Karen Armstrong
De Bijbel; De Biografie
De Bijbel is het best verspreide boek van de wereld. Het is geheel of gedeeltelijk in meer dan tweeduizend talen vertaald en naar schatting zijn er alleen al in de laatste twee eeuwen meer dan zes miljard exemplaren van verkocht. In feite is de Bijbel een verzameling teksten (66 voor protestanten of 77 voor katholieken) van heel uiteenlopende aard, die in de loop van zo'n duizend jaar ontstaan zijn. Samen vormen ze het heilige boek van het christendom, dat bestaat uit het Oude en het Nieuwe Testament.
Karen Armstrong begint haar 'levensbeschrijving' met de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel. Ze laat zien hoe de diverse schrijvers en redacteuren elk reageerden op de tijd waarin zij leefden, hoe ze elkaar beïnvloedden en soms zelfs met elkaar in discussie gingen. Daarna vertelt ze hoe de Bijbel voortleeft. Ze beschrijft de manier waarop bijbelteksten in de loop der eeuwen zijn gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de maatschappelijke omstandigheden. Daarbij wordt steeds afgewisseld tussen de joodse en de christelijke traditie: van de joodse Midrasj tot de leer van de kerkvaders, van kabbalistiek tot historisch-kritische bijbelexegese, van de rechtvaardiging die in de Bijbel werd gezocht voor slavernij en antisemitisme tot de manipulatie van het boek Openbaring door christenfundamentalisten en van het boek Jozua in de nederzettingenpolitiek van Israël.
Haar epiloog is een pleidooi voor een interconfessionele bijbelstudie die is gebaseerd op inlevingsvermogen en verdraagzaamheid.
EPILOOG
Hoe nu verder? In deze beknopte biografie is gebleken dat veel hedendaagse veronderstellingen over de Bijbel onjuist zijn. De Bijbel propageert geen slaafse volgzaamheid. Met name in de joodse traditie, zoals we hebben gezien in het verhaal over rabbi Eliëzer, kon zelfs de stem van God een exegeet niet dwingen andermans interpretatie over te nemen. Van begin af aan hebben de bijbelse auteurs elkaar tegengesproken, en hun tegenstrijdige visies zijn door de redacteuren allemaal in de definitieve tekst opgenomen. De Talmoed was een interactieve tekst die, mits op de juiste wijze onderwezen, iedereen die zich erin verdiepte dwong zijn eigen antwoorden te vinden. Hans Frei (1922-1988), een bekeerde jood die anglicaans predikant werd en hoogleraar aan Yale, had gelijk: de Bijbel is altijd een subversief document geweest, waaruit al sinds de tijd van Amos en Hosea een sterk wantrouwen spreekt tegen rechtzinnigheid. Net als de joodse exegeten meende Frei dat de Bijbel moest worden gelezen in samenhang De hedendaagse gewoonte om bewijsplaatsen aan te halen om daarmee beleid en maatregelen te legitimeren, past niet in de interpretatieve traditie. Zoals Wilfred Cantwell Smith (1916-2000), hoogleraar in de vergelijkende godsdienstwetenschap aan Harvard, heeft uiteengezet, was de Schrift niet zozeer een tekst als wel een activiteit, een spiritueel proces dat talloze mensen in staat stelde transcendentie te ervaren. De Bijbel is dan wel gebruikt om dogma's en overtuigingen te staven, maar dat was niet zijn voornaamste functie. De fundamentalistische nadruk op letterlijkheid weerspiegelt het moderne gedachtegoed maar betekent een breuk met de traditie, waarin over het algemeen de voorkeur werd gegeven aan figuurlijke of vernieuwende interpretaties. De Bijbel bevat bijvoorbeeld geen eenduidige leer over de schepping, en het eerste hoofdstuk van Genesis werd zelden gelezen als een feitelijk verslag van de oorsprong van de kosmos. Veel van de christenen die nu de darwinistische leer bestrijden. zijn calvinisten, maar Calvijn zelf wees er al op dat de Bijbel geen wetenschappelijke tekst is en dat wie iets wilde weten over astronomie of kosmologie andere bronnen moest raadplegen. We hebben gezien dat verschillende teksten zijn aangewend om heel tegenstrijdige ideologieën te ondersteunen. Zowel Athanasius als Arius kon tekstplaatsen aanvoeren om zijn persoonlijke overtuiging over de