Woordsoort: zelfstandig naamwoord
Strong-nummer: 4128
Frequentie: 32
Betekenis: 1) menigte
1a) een groot aantal, van mensen of dingen
1b) het volle aantal, de hele menigte, de verzameling
1b1) mensenmenigte, schare
Teksten NBG
Mr 3:7 En Jezus trok Zich met zijn discipelen terug naar de zee. En een talrijke menigte <4128> uit Galilea ging mede. Ook uit Judea
Mr 3:8 en uit Jeruzalem en uit Idumea en het Overjordaanse en de streken van Tyrus en Sidon kwam een talrijke menigte <4128> tot Hem, daar zij hoorden, hoeveel Hij deed.
Lu 1:10 En de gehele volksmenigte <4128> was buiten in gebed op het uur van het reukoffer.
Lu 2:13 En plotseling was er bij de engel een grote <4128> hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:
Lu 5:6 En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte <4128> vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren.
Lu 6:17 En Hij daalde met hen af en bleef staan op een vlakke plaats en daar was een grote schare van zijn discipelen en een grote menigte <4128> van volk uit het gehele Joodse land en Jeruzalem en van Tyrus en Sidon aan de zee,
Lu 8:37 En de gehele bevolking <4128> van de streek der Gerasenen vroeg Hem, of Hij van hen wilde weggaan, want zij waren door grote vrees bevangen. En Hij ging in het schip en keerde terug.
Lu 19:37 Toen Hij reeds dichterbij kwam, aan de glooiing van de Olijfberg, begon de gehele menigte <4128> der discipelen vol blijdschap God te prijzen, met luider stem, om al de krachten, die zij gezien hadden,
Lu 23:1 En de gehele menigte <4128> van hen stond op en leidde Hem voor Pilatus.
Lu 23:27 En Hem volgde een grote menigte <4128> van volk en van vrouwen, die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden.
Joh 5:3 Daarin lag een menigte <4128> zieken, blinden, verlamden en verschrompelden, die wachtten op de beweging van het water.
Joh 21:6 Hij nu zeide tot hen: Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het net uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte <4128> der vissen.
Hnd 2:6 en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte <4128> te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
Hnd 4:32 En de menigte <4128> van hen, die tot het geloof gekomen waren, was een van hart en ziel, en ook niet een zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk.
Hnd 5:14 En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van <4128> mannen zowel als vrouwen,
Hnd 5:16 En ook de menigte <4128> uit de steden rondom Jeruzalem stroomde toe en bracht zieken en door onreine geesten gekwelden mede. En zij werden allen genezen.
Hnd 6:2 En de twaalven riepen de menigte <4128> der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen.
Hnd 6:5 En dit voorstel vond bijval bij de gehele menigte <4128>, en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaus, een Jodengenoot uit Antiochie;
Hnd 14:1 En het geschiedde evenzo te Ikonium, dat zij in de synagoge der Joden gingen en zo spraken, dat er een grote menigte <4128>, zowel van Joden als van Grieken, tot het geloof kwam.
Hnd 14:4 Maar er ontstond verdeeldheid onder het volk <4128> in de stad: sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen.
Hnd 15:12 En de gehele vergadering <4128> werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.
Hnd 15:30 Toen men afscheid van hen genomen had, kwamen zij te Antiochie aan, riepen de vergadering <4128> bijeen en legden de brief over.
Hnd 17:4 En enigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich bij Paulus en Silas aan, en ook een grote menigte <4128> Grieken, die God vereerden, en tal van voorname vrouwen.
Hnd 19:9 Maar toen sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte <4128> kwaad bleven spreken van de weg, maakte hij zich van hen los en zonderde zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van Tyrannus.
Hnd 21:36 want de volksmenigte <4128> volgde, al schreeuwende: Weg met hem!
Hnd 23:7 En toen hij dit zeide, kwam er tweedracht tussen de Farizeeen en de Sadduceeen en de menigte <4128> werd verdeeld.
Hnd 25:24 En Festus zeide: Koning Agrippa en gij allen, die met ons hier aanwezig zijt, gij ziet hier iemand, terzake van wie de gehele menigte <4128> der Joden zich te Jeruzalem en hier tot mij gewend heeft, roepende, dat hij niet langer moest blijven leven.
Hnd 28:3 En toen Paulus een bos <4128> dor hout bijeengehaald had en op het vuur legde, kwam er door de hitte een adder uit en beet zich vast aan zijn hand.
Heb 11:12 Daarom zijn er dan ook uit een man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte <4128> en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is.
Jak 5:20 weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal <4128> van zonden bedekken.
1Pe 4:8 Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal <4128> van zonden.