Dit hoofdstuk geeft geen nieuwe methode voor zelfopvoeding; onder deze titel worden enkele principiële houdingen als aanvulling op de drie methodes onder de loep genomen.
1. Het goede
Het goede willen zien, het slechte over het hoofd zien,
Deze leuze wijst op het gericht zijn op fouten van onze tijd en onze cultuur. De mens kan zelf beslissen of hij het goede of het slechte wil zien. De dingen op zich hebben geen betekenis; de mens geeft hen die. Als ik iemand voor f 20,- een boek aanbied, dan kan de persoon in kwestie zeggen, dat hij niet geïnteresseerd is in het werk en er dan ook geen gulden voor over heeft. Naast hem zit zijn vriend. Die ziet het boek en biedt er f 30,voor; hij moet en zal het hebben. Hij heeft er namelijk al jaren naar gezocht.
Dingen hebben alleen betekenis, als de mens die aan ze toekent. Daardoor wordt de mens erg belangrijk, want hij kan aan alles, zelfs aan God, al dan niet betekenis verlenen. Als de mens dus aan God geen betekenis toekent, dan bestaat God voor hem niet. Erkent hij God wel, dan geeft de mens Hem meteen de macht om invloed op hem uit te oefenen. Hiermee wil ik zeggen, dat het aan onszelf ligt of we de positieve of de negatieve kanten van personen en zaken zien. Het is allebei mogelijk. Dat het de moeite waard is het goede te willen zien werd al besproken in het stukje over optimisme - pessimisme.
Alleen op het positieve kunnen we bouwen, nooit op het negatieve. Als het kind thuiskomt, wil moeder zijn schoolschrift zien. Gewoonlijk foetert ze, als ze een slecht handschrift voor zich krijgt. Dat zal echter geen verbetering van het handschrift teweeg brengen, eerder een verdere ontmoediging van het kind. Dit voorbeeld werd gekozen om duidelijk te maken hoe belangrijk het is om het goede, dat er niet zo dik bovenop ligt, te willen ontdekken. De moeder, die haar kind echt wil helpen om beter te leren schrijven, moet iets positiefs in het handschrift aan weten te wijzen. Eerst moet ze naar een goedgeschreven woord zoeken. Als het schrift zo slecht is, dat geen enkel woord goed geschreven werd, dan kan ze misschien nog een letter vinden, die er goed uitziet. Er zal iets heel anders in het kind omgaan als ze hem wijst op de mooie "a" die hij geschreven heeft, dan wanneer hij alleen maar met zijn neus op de fouten wordt gedrukt. In het laatste geval wordt enkel zijn eigen mening, dat hij het toch niet kan, bevestigd. Het kind wordt ontmoedigd en zal nooit beter gaan schrijven, omdat hij er zelf van overtuigd is, dat hij het nooit zal leren. Maar als moeder op de goedgeschreven letters let, wordt het kind overtuigd, dat het nog wel meer van zulke mooie, afzonderlijke letters kan produceren. Het wordt aangemoedigd en daarmee groeit ook zijn zelfvertrouwen. Mocht er niet eens een hele letter goed geschreven zijn, dan zal moeder, als zij daar moeite voor doet, toch nog wel een puntje op de i kunnen ontdekken, dat op de goede plaats is neergezet. Dan zal zij ook dit moeten waarderen, omdat kinderen nu eenmaal alleen door iets positiefs aangemoedigd kunnen worden en alleen daarop kunnen bouwen.
Dit voorbeeld moet aantonen, dat wij over het algemeen een te negatieve kijk hebben. We moeten ons vaak inspannen om een positief detail, hoe klein ook, te ontdekken. Dit voorbeeld kunnen we nog verder uitwerken door de moeder voor te houden,dat ze ingeval er niet eens een fatsoenlijk puntje op de i staat altijd nog de moeite van het kind om überhaupt nog te schrijven kan waarderen.
