Voorafgaand
Lees het kader.
Bekijk de slidebean ter voorbereiding via deze link
Bepaal welke jongeren je uitnodigt voor deze opdracht.
Bepaal welk niveau je wilt gaan gebruiken.
Sluit de laptop aan op de tv of zet de laptop zo neer dat iedereen het scherm goed kan zien.
Open de slidebean: 8. Discussie - Jongeren
Roep de jongeren bij elkaar.
Kader (voor groepsleiding)
In de slidebean staan een aantal stellingen weergegeven. De jongeren gaan over deze stellingen in discussie. Deze opdracht is ingedeeld in drie verschillende niveaus. Je kiest als pedagogisch medewerker welk niveau jij wilt gebruiken bij de groep jongeren waarmee je deze opdracht doet.
Niveau 1: De kamer verdelen in eens/oneens en de jongeren een kant laten kiezen. De jongeren die willen reageren, krijgen hiervoor de gelegenheid.
Leg de jongeren uit dat jij stellingen gaat voorlezen vanaf de slidebean. Je verdeelt de kamer in twee delen. Bij elke stelling maken de jongeren een keuze tussen eens en oneens. Als ze het met de stelling eens zijn, gaan ze naar het ene deel van de kamer, zijn ze het oneens met de stelling, dan lopen ze naar de andere kant van de kamer. Als iedereen een keuze heeft gemaakt, mogen de jongeren deze keuze motiveren.
Niveau 2: In tweetallen laten discussiëren in plaats van in teams. De rest van de groep mag feedback geven of iets aan de discussie toevoegen, als hij zijn hand opsteekt. De pedagogisch medewerker geeft hem dan de beurt.
Leg de jongeren dat er in tweetallen gediscussieerd gaat worden. Jij leest een stelling voor vanaf de slidebean en de jongeren die hierop willen reageren, steken hun hand op. Jij kiest twee jongeren, één die het eens is met de stelling en één die het oneens is met de stelling, uit die met elkaar de discussie aangaan. De andere jongeren zitten als publiek bij de discussie en mogen feedback geven of iets toevoegen aan de discussie. Zij moeten dan hun hand opsteken. De pedagogisch medewerker legt de discussie stil en geeft hem de ruimte om te reageren. Op deze manier is het publiek ook betrokken bij de discussie.
Niveau 3: Je maakt van te voren twee teams. Vervolgens lees je een stelling voor en je bepaald welk team eens is en welk team oneens is met de stelling. De teams mogen eerst met elkaar overleggen en argumenten bedenken. Deze argumenten kunnen ze op papier zetten. De teams gaan daarna in discussie met het andere team.
Leg de jongeren uit dat er gediscussieerd gaat worden in teams. Maak teams en maak een keuze wie het eens is met de stelling en welk team het oneens is met de stelling. Je leest een stelling voor vanaf de slidebean. Doordat jij kiest welk team het eens en oneens is, kan het zijn dat de echte mening van de jongeren anders is. Zij moeten proberen dit achterwege te laten en argumenten te bedenken voor het andere standpunt. De teams krijgen ongeveer 10 minuten om zich voor te bereiden op de discussie. Als de groepen zich hebben voorbereid gaan zij met elkaar de discussie aan. De pedagogisch medewerker treedt hier op als voorzitter en houdt in de gaten dat iedereen aan de beurt komt. Ook houdt hij in de gaten of iedereen zich aan de gedragsregels houdt.
Een variatiemogelijkheid is om een puntensysteem aan de discussie toe te voegen, zodat er een wedstrijdelement in de discussie aanwezig is. Op deze manier kun je de jongeren ook motiveren. Spreek af op welke punten gescoord gaat worden. Hierbij kun je gebruik maken van de gedragsregels (zie hieronder) en punten geven voor het feit dat iemand zich netjes aan deze gedragsregels houdt. Deze punten kunnen gegeven worden door de pedagogisch medewerker, of door de jongeren. Maak hierin een keuze afhankelijk van de groep.
Uitleg (voor de jongeren)
Leg eerst vanuit bovenstaand kader de opdracht uit. Spreek vervolgens de regels door, die hieronder vermeld staan.
