UNDER CONSTRUCTION
De 'vervulling van de wet' is een thema, dat door heel de Bijbel heen loopt. Op sommige plaatsen vinden we het in deze letterlijke bewoordingen, op andere plaatsen aangeduid met synoniemen, zoals 'gehoorzaamheid', 'gerechtigheid', 'heiligheid' of 'Gods wil doen'. Het is oorspronkelijk de bedoeling dat de mens de wet zou vervullen, maar omdat hij daarin gefaald heeft, heeft Jezus Christus plaatsvervangend de wet vervuld. Pas daarna en door de komst van de Heilige Geest werd de nieuwe mens in staat om de wet te vervullen.
Voordat we echter de betekenis van 'vervulling van de wet' goed kunnen begrijpen, dienen we de betekenis van de termen wet en vervulling in deze context te bepalen.
Begripsbepaling 1 - wet
In eerste instantie lijkt het aannemelijk om onder wet gewoon de wet van Mozes, de 10 geboden, te verstaan. Paulus lijkt de term wet ook zo te hanteren in Gal 3:17, waar hij zegt dat de wet gekomen is 430 jaar na de belofte aan Abraham. Toch zouden we dan het begrip wet te zeer beperken. Paulus heeft namelijk ook weet van een wet buiten Israël:
Rom 2:14 Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; 15 immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen,...
Er is dus wel degelijk in ieder mens vanaf de schepping een wetsbesef en een Godsbesef, dat God in de mens gelegd heeft:
Rom 1:18 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, 19 daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. 20 Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. 21 Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.
Micha 6:8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens (adam), wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.
Han 10:35 maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig,
Bij ieder mens is van nature een zekere kennis van God en zijn wil (wet), niet alleen bij de Joden die de 10 geboden ontvangen hebben. Die kennis is in ons hart geschreven en door ons geweten weten we of we die kennis in de praktijk toepassen of niet, of we de wet doen of niet.
Daarom wist ook Kaïn dat hij een misdaad heeft begaan die te groot is om de straf te dragen (Gen 4:13). Op de een of andere manier had hij besef van het gebod 'gij zult niet doden'.
De kern van de wet is God verheerlijken en danken, dat is: Hem in alles op de eerste plaats zetten, Hem liefhebben boven alles (Mat 22:37). Het tegenovergestelde hiervan is elke vorm van afgoderij, bijv.:
Rom 1:21 Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. 22 Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, 23 en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. (...) 25 Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid.
Dat we in Romeinen 2 te maken hebben met de juiste context van de vervulling der wet, duidt het vervolg aan:
Rom 2:17 Indien gij u dan Jood laat noemen, steunt op de wet, u beroemt op God, 18 zijn wil kent, weet te onderscheiden waarop het aankomt, daar gij onderricht in de wet geniet, 19 en u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn, 20 een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar gij in de wet de belichaming der kennis en der waarheid bezit, 21 hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij, die predikt, dat men niet stelen mag, steelt gij? 22 Die overspel verbiedt, doet gij overspel? Die gruwt van de afgoden, pleegt gij tempelroof? 23 Die u op de wet beroemt, onteert gij God door uw overtreden van de wet? 24 Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat. 25 Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. 26 Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden? 27 Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.
We zien hier de volgende dingen:
Lu 22:37 Want Ik zeg u, dat dit woord, dat geschreven is, aan Mij in vervulling moet gaan: En Hij is onder de misdadigers gerekend. Want wat over Mij geschreven is, komt tot een einde [=vervulling].
Jak 2:8 Indien gij echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet gij wel.
In Lu 22:37 gaat het om een profetisch woord dat in vervulling moet gaan, in Jak 2:8 om de wet.
Een andere tekst waarin de universele wet tot sprake komt is Rom 5:13-14:
Rom 5: 13 want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. 14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende.
Deze tekst is het beste te verstaan als een syllogisme: een logische redenering, die bestaat uit drie proposities (enen majorpremisse, een minorpremisse en een conclusie):
Majorpremisse: De dood veronderstelt zonde (Rom 5:12; 6:23), en zonde veronderstelt een wet (Rom 5:13; 4:15; 7:8; 1Cor 15:56).
Minorpremisse: De dood heerste van Adam tot Mozes.
Conclusie: De mensen die leefden tussen Adam en Mozes waren ook onder een wet, evengoed als de Joden dat nu zijn.
Met andere woorden: als zonde niet wordt toegerekend als er geen wet is, en als de dood het bewijs is dat zonde is toegerekend, dan moet er wet zijn waar er dood is.