Het goede verwachten, maar er niet al te vast op rekenen
Over de kracht van de verwachting hebben we al gesproken. Het is dus duidelijk, dat wij het goede aantrekken als wij het verwachten en dat we daardoor zelf tot ons succes bijdragen. Het tweede deel van bovenstaande slagzin is echter ook belangrijk, omdat we anders te snel teleurgesteld zouden zijn wanneer het verwachte succes uitblijft. "Er niet al te vast op rekenen" betekent, dat we niet teveel naar het resultaat moeten kijken, hoewel dat bij de tegenwoordige resultaatoverschatting normaal is. Wij weten echter, dat we niet alleen leven om succes te hebben. Natuurlijk kan er iets fout gaan, vanzelfsprekend kan het negatieve ook eens ooit de boventoon voeren, maar het moet niet in ons opkomen op grond daarvan het negatieve gevoel van teleurstelling in onze instelling op te nemen. Ook mislukking hoort bij het leven. Hoofdzaak is, dat ik weet dat ik de volgende keer evenveel kans heb gelijk te krijgen wanneer ik het goede verwacht.
Je eigen goede daden verstoppen, voor je slechte daden uitkomen
Over het algemeen handelen wij zeer tegenstrijdig. We zijn blij als anderen onze daden naar waarde weten te schatten, zelfs als we ze niet aan de grote klok hangen. Bazuinen we echter zelf rond wat we goed doen, dan is dat, zoals het in de bijbel staat, "beloning genoeg". Mijn goede daad wordt gewaardeerd en dat is dan tegelijkertijd mijn beloning. Ik verzamel dus niets goeds, maar geef het gelijk weer uit.
Als ik mijn goede daad verstop, dan is het net of ik geld naar mijn spaarbankboekje breng om een klein kapitaaltje te verzamelen. Op het moment, dat ik mijn goede daad verberg, leeft het goede in me en zal ik steeds positiever, steeds meer in staat zijn om ook later goed te doen. Want de mens is datgene, wat in hem zit. Het bijbelcitaat heeft betrekking op het Evangelie van Mattheus, waar sprake is van een man, die bidt, vast en aalmoezen geeft, alleen echter wanneer anderen het kunnen zien. Zijn loon bestaat in de waardering van de anderen, die hem een vrome man vinden.
Maar de meeste mensen verstoppen hun slechte daden, omdat ze zich schamen of omdat ze vrezen daardoor minder geacht te worden. Wat ze niet weten is, dat ze op dat ogenblik negatieve elementen in zich verzamelen: schulden, schuldgevoelens, kortom een negatief banksaldo.
Hoe meer we onze fouten en slechte daden we verstoppen, hoe negatiever we worden en hoe minder in staat zullen zijn in de toekomst iets goeds te doen. Daarom is onze goede raad: beken je fouten, je stommiteiten, maar doe dit nooit tegen de achtergrond van vernedering door anderen. Op het moment, dat ik een fout toegeef, ontzeg ik dit negatieve element de toegang tot mezelf; het blijft me niet langer bij om me nog negatiever te maken.
Met andere woorden: de slechte, goedkope, gemene, domme en laffe fout of vergissing die ik gemaakt heb, mag ik nooit verstoppen, omdat ik anders innerlijk negatief, onzeker, bezorgd, angstig, pessimistisch, miserabel, on-oprecht, neurotisch, ja zelfs moreel en geestelijk bankroet door het leven ga en daar geen vreugde en geen levenszin in zie. Waar mogelijk zal ik mezelf nog haten ook.
Van de andere kant moeten we onze goede werken en daden, onze deugden en onze sterke kanten niet openbaar maken, zodat we met ons bij elkaar gespaarde "tegoed" innerlijk positief, optimistisch, moedig, levensblij en scheppend kunnen durven werken.
We zullen dan onszelf accepteren, op anderen en onszelf vertrouwen en meer en meer in staat zijn tot geloven.
2. De daad
Overeenstemming van woord en daad
Dit is een overbekend probleem. Wat je ook zegt, het zal niet veel uitwerking hebben, niet veel indruk maken, als je handelen, je doen, niet met je woord overeenkomt. Je kunt alleen geloofwaardig, overtuigend en echt overkomen, als je woorden en je daden overeenstemming vertonen.
In dit geval bestaat de zelfopvoeding in het onderzoeken of je gedrag beantwoordt aan het beeld, dat je met je woorden oproept. Het hoeft waarschijnlijk geen betoog, dat dit oogmerk ook bij het opvoeden van kinderen erg belangrijk is.
Daad en dader onderscheiden
Wanneer een kind iets verkeerds gedaan heeft, straft de moeder het, -ongewild - , vaak op een manier, die zegt: je bent niet alleen stout geweest, maar ik hou ook niet meer van je. Daad en dader onderscheiden betekent, dat we de slechte daad van een mens wel af kunnen keuren, maar nooit de mens zelf, je medemens, je medeschepsel. Wat iemand ook doet, hij blijft je medemens en houdt als zodanig zijn waarde.
