Woordsoort: werkwoord
Strong-nummer: 378
Frequentie: 6
Betekenis:
1) opvullen, vol maken, b.v. een greppel
2) volledig maken, aanvullen (wat ontbreekt)
3) vervullen
Teksten NBG
Mt 13:14 En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld <378>, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;
1Co 14:16 Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is <378>, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt.
"die als toehoorder aanwezig is": letterlijk staat er "die de plaats eens ongeleerden vervult" SV
1Co 16:17 Ik verblijd mij over de komst van Stefanas, Fortunatus en Achaikus, want hetgeen van uw kant nog ontbrak, hebben <378> dezen aangevuld <378>;
Ga 6:2 Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen <378>.
Flp 2:30 Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen en hij heeft zijn leven gewaagd om aan te vullen <378> wat nog aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak.
1Th 2:16 daar zij ons verhinderen tot de heidenen te spreken tot hun behoud, waardoor zij te allen tijde de maat hunner zonden vol maken <378>. De toorn is over hen gekomen tot het einde.