Wet in 13a verwijst naar de Mozaïsche wet, terwijl wet in 13b in algemene zin gebruikt wordt.
Samengevat: Hoewel er onderscheid is tussen de wet van Mozes en de universele wet die in de schepping gelegd is door God, moeten we ze niet scheiden alsof het twee volkomen verschillende zaken zouden zijn. Beide zijn namelijk de uitdrukking van Gods volmaakte wil. Beide hebben tot doel om God te openbaren aan de mens, zodat hij Hem kan verheerlijken en danken. Beide zijn gegeven tot zegen van de mens. Je kunt het vergelijken met een gebruiksaanwijzing voor het leven. De 10 geboden en de overige bepalingen in de Thora zijn een nadere uitwerking van de universele wet van de liefde tot God en de naaste. Het was een voorrecht van Israël dat zij die nadere openbaring had ontvangen (Rom 3:1-2; 9:45).
Van de wet van Mozes wordt gezegd:
Deut 30:15 Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade: 16 doordat ik u heden gebied de HERE, uw God, lief te hebben door in zijn wegen te wandelen en zijn geboden, inzettingen en verordeningen te onderhouden, opdat gij leeft en talrijk wordt en de HERE, uw God, u zegene in het land, dat gij in bezit gaat nemen. 17 Maar indien uw hart zich afwendt en gij niet luistert doch u laat verleiden en u voor andere goden nederbuigt en hen dient, 18 dan verkondig ik u heden, dat gij zeker te gronde zult gaan; niet lang zult gij leven in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit gaat nemen.
Iets vergelijkbaars vinden we terug bij de universele wet, hoewel hier uitsluitend de vloek beschreven wordt na overtreding van die wet:
Rom 1:21 Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. 22 Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, 23 en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. 24 Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. 25 Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. 26 Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. 27 Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende. 28 En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt: 29 vervuld van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; 30 oorblazers, lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen, grootsprekers, vindingrijk in het kwaad, hun ouders ongehoorzaam; 31 onverstandig, onbestendig, zonder hart of barmhartigheid.
Beide wetten hebben hetzelfde doel: openbaring van God, zodat de mens door Hem te verheerlijken en te danken in woord en daad tot zijn bestemming komt. Het gehoorzamen van Gods wil/wet is tot eer van God en tot welzijn van de mens zelf.
Begripsbepaling 2 - vervulling
Om de betekenis van vervullen in de context van de wet te kunnen bepalen, kijken we naar de belangrijkste teksten:
Ro 13:8 Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.
Ro 13:10 De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.
Ga 5:14 Want de gehele wet is in een woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Ga 6:2 Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen.
Jak 2:8 Indien gij echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet gij wel.
In al deze voorbeelden gaat het over daden van naastenliefde. Zoals Jezus al in Mat 22, Mar 12 en Luc 10 had duidelijk gemaakt, kan de gehele wet samengevat worden in het liefdegebod:
Mat 22:36 Meester, wat is het grote gebod in de wet? 37 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38 Dit is het grote en eerste gebod. 39 Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Mar 12:28 En een der schriftgeleerden, tot Hem komende, hoorde, dat zij met elkander redetwistten, en overtuigd, dat Hij hun goed geantwoord had, vroeg hij Hem: Welk gebod is het eerste van alle? 29 Jezus antwoordde: Het eerste is: Hoor, Israel, de Here, onze God, de Here is een, 30 en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. 31 Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod groter dan deze, bestaat niet.
Luc 10:25 En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 26 En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij? 27 Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf. 28 En Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geantwoord; doe dat en gij zult leven.
Het vervullen van de wet is dus gewoon: DOEN wat de wet van ons vraagt. Ingewikkelder is het niet. Het NT spreekt hier op dezelfde wijze als het OT:
Deut 6:4 Hoor, Israel: de HERE is onze God; de HERE is een! 5 Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.
Lev 19:18 Gij zult ... uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de HERE.
In de Bijbel is een groot aantal synoniemen te vinden van het VERVULLEN of DOEN van de wet. De belangrijkste zijn:
Het is voor de mens misschien moeilijk om de wet te vervullen, maar dat komt niet doordat het onduidelijk zou zijn wat Gods wil is. Vervullen is geen moeilijk begrip!
Wat is het doel van de wet ? [zie ook boven]
De vraag 'Wat is het doel van de wet?' is niet eenvoudig te beantwoorden, omdat de wet in de loop van de (heils)geschiedenis verschillende functies heeft gehad.