De slechte daad afwijzen, maar nooit de mens, die erachter, steekt, dat vereist wel fijngevoeligheid. Pas als we het onderscheid tussen daad en dader hebben leren maken, zullen we steeds meer kunnen houden van andere mensen, ook al zijn het vreemden; daardoor kunnen we hen aanmoedigen en helpen.
Er zijn nog andere overwegingen mogelijk om onze houding in positieve zin te veranderen, maar die mogen nooit voortkomen uit een gevoel van superioriteit. Want op het moment, dat wij ons boven de ander plaatsen, kunnen wij hem niet meer helpen. Als iemand iets slechts gedaan heeft, dan moeten we ons afvragen wat voor mens hij is: is hij onwetend, is hij kinderlijk of is hij misschien ziek? Is hij onwetend, dan mag ik mij daarover niet ergeren, maar dan is het mijn taak hem meer weten bij te brengen. Gedraagt hij zich als een kind en is hij niet ver genoeg gekomen in zijn ontwikkeling, dan mag ik mij daar net zo min over opwinden als over een kind. Mijn houding moet een begrijpende zijn, ik moet bereid zijn hem te helpen in zijn verdere ontwikkeling. Ook over een zieke mag je je niet ergeren omdat hij ziek is. En als achter zijn slechte daad een psychisch defect verborgen zit, dan is het mijn verantwoording hem te helpen beter te worden. En dat is vaak alleen al mogelijk door een aanmoedigende houding.
Gewapend met dit inzicht kunnen we de onderlinge verhoudingen tussen mensen door een grotere welwillendheid en een grotere liefde positief beïnvloeden.
Wat kan ik doen ?
Hier wordt bedoeld, dat het bijna altijd verkeerd is van anderen de eerste stap te verwachten. Bij iedere bespreking met wie dan ook moet mijn uitgangspunt zijn wat ik zelf kan doen en niet wat een ander zou moeten doen. Zolang we van iemand anders de eerste stap verwachten, wordt deze stap heel aarzelend of zelfs helemaal niet gezet.
Ageren, niet reageren
Een dier reageert op prikkels uit zijn innerlijke of uiterlijke omgeving. De mens kan zo natuurlijk ook reageren, maar belangrijker voor hem is het ageren, het handelen. Als je alleen maar op iets of iemand anders reageert, stel je jezelf afhankelijk. Pas als je iets doet, waarvoor je zelf beslist hebt, kun je vrij worden om je goed - en in de goede richting te bewegen, om het goede te doen.
Nuchterder worden (feiten en oorzaken komen op de tweede plaats)
Nuchterder worden betekent: de dingen willen beoordelen zoals ze werkelijk zijn. Hoe nuchterder we zijn, hoe beter we vooroordelen kunnen vermijden. Maar ook hier geldt, dat we niet perfect zijn. Volmaaktheid is een eeuwig onbereikbaar, maar is wel het eeuwig richtingaangevend doel. Als we honderd procent zakelijk zouden willen zijn werd het waarschijnlijk onmogelijk nog beslissingen te nemen en te handelen. We zouden iets van alle kanten gaan overzien en alleen nog maar tijd hebben om af te wegen welke de belangrijke of betere zijde zou kunnen zijn. Een subjectieve beoordeling van gegevens is dus noodzakelijk, al mag die niet zover gaan, dat we onzakelijk worden. Subjectiviteit en zakelijkheid zijn normaalgesproken verenigbaar. Het komt er maar op aan, dat we niet tegen de common sense ( het gezond verstand), tegen de logica van het menselijke samenleven handelen.
Zoals al eens eerder werd opgemerkt, kennen wij meestal aan de feiten een te grote betekenis toe. Dat noemen we dan faktophilie. Belangrijker dan de feiten is echter de mening die wij er ons van vormen en de manier waarop wij ze gebruiken. De mens kan altijd anders en hoeft zich door feiten en oorzaken niet in een bepaalde richting te laten duwen. In vakkringen van psychologen is het een bekend verschijnsel, dat mooie meisjes en vrouwen voor een behandeling komen, omdat ze erg ontmoedigd zijn. Ofschoon ze uitgesproken mooi zijn, geloven ze zelf niet dat ze er goed uitzien. Je zou toch denken, dat een blik in de spiegel en de uitingen van hun omgeving voldoende moesten zijn om hen daarvan te overtuigen. Het feit, dat ze mooi zijn weegt echter niet op tegen hun eigen mening, die bijvoorbeeld op grond van concurrentie met een zusje kan zijn ontstaan. Deze zus was als kind en ook nu nog lang niet zo mooi als mijn cliënte, maar zij verstond de kunst om door haar charme de omgeving voor zich in te nemen. Iedereen hield van haar, zodat mijn cliënte tot de conclusie kwam, dat haar zus veel knapper moest zijn en zij zelf maar een lelijk eendje was.