Indien je kiest voor de opdracht in teams, verdeel de groep dan in teams.
Gedragsregels:
Je laat elkaar uitpraten
Je luistert naar de ander
Je gebruikt geen grove taal
Spreek van tevoren af welke woorden als ‘grof’ worden gekenmerkt tijdens de discussie.
Je toont respect voor de mening van een ander
Je toont respect door geïnteresseerd te luisteren naar iemand, je kijkt iemand aan, fluistert niet met je buurman, maakt geen grapjes over wat iemand zegt, lacht iemand niet uit. Je toont respect door een persoon niet te veroordelen om zijn mening. Bijvoorbeeld: “Als je dat vindt, dan vind ik jou echt sneu.”
Je lacht een ander niet uit
Je probeert zoveel mogelijk in ik-vorm te praten
Je mening verwoord je vanuit jezelf. Je probeert zoveel mogelijk een zin te beginnen met “Ik vind…” in plaats van praten over wat zo is.
De argumenten die je gebruikt zijn juist
De argumenten die je aanhaalt zijn waar en berust op de realiteit, dus je verzint ze niet. Of ze zijn jouw mening, en dan geldt regel 6.
De argumenten die je gebruikt zijn geldig
De argumenten die je gebruikt hebben iets te maken met het onderwerp en je kunt vertellen of duidelijk maken hoe je dit verband legt.
Je geeft voorbeelden om je argumenten te onderbouwen
Je wordt niet boos
In een discussie kun je soms best even verhit reageren en dat mag, maar je wordt niet boos op iemand, je probeert kalm te blijven en voorkomt dat je iemand kwetst met wat je zegt.
Opdracht niveau 1
Je krijgt op het scherm een stelling te zien.
De groepsleiding legt uit welke kant je op moet gaan als je het eens bent met de stelling en welke kant je op moet gaan als je het oneens bent met de stelling.
Je kiest of je het eens of oneens bent met de stelling.
Je loopt de juiste richting op.
Je hebt daarna de mogelijkheid om jouw keuze te motiveren.
Ga hier met elkaar over in gesprek.
Opdracht niveau 2
Je krijgt op het scherm een stelling voorgelegd.
Je groepsleiding vraagt wie er op deze stelling wil reageren (eens en oneens).
Als jij hierop reageren wilt, steek je je hand op.
Je groepsleiding kiest een jongere uit die het eens is met de stelling en een jongere die het oneens is met de stelling.
De twee jongeren gaan met elkaar in discussie.
De rest van de groep gaat kijken naar de discussie en mag feedback geven of iets opmerken over de discussie. Steek dan je hand op en de groepsleiding geeft jou de beurt!
Ga hier met elkaar over in gesprek.
Opdracht niveau 3
Je krijgt op het scherm een stelling te zien.
Je groepsleiding verdeelt de jongeren in twee groepen en bepaalt welke groep het eens is het de stelling en welke groep het oneens is met de stelling.
Het kan dus zijn dat je eigen mening anders is, maar je moet je eigen mening dan even ‘vergeten’.
Je krijgt in je team 10 minuten om je voor te bereiden op de stelling en argumenten te bedenken.
Ga met elkaar in discussie.
Ga hier na de discussie met elkaar over in gesprek.
Verwerking
Er kan bij de verwerking gebruikt gemaakt worden van de ‘gevoelskaarten’. De jongeren kunnen antwoorden op de vragen die hieronder staan beschreven met de gevoelskaarten. Het gesprek kan hierover worden aangegaan.
Vragen:
Waarom ben jij het (on)eens met de stelling?
Je kunt hier doorvragen op de argumenten die de jongeren geven.
Wat vind jij van deze stelling? (gevoelskaarten)
Waarom vind jij dat?
Welke risico’s zie jij in deze stelling?
Hoe kun je deze risico’s voorkomen?
Afsluiting
Sluit het gesprek af door een korte samenvatting te geven over wat er door de jongeren allemaal is gezegd. Vraag naar wat de jongeren ervan geleerd hebben en probeer de jongeren zich hiervan bewust te maken. Biedt jongeren de mogelijkheid aan om hier individueel verder over door te praten.