R
Religie & ethiek
Ethiek en religie hebben met elkaar te maken. Het is verleidelijk om te stellen dat ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, maar is dat wel zo? Om dat te kunnen bepalen zal er allereerst moeten worden vastgesteld wat we nu precies onder religie verstaan. Is dat de Kerk, het instituut – of is het de persoonlijke beleving die als religieus wordt ervaren? Onder religie wordt zowel geloof als godsdienst verstaan.
Het begrip ethiek is eenduidiger, het is de leer van morele begrippen en gedragingen.
Heeft ethiek een religieuze oorsprong? Een interessante vraag, maar is het ook een relevante vraag? Voor religieuzen zeker, voor twijfelaars en ongelovigen is het meer een intellectuele exercitie.
Laten we beginnen te stellen dat ieder mens handelt vanuit een levensovertuiging. Dat kan een oorspronkelijke overtuiging zijn, maar vaak is het een tweedehands, een overgeleverde overtuiging. In onze humanistische joods-christelijke cultuur – en daarmee wordt bedoeld dat onze cultuur doordrenkt is en gevormd door het christendom, dat op zijn beurt weer een variant van het jodendom is – ligt de oorsprong van ethisch handelen in de tien woorden van Mozes. Je zou dat het begin van onze beschaving kunnen noemen.
De religieus georiënteerde mens accepteert de goddelijke oorsprong hiervan. Maar met enige historische kennis, inlevingsvermogen en fantasie kun je de gebeurtenissen bij de berg Horeb ook anders interpreteren. De retoriek van Mozes wordt dan beschouwd als onderdeel van zijn krijgskunde en gezien als een middel om het volk tot eenheid te smeden. Hoewel deze twee zienswijzen wezenlijk van elkaar verschillen maakt het voor de dagelijkse praktijk weinig uit. Drijfveren zijn een persoonlijke eigenschap, dat accepteren we en daar rekenen wij elkaar ook niet op af. Waar we elkaar wel op kunnen aanspreken is de alledaagse uitwerking. Is het van belang waarom je goeddoet? Belangrijker is, dát je goeddoet, toch?
De enorme invloed van de Tien Woorden, de decaloog, is van groter belang dan zijn afkomst, hoe spannend het ook is om daarover te speculeren in het privé-domein en tijdens colleges. Voor de veel grotere buitenwereld is het van minder belang. Hoewel er geen vruchten zijn zonder worteling, gaat het om de resultaten. Het onderhouden van de wortels kan belangrijk zijn voor het dragen van goede vruchten maar is verder vooral een technische aangelegenheid die we graag overlaten aan de tuinlieden.
Over de Tien Woorden zijn bibliotheken volgeschreven. Wat is er nou precies gezegd, wat is de juiste volgorde, welke betekenis moeten we eraan toekennen enzovoorts. Waar betrekkelijk weinig aandacht is geschonken, en dat mag op zijn minst wel opvallend genoemd worden, is de vraag ‘hoe deze regels te internaliseren’, hoe ze eigen gemaakt kunnen worden. In het jodendom, en in het verlengde daarvan ook in het protestantisme, werden de woorden nog wel vaak als werkwoorden gezien, woorden waarmee je aan de slag moet. Het zijn dan woorden die iets van je vragen en wel gedragsverandering. Een gedragsverandering die moet leiden tot een betere samenleving met meer rechtvaardigheid, kortom met meer humaniteit en minder animale agressie. Meer rechtvaardigheid, minder agressie – wie wil dat niet? En hoe wrang is het dan te moeten constateren dat twee naties, die zich nadrukkelijk beroepen op hun respectievelijke joodse en christelijke bestaansgrond namelijk Israël en de
Verenigde Staten, een expansief georiënteerde buitenlandse politiek hebben.En hoe minder hebben we dan de neiging om dit aan de hand van joods-christelijke ethiek af te keuren dan als dit het geval is met islamitische landen? Maar dit terzijde.
De grote wereldvraagstukken kunnen we niet beïnvloeden vanuit onze huiskamer. Onze directe verantwoordelijkheid ligt dichter bij huis en daar kunnen we dan ook proberen een begin te maken met het verbeteren van de balans en het stimuleren van harmonie. Als het ons lukt om daar enige vooruitgang te boeken, dan heeft dat ook weer zijn uitstraling naar minder dichtbij gelegen invloedsferen.
Ik ben jullie God. Ik heb jullie bevrijd.
Vanaf ik ben bevestigt dit woord de Ene. Hier wordt het monotheïsme, begonnen bij Abraham verkondigt. Het is complexer: de naam Elohims is meervoud. Adonaj is niet alleen de schepper van het leven maar is zelf één en meervoudig.
We weten hoe leven, toen het er een maal was, zich ontwikkelde. Darwin heeft daarvoor een levende hypothese opgesteld, de evolutietheorie. Hoe het leven zelf ooit is ontstaan is nog steeds in nevelen gehuld. Het is een persoonlijke keuze om het ontstaan hiervan al of niet aan God toe te schrijven. Voor ongelovigen is dat weliswaar een dode hypothese maar geen uit te sluiten hypothese.
Soera 17:23: Stel geen andere god aan Allah’s zijde, dat wordt door anderen niet begrepen en leidt tot eenzaamheid.
Het lijkt een signaal van ‘éénpuntigheid’, van concentratie op de Ene, de Eeuwige of Almachtige. Je kunt nog zoveel respect voor een andere geloofsovertuiging hebben, het eens zijn met bepaalde leerstellingen, maar meerdere geloven hebben, nee dat werkt niet.
Vanuit krijgskundig gezichtspunt lijkt het een retoriek bedoeld om eenheid onder het volk te smeden. Omdat het tetragrammaton JHVH is gevormd uit een basis die ‘zijn’ betekent dwingt het ons de wereld als een eenheid te zien. Het ‘bewijs’ van het bestaan van Adonaj is voor het jodendom de bevrijding van het volk Israëls uit Egypte om het zijn Thora te geven. Voor de christenheid ligt het bewijs in de menswording van de Christus en voor de moslim bestaat Allah omdat hij de Koran aan zijn profeet heeft geopenbaard.
Het eerste gebod maakte de weg vrij voor verzoening: het gaat om een universele eenheid die voor iedereen geldt.
Maak geen beelden om daarvoor te buigen
Dien geen ander dan Hem (soera 17:23).
Het televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog ‘ns een keer (1963-1966) met het item Beeldreligie (1964) mag in dit verband profetisch worden genoemd. Inmiddels leven we in mediacultuur en is er een complete schijnwereld opgetrokken waaraan sommigen zich willen spiegelen. Dat we ons mogen amuseren, de alledaagse beslommeringen van ons af mogen, nee moeten zetten ligt in de joodse cultuur en religie verankerd. Zoals ook werken en goeddoen verankerd zijn. We mogen, nee moeten ons al door de week verheugen op de komst van de sabbat. De dag die zo anders is dan de andere dagen.
Noem mijn naam niet bij dingen die niet bij mij horen.
Vier de rustdag.
Heb eerbied voor je vader en je moeder.
Dood niemand.
Blijf trouw aan elkaar.
Steel niet.
Vertel geen leugens over een ander.
Je moet niet willen hebben wat van een ander is.
André Chouraqui: Les dix commandements aujourd’hui, Parijs 2000
Ethisch woordenboek