Ook het omgekeerde kan echter mogelijk zijn: in Athene bijvoorbeeld, is een van de principes in de opvoeding van meisjes: "Er zijn geen lelijke vrouwen". Dit kan ertoe leiden, dat meisjes, die uiterlijk volmaakt onooglijk en ook verder onaantrekkelijk zijn, ervan overtuigd raken, dat zij mannen kunnen behagen. En…., inderdaad trekken zij mannen aan, omdat zij zelf heilig in hun eigen charmes geloven. Hier zit hem overigens het bekende verschil tussen schoonheid en sex-appeal (charisma). Sex-appeal, dat bestaat uit geloof in zichzelf en belangstelling voor het andere geslacht, kan zodoende over schoonheid triomferen. Feiten en oorzaken kunnen nog zo belangrijk zijn, we moeten ze echter nooit zo serieus nemen, dat we ons erdoor laten bepalen.
3. Anderen
Jezelf niet met anderen vergelijken
Hierover werd al vaker gesproken. Wij hebben al eerder aangetoond, dat een persoonlijke vergelijking met anderen zinloos is en ons verleidt tot een verticale beweging.(Boven of onder zijn!) Ook bij deze overweging moeten we persoon en zaak gescheiden houden. Natuurlijk mogen we wel iemand anders als voorbeeld nemen en het is ook niet persé fout resultaten met elkaar te vergelijken. Maar je eigen persoon met die van iemand anders vergelijken is niet alleen zinloos, maar zelfs schadelijk.
Twee buren kopen op dezelfde dag eenzelfde stuk grond, bouwen daarop ongeveer eenzelfde huis en leggen een klein tuintje aan. op zekere dag merkt A, dat B een televisieantenne op zijn dak liet zetten en nog wel als een der eersten in deze buurt. A, die zichzelf voortdurend met E vergeleek en met hem wedijverde, zonder dat hij zich dat eigenlijk bewust was, kocht in allerijl ook een televisieapparaat. Hij was dus weer bij. Maar op een of andere manier scheen B's beroep meer aan te sluiten bij de conjunctuur van dat moment, zodat zijn succes op materieel terrein zich al snel in andere dingen weerspiegelde. Op een goeie dag reed B in een grote slee, al vrij gauw kreeg ook zijn vrouw een auto. Hij kon een stuk grond bijkopen, zodat hij een grotere tuin kreeg en nog een stuk aan zijn huis kon bouwen ook. A werd steeds onrustiger en jakkerde zich af om deze dingen ook allemaal te kunnen doen. Al gauw moest hij echter erkennen, dat hij B toch niet in kon halen. Door B werd hij uitgenodigd voor een van de schitterende feesten, die in zijn huis gegeven werden. De kleren van mevrouw B, de kostbare meubels, de modern aangelegde tuin, dat alles werd bewonderd. Handig liet de gastheer tijdens de conversatie blijken, wat voor belangrijke en beroemde personen hij wel niet kende en waar ze de laatste tijd zoal op vakantie waren geweest. A zou nu in moeten zien, dat hij beslist niet mee kan komen. Omdat hij echter nog steeds gewend was zichzelf met B te vergelijken, begon hij alle mogelijke verhalen te spuien, waar helemaal niets van waar was. Zou A nu ophouden zich zelf met B te vergelijken, dan zou hij zich ook vrij kunnen maken van het voor B zo noodzakelijke materialisme en van diens geldingsdrang. Hij zou voor zichzelf innerlijke waarden kunnen ontwikkelen zonder dat dat beschouwt hoeft te worden als een politiek van "zure druiven".We moeten altijd voor ogen houden, dat ieder mens absoluut eenmalig is,een persoon die er in het verleden nog nooit geweest is en dat ook in de toekomst nooit meer voor zal komen. Nog eens: de mens is een mijn vol edelstenen. Het is zijn opgave deze edelstenen tevoorschijn te halen. Vergelijkt hij zich met anderen, dan kunnen zijn eigen edelstenen niet aan het licht komen; hij richt zich dan op de ander en maakt zichzelf volledig afhankelijk en onvrij.
