Vervolg koorgeschiedenis
Het HSK, versterkt met leden van het Harvard University Choir en het Leiden English Choir en begeleid door het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest, voerde dit werk uit in november 1998. Vermeldenswaardig is ook het project ´De Passies van Telemann´ waarbij het HSK iedere twee jaar in maart/april een door Telemann getoonzette passie uitvoert. Na de Mattheus (in 1999) en de Lucas (in 2001) stond de Brockes Passion in 2003 op het programma. Het HSK heeft dergelijke passies gebracht als tegenwicht tegen de vele traditionele uitvoeringen van de Mattheus Passion van Bach die ieder jaar weer plaatsvinden.
Met een uitzonderlijk concert ter gelegenheid van het gouden jubileum in 2002 maakte het HSK een belangrijke stap in de ontwikkeling van het repertoire: de uitvoering van het oratorium ‘Yunus Emre’ van de Turkse componist Ahmet Adnan Saygun (Izmir, 1907—Istanbul, 1991). Aan de uitvoering in het Concertgebouw werd meegewerkt door solisten van de opera van Ankara.
In 2005 heeft het HSK opnieuw gekozen voor de uitvoering van een aantal niet-westerse werken: Armeense Liederen van Komitas en het indrukwekkende Armeens Oratorium van Khatsjadur Avedisian. In dit programma werd ook het Stabat Mater van Joseph Haydn gebracht.
Verschillende stijlperioden
Kees de Wijs trad in 1982 in de voetsporen van zijn voorganger Jan de Hoog met werken van zowel oude als moderne componisten. Hij trainde het koor verder in het muzikaal technisch beheersen van composities uit verschillende stijlperioden en de flexibiliteit die daarvoor nodig is. Moderner koorwerk waren uitvoeringen van Geza Frid, Daan Manneke, Bernstein, Kodaly, Strategier en Janacek. Het HSK durfde het onder De Wijs weer aan om af en toe in de grote zaal van het Concertgebouw op te treden. Hoogtepunten waren het Requiem van Verdi, samen met het VU-orkest in 1988; Jeanne d´Arc van Honegger in 1992; en het afscheidsconcert van Kees de Wijs in 1994 met het Te Deum van Berlioz gecombineerd met het Deutsches Requiem van Brahms.
Keuze voor ander repertoire
Toen Jan de Hoog in 1962 het dirigeerstokje overnam (hij bleef aan tot 1982) betekende dat destijds een fundamenteel andere repertoirekeuze. De Hoog wilde vooral minder bekend, moderner, maar daarom nog niet minder mooi koorwerk brengen. De amateur-koorleden moesten hier echt aan wennen. Het streven om weinig bekend koorwerk uit te voeren en er waardering voor te wekken kwam met zoveel woorden in de vernieuwde statuten te staan.
Het repertoire uit die jaren vermeldt zeer oude muziek (Josquin Desprez, Orlando di Lasso), werk uit de vroege tot late barok (Monteverdi, Gabrieli, Carissimi, Schütz, Purcell, Handel, Bach), klassiek werk (Mozart, Haydn, Beethoven), de romantiek (Brahms, Bruckner, Fauré), moderner werk (Honneger, Szymanowski, Hindemith) en hedendaagse Nederlandse composities (Andriessen, Van Baaren en De Leeuw).
Door deze eigenzinnige programmering ontmoetten dirigent en koor veel waardering in vakkringen, maar trokken minder publiek dan met het ´ijzeren repertoire´. Om het verlies aan inkomsten op te vangen werd de goedkopere Westerkerk de vaste concertzaal van het HSK. Ook werd samengewerkt met zangsolisten die nog carrière moesten maken, bijv. Harry van der Kamp, Lucia Meeuwsen en Wout Oosterkamp. In 1982 overleed Jan de Hoog vrij plotseling en nam repetitor Kees de Wijs zijn plaats in.
Traditionele start
De eerste dirigent van het HSK, Theo van der Bijl, bleef in 1952 met zijn repertoirekeuze in traditionele sferen. Onder zijn leiding werden bijvoorbeeld de Messiah van Händel uitgevoerd, Jeanne d´Arc van Honegger en het Te Deum van Charpentier. In het najaar werd steeds een requiem gezongen, zoals van Mozart, Verdi, Duruflé, Berlioz en Fauré. Solisten van naam werkten mee, bijv. de sopraan Erna Spoorenberg, de alt Annie Hermes, de tenor Lode de Vos en de bas Herman Schey. De concerten vonden altijd plaats in de grote zaal van het Concertgebouw.
Het toentertijd nog R.K. Hoofdstadkoor ontstond op 1 april 1952 door samenvoeging van `De Catholijcke Sanghers' en de ´Roomsch Katholieke Oratorium-Vereeniging´. Aanvankelijk werd aan het predikaat ´rooms-katholiek´nog een zekere waarde toegekend, maar allengs verloor dit zijn betekenis. In de zeventiger jaren is het Hoofdstadkoor een open vereniging geworden waarbij iedereen van harte welkom is. Onder de ruim 100 leden die het koor nu telt zijn mannen en vrouwen, jonger en ouder; enkelen hebben de oprichting nog meegemaakt.