesten herdenken. Toen Hij de beker na de maaltijd nam met de woorden: “Deze beker is het nieuwe verbond, een verbond dat bekrachtigd wordt door Mijn bloed. Elke keer als u hem drinkt, doe het dan om Mij te gedenken.” bedoelde daarmee te zeggen: “Elke keer als jullie deze derde beker op de Sederavond drinken (en dat is dus één keer per jaar, namelijk op 14 Nisan), dan moeten jullie die drinken tot Mijn gedachtenis.” (1 Korintiërs 11:25).
Hij zei: “Deze beker!” Yeshua had het hier dus niet over zomaar een willekeurige beker wijn, maar over een specifieke beker, namelijk de beker na de maaltijd. Iedere Jood begrijpt meteen welke beker daarmee bedoeld wordt. Het is namelijk de derde beker die bij de Sederviering gedronken wordt, de ‘Beker der Verlossing’. In de liturgie van de traditionele Sederviering symboliseert de wijn in de derde beker het bloed van het lam, dat de verlossing uit de slavernij mogelijk gemaakt heeft. Daarom wordt deze beker ook ‘Beker der Verlossing’ genoemd. In de liturgie van de Messiasbelijdende Sederviering daarentegen is de wijn van deze derde beker het symbool voor het bloed van Yeshua en het ongezuurde brood symboliseert Zijn lichaam, dat geen zonde kende. Daarmee gaf Hij aan de bestaande viering een diepere betekenis, maar het was nooit Zijn bedoeling dat deze belangrijke onderdelen van de Sedermaaltijd losgekoppeld zouden worden om vervolgens een eigen leven te gaan leiden. Hij gaf daartoe geen opdracht en zeker ook geen toestemming! Bovendien ontbreekt ook elke logica om met deze symboliek het plaatsvervangend sterven van onze Messias op een ander tijdstip te herdenken dan op de 14e Nisan.
De najaarsfeesten Yom Terua, Yom Kipoer en het Loofhuttenfeest zijn nog niet vervuld! In punt 7 van Ouweneels artikel wordt namelijk ook aangegeven dat het Messiaanse Rijk nog moet komen, daar is Soekot (Loofhuttenfeest) een voorafschaduwing van. Dit feest is echter nog niet vervuld bij Jezus’ eerste komst. Dat zal gaan gebeuren bij Zijn wederkomst.
Gods feesten
Gods Feesten zijn een schaduw van het Lichaam van Christus. Dit legt Paulus namelijk zo uit in Kol. 2: 16-17. Hij geeft daarbij ook aan dat die Feesten dus niet zijn afgeschaft door Yeshua, maar dat de gelovigen die de Bijbelse Feesten vieren zich niet moeten laten veroordelen door hen die dat niet doen.
Ouweneel heeft gelijk wanneer hij zegt dat het geen Joodse Feestdagen zijn, maar Gods Feesten (Lev. 23: 4, Lev. 23: 37). God heeft Zijn Feesten op Zijn vastgestelde tijden ingesteld (Gen. 1: 14), en dus niet op de tijden van de heidense (gekerstende) feesten. De vastgestelde tijden vindt men in Lev. 23: 1-44, Num. 28: 16 -29: 40, Deut. 16: 1-17.
De Feesten van Pesach (Pasen), Jom haBikoerim (Feest der Eerstelingen), Omertelling en Shavoe’ot (Pinksteren) zijn tot op detail vervuld bij Yeshua’s 1e komst. Yeshua zegt dat totdat de hemel en aarde vergaan er geen jota of tittel van de Wet (Dus ook niet van de Feesten) zal vervallen, totdat alles zal zijn geschied. De aarde waarop wij leven is dezelfde als de aarde waar Yeshua op liep. Pas als Yeshua voor de tweede keer komt worden de rest van de Feesten ook (tot op detail) vervuld (Rosh haShana, Jom Kipoer (Grote Verzoendag), Soekkot (Loofhuttenfeest)).
Gods Feesten zijn dus niet afgeschaft en geven aan wanneer wij Yeshua’s tweede komst kunnen verwachten. Paulus schrijft namelijk dat wij, die in het licht zijn (d.w.z. Gods Woord, zie ook 2 Petr. 1:19), niet in de duisternis zijn en dus kennis kunnen hebben van de laatste dagen (1 Thes. 5 : 2-5).
Dus net zomin als Pesach en Pinksteren (Sjavoe’ot) zijn afgeschaft bij Jezus’ komst (maar veeleer vervuld), zijn de andere Feesten ook niet afgeschaft en mogen wij ook die Feesten vieren.