Noch vechten (ook niet met jezelf) noch toegeven (jezelf net zomin), maar willen begrijpen en helpen
Deze leuze werd al behandeld in het hoofdstuk over de vooroordelen. Vechten is net zo verkeerd als toegeven, want het ene kwetst de waarde van de ander en het andere kwetst je eigenwaarde. Met ruzie bereik je niets, omdat er steeds weer nieuwe ruzie uit voortkomt. Diegene, die vanwege de lieve vrede maar toegeeft, slikt zijn gevoelens in en bewaart ze, zodat er vroeg of laat toch een veel grotere ontploffing komt.
Hetzelfde geldt voor de omgang met jezelf. Het is niet goed je gevoelens te willen controleren, te willen beheersen. Je moet dan met jezelf vechten en je speelt het toch niet klaar. Maar het is net zo goed verkeerd om toe te geven aan je gevoelens, want als je ze de vrije loop laat, is het meer dan waarschijnlijk, dat je anderen in hun waarde, in hun achting kwetst.
Je moet dus zowel de ander als jezelf proberen te begrijpen en daarvoor is het beste middel het gebruiken van de tweede methode van de vier dichtbij gelegen doelen. Als je namelijk begrepen hebt, dat je je alleen maar opwindt om op iemand te kunnen schelden en je daarmee een superioriteitsgevoel te verschaffen, dan begrijp je jezelf op dat moment niet alleen beter, maar je kunt een bijdrage leveren tot een ander, beter gedrag. Hetzelfde geldt voor je tegenstander; op het ogenblik dat je begrijpt, dat hij alleen maar zo tegen je doet omdat hij meer waard wil zijn dan jij, begrijp je ook, dat achter dit gedrag een zwakke mens steekt, die veel te weinig in zichzelf gelooft.
Natuurlijk kun je deze wetenschap misbruiken en er een psychologisch wapen van maken. Een goed gebruik van dit inzicht zou leiden tot het helpen van je tegenstander op een manier, dat hij je hulp kan aanvaarden. We hoeven alleen maar het oude spreekwoord: "De verstandigste geeft toe" een beetje te veranderen: "De verstandigste begrijpt en helpt", zonder ons op het verstandiger zijn zelf te laten voorstaan.
Vergeet het verleden (schuldgevoelens, gewetenswroeging, zelfverwijten, gelijk en ongelijk)
Natuurlijk bedoelen we hiermee niet, dat we het verleden volkomen moeten vergeten. We moeten het alleen zover vergeten, dat we het niet kunnen misbruiken. Mooie herinneringen zijn goed, maar toch kan ik ook die misbruiken. Door te blijven hangen in mijn verleden zou ik mijn functioneren in het heden wel eens in gevaar kunnen brengen. Zo mogen ook slechte herinneringen opgehaald worden om ervan te leren. Is dat eenmaal gebeurd, dan moet ik ook niet al te veel meer terugkijken, omdat dit wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn voor mijn doen en laten in het heden, voor de richting van mijn bewegingen.
Kenmerkend voor deze blik op het verleden zijn schuldgevoelens of gewetenswroeging met betrekking tot iets, dat we verkeerd hebben gedaan. Over het algemeen hebben we een foute voorstelling van schuldgevoelens. Nietzsche zei al, dat schuldgevoelens onfatsoenlijk zijn. Dreikurs formuleert het zo: "Schuldgevoelens zijn de uitdrukking van goede bedoelingen, die we helemaal niet hebben."
Het mechanisme van de schuldgevoelens is een heel ander als men doorgaans gelooft. Laten we aannemen, dat ik ooit eens iets verkeerds gedaan heb en daardoor schuldgevoelens ontwikkeld heb. Schuldgevoelens zijn natuurlijk niet aangenaam, want met een slecht geweten slaap je niet al te lekker. Ik kan dan, natuurlijk onbewust, tegen mezelf zeggen: "Ik heb nu wel iets verkeerds gedaan, maar daarvoor ben ik genoeg gestraft met mijn eigen wroeging. Heel vaak zal ik me er zelfs nog voor op mijn borst slaan in ieder geval nog schuldgevoelens te hebben, terwijl anderen hun fout niet eens opmerken. Dat ik me daardoor onbewust meester maak van een superioriteitsgevoel valt me in dit gesprek met mezelf waarschijnlijk niet eens op. Ik heb me dus voor mijn slechte daad zélf bestraft. Daarmee zet ik een streep onder de rekening; die is dus betaald en bij een volgende gelegenheid zal ik toch weer het slechte, het verkeerde doen.
