Van Leeuwenhoek

Anthonie van Leeuwenhoek (1632-1723) was een bekende Nederlands natuuronderzoeker; ontdekker van de microscoop. Zijn vele ontdekkingen dankte hij vooral aan zijn eenvoudige, zelfgebouwde microscopen. Hij was een geduldige waarnemer, die allerlei levensverschijnselen als eerste heeft gezien. Hiervan bracht hij verslag uit in een uitvoerige briefwisseling met de Engelse Royal Society. Uit deze brieven blijkt dat hij de resultaten van zijn waarnemingen gebruikte bij het beantwoorden van een aantal fundamentele vragen over de structuur en het ontstaan van alle levende materie. Antonie van Leeuwenhoek werd op 24 oktober 1632 gedoopt in Delft. Hij stierf er op 26 augustus 1723, na een leven dat werd beheerst door wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Deze nieuwsgierigheid bevredigde hij door het bestuderen van de natuur met zelfgeslepen lenzen. Als lakenkoopman was Van Leeuwenhoek vertrouwd met lenzen voor het keuren van stoffen. Hij sleep ook lenzen met een sterke vergroting om enkelvoudige microscopen te bouwen. Sommige daarvan konden een vergroting bereiken van vijfhonderdmaal. Hiermee kon hij dingen waarnemen die niemand ooit eerder had gezien. Zo zag hij de eencellige diertjes in het regenwater en in de darmen, de bacteriën in tandaanslag en de parasieten in de darmen van kikkers en vissen. Daarnaast deed hij belangrijke waarnemingen aan rode bloedlichaampjes, toonde hij aan dat aders en slagaders door capillairen met elkaar zijn verbonden, maakte hij een vergelijkende studie van spermatozoïden en bestudeerde hij het regeneratievermogen van de zoetwaterpoliep. Van Leeuwenhoek, die ook als wijnroeier van Delft het volume van wijnvaten keurde, legde al zijn ontdekkingen vast in eigenhandig geschreven brieven. De meeste daarvan, ongeveer 350 brieven, waren gericht aan de Royal Society te Londen, een gezelschap dat in 1662 was opgericht door een aantal Engelse geleerden om de 'kennis der natuur' te bevorderen. Van Leeuwenhoek was met de Society in contact gekomen door tussenkomst van zijn stadgenoot Reinier de Graaf en heeft de briefwisseling vanaf 1673 volgehouden tot zijn dood, vijftig jaar later. Sinds 1680 was Van Leeuwenhoek officieel lid van de Society en werden zijn wetenschappelijke mededelingen gepubliceerd in Philosophical Transactions van de Royal Society. Van Leeuwenhoek beheerste alleen de Nederlandse taal, zijn brieven werden in het Engels worden vertaald. Hij wist zich kort en bondig uit te drukken en zijn waarnemingen exact te beschrijven, al of niet gesteund door enkele afbeeldingen. Bovendien gaf hij altijd zo nauwkeurig mogelijke gegevens over aantallen en afmetingen. Bij lezing blijkt dat Van Leeuwenhoek zich steeds bezighield met de grondvragen over de structuur en het ontstaan van levende materie. Zo probeerde hij aan te tonen dat levende structuren altijd zijn opgebouwd uit uiterst fijne elementen, ook als dat bij zeer kleine onderdelen van organen of organismen niet met het blote oog zichtbaar is. Hij kon zich niet verenigen met de toen algemeen heersende opvatting dat bepaalde organismen uit levenloze stof zouden ontstaan. Om zijn eigen opvatting over het ontstaan van levende materie te steunen maakte Van Leeuwenhoek een gedetailleerde studie van de voortplanting bij de vlo en de luis. Vlooien ontstonden volgens de algemene mening uit stof en luizen uit bedervende materie. Door een reeks uitnemende waarnemingen wist Van Leeuwenhoek echter vast te stellen dat ook vlooien en luizen zich door middel van paring voortplanten. Bovendien toonde hij aan dat de structuur van deze 'verachtelijke schepselen' zo ingenieus is dat het alleen al op grond daarvan onmogelijk moet worden geacht dat ze uit 'bedervende stoffe' kunnen ontstaan.

© 2018 F.N. Heinsius