Eddington

Arthur Stanley Eddington (1882-1944) was een Engels sterrenkundige en fysicus. In 1913 werd Eddington benoemd tot professor in de sterrenkunde te Cambridge, in 1914 tot directeur van de sterrenwacht aldaar. Hij heeft zich vooral beziggehouden met de bouw van de sterren. Ook op het gebied van de dynamica der sterren en de relativiteitstheorie heeft hij belangrijk werk verricht. Hij was bekend om zijn gave, zijn vakkennis ook voor niet-vakgenoten begrijpelijk te maken. Arthur Stanley Eddington werd geboren op 28 december 1882 te Kendal (Engeland), als zoon van een onderwijzer. Al jong toonde hij een grote belangstelling voor getallen en alles wat daarmee samenhangt. Hij studeerde natuurkunde aan het Ovens College te Manchester, waar hij in 1902 het einddiploma behaalde. Daarna studeerde hij wis- en natuurkunde aan het Trinity College te Cambridge. Het was zijn bedoeling zich geheel aan de studie van de natuurkunde te wijden. Onverwachts kwam er echter een verandering in zijn plannen en levensloop. In 1906 kwam de functie vrij van hoofdassistent aan het Royal Observatory te Greenwich. Eddington kreeg deze functie aangeboden en vanaf dat moment ging zijn belangstelling in de eerste plaats uit naar de sterrenkunde. In 1913 werd Eddington als opvolger van George Darwin benoemd tot professor in de sterrenkunde te Cambridge. Een jaar daarna werd hij tevens directeur van de sterrenwacht, als opvolger van Robert Ball. Eddington nam zijn intrek in de sterrenwacht en heeft daar tot aan zijn dood op 22 november 1944 gewoond. Te Greenwich had Eddington belangstelling gekregen voor het probleem van de ruimtelijke verspreiding en de bewegingen van de sterren. In 1914 publiceerde hij hierover het boek 'Stellar movements and the structure of the universe'. Hierin toonde hij aan dat men er niet vanuit mag gaan dat de sterren willekeurig door elkaar bewegen, maar dat ze banen beschrijven onder invloed van de zwaartekracht van het gehele sterrensysteem. Met dit boek werd Eddington de vader van de zogenaamde dynamische sterrenkunde. In 1916 begon hij met het onderzoek dat zou leiden tot de huidige theorieën omtrent de bouw van een ster. Uit zijn onderzoekingen leidde hij in 1924 af, dat de lichtkracht van een ster in hoofdzaak van haar massa afhangt, wat later voor het gros van de sterren het geval bleek te zijn. Eddington vatte al zijn onderzoekingen op het gebied van sterinwendigen samen in het boek 'The internal constitution of the stars' (1925) dat nu een der klassieke werken van de sterrenkunde is geworden. In de loop van zijn onderzoekingen kreeg Eddington een grote belangstelling voor de algemene relativiteitstheorie, die Einstein in 1915 had gepubliceerd. Uit deze theorie volgde o.a. dat lichtstralen in het zwaartekrachtveld van de zon iets worden afgebogen. Eddington had in 1919 de leiding van een van de expedities die naar het eiland Príncipe voor de kust van West-Afrika trokken, om de totale zonsverduistering van 29 mei waar te nemen. Met behulp van zijn metingen aan de sterren (die toen overdag even zichtbaar waren) gelukte het hem een bewijs voor Einsteins theorie te leveren. Een andere bevestiging van de algemene relativiteitstheorie vond Eddington in de zg. witte dwergen: sterren met een dichtheid tienduizenden malen groter dan die van water. Deze sterren zouden zo'n sterk zwaartekrachtveld hebben, dat de golflengte van het door hun uitgestraalde licht iets langer zou zijn geworden (het licht dus iets roder). Deze door hem veronderstelde verschuiving werd door de Amerikaanse sterrenkundige Walter Sydney Adams inderdaad gevonden. Eddingtons boek 'Space, time and gravitation', dat in 1920 werd gepubliceerd, droeg er veel toe bij dat Einsteins relativiteitstheorie in de Engelstalige landen bekend werd. Vanaf 1930 werkte Eddington aan de integratie van de algemene relativiteitstheorie en de kwantumtheorie. Hij meende dat hij langs theoretische weg, zonder het verrichten van waarnemingen, natuurconstanten zou kunnen berekenen; bijvoorbeeld de verhouding tussen de massa's van het proton en het elektron. Deze gedachte van de zg. fundamentele constanten (die niet overal werd aanvaard en tegenwoordig geen aanhangers meer telt) was voortgekomen uit zijn houding ten opzichte van de filosofie van de wetenschap. Eddington meende dat een groot deel van de fysische kennis een weerspiegeling is van de instrumentele en de intellectuele hulpmiddelen die de onderzoeker op dat moment ter beschikking staan. De natuurwetenschap zou dus bij de studie van het heelal alleen in staat zijn ons de structuur ervan te doen kennen. Ze zou ons niets kunnen vertellen over het wezen van datgene wat deze structuur bezit. Deze ideeën werden wiskundig uitgewerkt in 'Relativity theory of protons and electrons' (1936) en 'The combination of relativity theory and quantum theory' (1943). Eddingtons belangrijkste filosofische geschriften zijn 'The nature of the physical world' (1928), 'New pathways in science' (1935) en 'The philosophy of physical science' (1939). Eddington heeft een zeer grote invloed gehad op de ontwikkeling van de sterrenkunde. Niet alleen vanwege de wetenschappelijke resultaten, maar ook door de stimulans die zijn werk op dat van andere onderzoekers had. Hij was bovendien buitengewoon bekwaam in het populariseren van ingewikkelde problemen. Vele van zijn boeken zijn vlot geschreven en gericht op een grote lezerskring.

© 2018 F.N. Heinsius