Schuldgevoelens verhinderen verbetering en daadwerkelijk berouw. Hetzelfde geldt voor zelfverwijten. Iemand, die zich zelf steeds verwijten maakt over iets, dat hij ooit eens gedaan heeft, behandelt zichzelf zoals een slechte leraar zijn leerlingen. Zelfverwijten ontmoedigen ons en ze verhinderen steeds weer dat we het goede doen. We zouden alleen maar vast moeten stellen waar we fout geweest zijn en ons voor moeten nemen dit volgende keer iets beter te doen (zie het volgende hoofdstukje)
Tot het verleden behoort ook de conclusie, dat wat je gedaan hebt goed of slecht was. Deze eigenaardige manier van werken maakt het samenleven voor mensen veel moeilijker. Hoe belangrijk en goed het onderzoek naar recht of onrecht bij groepen - dat betekent een samenlevingsverband van veel mensen - ook zijn mag, het is niet juist om in het samenzijn van individuen recht te vinden en recht te spreken, zolang er nog overeenstemming en liefde bestaan. Zoals het voorbeeld van het meningsverschil tussen een man en een vrouw aantoont moet het recht de mensen en hun samenleving dienen. Jezelf of anderen tot slaven van het recht maken is net zo ontoelaatbaar als misbruik van het recht om je boven anderen te verheffen.
4. Zelf
Fouten niet willen vermijden, maar ervoor zorgen dat grotere fouten kleiner worden
Mens zijn betekent fouten maken. Zolang we proberen fouten te vermijden worden we steeds ontmoedigd, omdat we dat toch nooit klaarspelen. Wij zijn principieel onvolmaakt, maar we moeten wel de moed op kunnen brengen om deze onvolkomenheid onder ogen te zien. Omdat fouten toch nooit helemaal uitgesloten kunnen worden, bevelen wij een politiek van kleine stappen aan. Wij willen dus grote fouten kleiner maken.
Heb je iets slecht of verkeerd gedaan, dan is dat nog geen reden voor opwinding. Per slot van rekening ben je ook maar een mens. Maar de volgende keer wil je het toch wel een beetje beter doen. Op weg naar de verbetering moet je echter geen al te grote stappen zetten. Heb je het doel, dat je jezelf gesteld hebt (namelijk het de volgende keer een klein beetje beter doen) bereikt, dan moet je dat ook durven te erkennen als een succes. Alleen zo is het mogelijk een positieve, opwaartse spiraal in werking te stellen. Dit kleine succesje vormt de aanmoediging voor de volgende resultaten.
Nog eens: we hebben moed nodig om onze onvolmaaktheid aan te kunnen.
Vergeet het woordje "moet"
Een poos geleden ontdekte ik in een Amerikaans psychologieboek twee aan elkaar tegenovergestelde plaatjes. Op de eerste foto waadde een groep kinderen moeizaam door de sneeuw. Kennelijk hadden ze hout gesprokkeld in het op de achtergrond zichtbare bos en dat droegen ze nu met norse gezichten naar huis. Op de tweede foto stonden dezelfde kinderen in hetzelfde landschap, maar nu hadden ze twee keer zoveel hout bij zich en huppelden ze vrolijk en zingend naar huis.
Onder het eerste plaatje stond: "Kinderen, jullie moeten vandaag hout halen." Het onderschrift bij het tweede plaatje luidde: "Kinderen, vandaag mogen jullie het bos in om hout te halen."
Natuurlijk is het bij het opvoeden van kinderen niet voldoende het woordje "moet" eenvoudig door het woordje "mag" te vervangen, hier wordt ook een juiste instelling vereist.