Ouweneel schrijft dat het vieren van deze Feesten geen opdracht is voor gelovigen uit de heidenen. Ik plaats daar toch mijn vraagtekens bij.
Gelovigen uit de volkeren
Vaak als ik met christenen in gesprek ga over de Thora of aanverwante zaken krijg ik te horen dat die dingen specifiek voor Israël gelden, niet voor ons als ‘Nieuw-Testamentische gelovigen’. Ik stel dan vaak de volgende vragen terug:
- Waarom geloof t u überhaupt in een Joodse Messias die specifiek voor het volk Israël is gekomen? (Mat. 15:24)
- Waarom probeert u zich wel aan de ‘10 geboden’ te houden, terwijl die aan Israël zijn gegeven? (Ex. 20: 1-17)
- Als de Thora niet voor u zou gelden, waarom zou dan wel deel willen hebben aan het Nieuwe Verbond (Luk. 22:20/ Hebr. 8: 8-13), dat met Israël en Juda is gesloten en waarbij de Thora in het hart wordt geplaatst? (Jer. 31: 31-33 en Ez. 36:27)
- Waarom gelooft u in de God van Israël? (1 Sam. 25:34a, Mark. 12:29)
De kern van dit probleem is dus de identiteitsbepaling. Wie zijn wij als de bruid van Yeshua? Staan wij los van Israel? Heeft God nu ineens twee volken die afzonderlijk van elkaar een heilsplan vervullen?
Het antwoord is dat wij, de gelovigen uit de heidenen, ons ‘tot burgers van Israël’ mogen rekenen (Ef. 2:11-12 en vers 19). De Thora geldt zo ook voor ons. Zo worden het Jood en ‘Griek’ samen die God dienen. Ook Rom. 11: 13-32, Ef. 3: 6 en 1 Petr. 2: 9-10 spreken hierover. Wij zijn dus burgers van Israël geworden. Dus niet in plaats van Israël gekomen, maar erbij gekomen!
De Thora geldt voor iedereen: 1 Kor. 7: 19/Pred. 12:13. God wil een oprecht hart, dat zich aan Zijn regels wil houden, niet meer en niet minder. Hij heeft door het Nieuwe Verbond de Wet niet opgeheven en ongeldig verklaard, maar juist in ons binnenste gelegd (Jer. 31: 31-34).
In Mat. 28: 19-20 staat dat aan de volkeren moet worden onderwezen wat Jezus aan Zijn discipelen (dat waren Joden) heeft onderwezen. Daar valt dus ook onder:
- Mat. 5: 17-19: ''Meen niet dat ik ben gekomen om de wet of de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want, voorwaar, ik zeg u: Eer de hemel en aarde vergaan, zal er niet een jota of een tittel van de wet vergaan, totdat alles zal zijn geschied. Wie dan een van de kleinste geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.’’
- Mat. 23: 1-3: Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen: De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes. Daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het, maar doe niet naar hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.
- Luk. 16: 17: Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet een tittel zou vervallen.
De christen (dus ook de ‘Nieuwtestamentisch gelovige’) moet in God en in Messias blijven en dat doet hij door Gods geboden te houden (zie 1 Joh. 3: 6-9 en 1 Joh. 3: 24 - 1 Joh. 4:4).
God liefhebben
Wilt u God ook liefhebben boven alles? Johannes legt uit hoe we dat kunnen doen: door Zijn geboden in acht te nemen, en Zijn geboden zijn geen zware last (1 Joh. 5:3). Zie ook Joh. 14: 23-24, Joh. 15: 9-10 en 2 Joh. 1: 6.
Ik wil graag afsluiten met de stellingen waarmee ik dit artikel begon:
‘’Je hoeft geen overspel te plegen, maar het mag wel’’.
‘’Je hoeft je ouders niet te eren, maar het mag wel’’.
‘’Je hoeft niet te moorden, maar het mag wel’’.
‘’Je hoeft Gods feesten niet te vieren, maar het mag wel’’.
Als u nu bovenstaande stellingen leest, dan komt die laatste zin toch in een heel ander perspectief te staan, is het niet? Wij worden inderdaad niet verplicht om God te volgen, maar als iemand ervoor kiest om God te volgen, uit liefde en gehoorzaamheid tot Hem, dan hoort daar ook het onderhouden van de geboden bij!
Ook Gods Feesten (ja, zo worden ze genoemd; zie Lev. 23:2) vallen onder die geboden. Gods Feesten zijn namelijk een schaduw van het Lichaam van de Messias. Zo legt Paulus dat uit in Kol. 2: 16-17.
Viert u ze voortaan mee?