Rom 10:5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven.
Ga 3:21 Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn.
Vervulling der wet is niets anders dan gehoorzamen aan Gods wil = doen wat Hij van ons vraagt
gebod in OT, zowel voor Israel als overige volken, reeds vanaf schepping
Het falen van de mensheid
zondvoed
Het falen van Israël
letterlijke
Profetieën over de vervulling van de wet
letterlijke
Jezus vervult de wet
Rom 5:19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden.
Rom 8:1 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. 2 Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. 3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, 4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
Gal 5:1 Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt.
Bijlsma 82: Christus komt op de plaats van de Thora als einddoel der Wet.
Zoals God zich in het OT heeft geopenbaard in de Wet, zo heeft Hij zich in het NT geopenbaard in Jezus Christus.
Justification p135: "God always intended that his purposes would be accomplished through faithful Israel. That has now happened - but in the single person of Israels faithful representative. But this does not mean that he has "fulfilled the law" in the sense of obeying it perfectly and thus building op a "treasury of merit" which can then be "reckoned" to his people. That scheme...always was an attempt to say something which Paul was saying, but in language and concepts which had still not shaken off the old idea that te law was, after all, given as a ladder of good works up which one might climb to impress God with ones own moral accomplishments. The closest Paul comes to saying anything like that is in Gal 3:21, and he quickly declares it null an void."
Gal 3:21 Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn.
De gemeente van Christus vervult de wet (liefdegebod)
Het vervullen van de wet door de mens kan alleen als hij vervuld is met de Heilige Geest en zich laat leiden door die Geest, maar dat gaat niet vanzelf. Het is een strijd tussen vlees en Geest, waarin wij zelf een actieve rol toebedeeld krijgen.
Rom 8:4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest. (...) 13 Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. 14 Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.
Rom 13:8 Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. 9 Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 10 De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.
Mat 22:36 Meester, wat is het grote gebod in de wet? 37 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38 Dit is het grote en eerste gebod. 39 Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.
Col 3:1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. 4 Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. 5 Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, 6 om welke dingen de toorn Gods komt.
Gal 5:1 Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. (...) 13 Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; gebruikt echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. 14 Want de gehele wet is in een woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. (...) 16 Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. 17 Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees (want deze staan tegenover elkander) zodat gij niet doet wat gij maar wenst. 18 Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet. 19 Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, 20 afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, 21 nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke,...
Gal 6:2 Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen
Jak 2:8 Indien gij echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet gij wel.
Groeien in gehoorzaamheid naar de dag van Christus
In zijn brief aan de Romeinen besteedt Paulus de eerste hoofdstukken om uitgebreid aan te tonen dat álle mensen (Joden en heidenen) zondaars zijn en de heerlijkheid van God missen:
Ro 3:9 Wat dan? Worden anderen boven ons gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als Grieken beschuldigd, dat zij allen onder de zonde zijn, (...) 23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods,...
Ro 5:12 Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben;
Maar gelukkig blijft het daar niet bij, want in dezelfde hoofdstukken wordt ook de oplossing beschreven:
Rom 3:23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, 24 en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
Rom 5:15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. 16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van een; want het oordeel leidde van een overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. 17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. 18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. 19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden.
Door het werk van Jezus Christus worden zondaars gerechtvaardigd. In plaats van 'zondaars' heten zij voortaan 'heiligen' of 'geheiligden in Christus Jezus' (1Cor 1:2; 6:11).
Daarom kan Paulus hen ook aansporen om niet bij de zonde te blijven:
Rom 6:1 Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? 2 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? 3 Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.
Volgelingen van Jezus Christus delen in zijn rijkdom. Dat betekent dat zij - door de kracht van de Geest - ook een nieuw leven ontvangen en een proces van vernieuwing ingaan...
...opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest. (Rom 8:4)
Op vele plaatsen bemoedigt Paulus de gemeenten en spoort hen aan om ernst te maken met deze geestelijke groei. Groei is niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk. Het is een werk van God, die dit zal voortzetten tot de dag van Christus Jezus:
Fil 1:6 Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus. (...) 9 En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, 10 om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 11 vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.
1Th 3:11 Hij, onze God en Vader, en onze Here Jezus, bane ons de weg tot u; 12 en u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen (zoals ook wij gezind zijn jegens u), 13 om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen.
2Th 5:23 En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven.
1Cor 1:8 Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus.
2Cor 11:2 Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan een man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.