In principe staan wij, vanwege de nog steeds te weinig democratische opvoedingmethoden, zeer gevoelig tegenover het woordje "moet". Niemand laat zich graag bevelen en bevelen zouden dan ook vervangen moeten worden door voorstellen. Ook jezelf moet je geen bevelen geven; in de zelfopvoeding kun je werkelijk ieder moet'' in een "mag" veranderen als je bereid bent alles van de positieve kant te bekijken. Daarmee maak je je ook vrij van de gebruikelijke slavenmentaliteit van waaruit je veel dingen alleen doet, omdat je er een "moet" achter vermoedt. Je staat vroeg op, omdat je "moet" gaan werken. Dat betekent echter dat je vanaf het moment dat je opstaat met jezelf aan het vechten bent. Sommige mensen denken slim te zijn door hun wekker iets te vroeg af te stellen, zodat ze, met behulp van deze krijgslist, nog even kunnen "genieten" van de geborgenheid en veiligheid van hun bed, voordat ze zich weer in het vijandige leven moeten storten.
Door dit alles maken wij het onszelf onnodig moeilijk. Want opstaan kan ook een feest zijn als je maar met positieve verwachtingen uitkijkt naar de nieuwe dag. Veel mensen staan elke dag moeizaam en knorrig op. Maar als ze op vakantie zijn, verheugen ze zich op al het moois, dat hen die dag wacht en staan ze graag en zo mogelijk nog vroeger op als anders.
Het leven is vol van voorbeelden, die bewijzen hoe afhankelijk wij ons maken van uiterlijke dwang, zonder dat eigenlijk in de gaten te hebben. In feite is het helemaal niet zo moeilijk om onafhankelijk en innerlijk vrij te worden. Dat het zelfs onder zeer moeilijke omstandigheden mogelijk is, toont het volgende voorbeeld aan:
In de oorlog werd eens een kleine groep soldaten in het open veld door jachtbommenwerpers met de boordwapens aangevallen. Ze gooiden zich plat op de grond, omdat niet de minste bescherming aanwezig was, geen oneffenheid, geen struik, niets. De kogels floten over de grond en de soldaten lagen daar maar, bang, in de verwachting elk ogenblik getroffen te worden. Slechts één bekommerde zich niet om wat er om hem heen gebeurde; nadat hij vastgesteld had, dat hij aan de uiterlijke omstandigheden op dat moment toch niets kon veranderen. Vlak voor zijn neus zag hij een klein plantje uit de aarde kruipen en hij keek met vreugde naar het tere, frisse groen - het was maart - en de fijnvertakte nerven.
Uiterlijk gezien lag hij daar precies hetzelfde als de anderen. Hij maakte echter gebruik van zijn innerlijke vrijheid; op dat moment was hij niet alleen vrij van angst, maar ook vrij tot vreugde.
Vergeet de woorden "moeilijk", "proberen" en "hopen"
Wil je iets gaan doen, dat niet zo eenvoudig is en je houdt jezelf steeds maar voor hoe moeilijk het wel is, dan wordt het steeds moeilijker. De gedachte aan iets moeilijks verlamt niet alleen je daadkracht, maar verkleint ook je geloof in succes. Ga je er daarentegen principieel van uit, dat het leven ook zijn moeilijkheden meebrengt, maar dat het geen zin heeft daarom negatieve verwachtingen te koesteren en zelfs nog uit te spreken ook, dan kun je je beter wijden aan de opgaven zelf, die het leven stelt. Daarmee wordt ook succes veel waarschijnlijker.
Hetzelfde geldt voor het woord "proberen". Als iemand, die dit boek leest bij zichzelf zegt, dat hij proberen zal de zelfopvoeding in praktijk te brengen, dan trekt hij het resultaat van de methode meteen al in twijfel. Hij moet dus niet "proberen ermee te werken", maar hij moet er eenvoudig mee beginnen en niet van te voren al naar het succes loeren. Iedere zakenman moet investeren voor hij een zaak kan opzetten. Voordat hij iets verkopen kan, moet hij het hebben ingekocht. Wat wij nodig hebben is een klein beginkapitaal aan geloof en vertrouwen.
Het derde woord, dat wij je aanraden te vergeten als je iets wilt doen is "hopen". Hopen betekent altijd een gebrek aan geloof. Als je iets gelooft, dan ben je er zeker van. "Geloof kan bergen verzetten". Hopen betekent onzeker zijn, twijfelen. In het geloof werkt de positieve kracht van de verwachting sterker als in de hoop. Zolang je kunt geloven - en dat moet bij zelfopvoeding altijd mogelijk zijn - kun je de hoop wel missen.