goddelijkheid van Christus te staven. Omdat de bijbeltekst noch voor de ene, noch voor de andere opvatting doorslaggevend bewijs gaf, kwamen de kerkvaders met theologische oplossingen die weinig met de tekst zelf hadden uit te staan. Slavenbezitters interpreteerden de Bijbel op de ene manier, de slaven op een heel andere. Hetzelfde geldt voor de huidige discussie over de priesterwijding van vrouwen. Zoals bijna alle premoderne documenten is de Bijbel een patriarchale tekst. Tegenstanders van het feminisme en vrouwelijke priesters kunnen allerlei bijbelteksten vinden om hun argumenten kracht bij te zetten. Maar sommige bijbelse auteur. dachten er anders over, en zij kunnen worden aangehaald om aan te tonen dat er 'in Christus' mannen noch vrouwen waren (Galaten 3:28) en dat vrouwen in de vroegchristelijke Kerk 'medewerkers' en 'mede-apostelen' waren. Elkaar met bijbelteksten om de oren slaan is een vruchteloze bezigheid. Heilige teksten kunnen over dit soort zaken geen uitsluitsel verschaffen. Dit geldt ook voor de kwestie van geweld in de Bijbel. Daarvan is er inderdaad heel veel, veel meer dan in de Koran. En het staat buiten kijf dat mensen in de loop van de geschiedenis de Bijbel hebben aangewend om de vreselijkste wandaden te rechtvaardigen. Zoals Smith heeft opgemerkt, moeten de Bijbel en de uitleg ervan in hun historische context worden gezien. De wereld is altijd een gewelddadig oord geweest, en heilige teksten en hun exegese zijn dikwijls ten prooi gevallen aan de agressieve waan van de dag. Jozua werd door de deuteronomistische schrijvers voorgesteld als een veldheer met alle meedogenloosheid van een Assyrische bevelhebber. De kruisvaarders negeerden de pacifistische boodschap van Jezus en meldden zich aan voor een expeditie naar het Heilige Land omdat ze soldaten waren, een strijdbare godsdienst wensten en hun uitgesproken feodale denkwereld op de Bijbel projecteerden. Dit alles geldt ook nu nog. In de moderne tijd hebben ongekende oorlogen en slachtpartijen plaatsgevonden, en het is niet verwonderlijk dat dit van invloed is geweest op de manier waarop sommigen de Bijbel lazen en lezen. Maar juist omdat heilige teksten op zo'n stuitende wijze zijn misbruikt, rust op joden, christenen en moslims de plicht om met een tegengeluid te komen waarin de milde kanten van hun exegetische tradities worden benadrukt. Wederzijds begrip en onderlinge samenwerking tussen de wereldgodsdiensten zijn cruciaal voor het voortbestaan van de mensheid. Misschien zouden leden van de drie monotheïstische godsdiensten samen aan een gemeenschappelijke hermeneutiek moeten werken. Die zou een consequente kritische, morele en spirituele bestudering moeten omvatten van de problematische teksten zelf zowel als van de manier waarop ze door de geschiedenis heen zijn geïnterpreteerd. Bovendien is een diepgaand onderzoek nodig naar de exegese die tegenwoordig wordt toegepast door mensen die de teksten voor hun eigen doeleinden gebruiken. De betekenis van die teksten in de traditie als geheel zou duidelijk moeten worden omschreven. Het voorstel van Michael Fishbane, hoogleraar joodse studies aan de universiteit van Chicago, om een 'canon binnen de canon' te construeren om zo de in religieuze termen geformuleerde haat van onze tijd te temperen komt precies op tijd. De Bijbel zelf getuigt al van het gevaar van elkaar bestrijdende orthodoxieën. Overigens zijn vandaag de dag niet alle orthodoxieën religieus. Er bestaat een vorm van 'seculier fundamentalisme' die net zo hypocriet, bevooroordeeld en ongenuanceerd ten aanzien van de godsdienst is als al het op de Bijbel gestoeld fundamentalisme dat is ten aanzien van het secularisme. Er staan goede dingen en slechte dingen in de Bijbel. De kabbalisten beseften de tekortkomingen van hun Thora maar al te goed en bedachten inventieve verzachtende verklaringen voor de harde heerschappij van Dien. De Bijbel zelf getuigt al van een dergelijk debat. P’s verzoenende boodschap in de Pentateuch staat haaks op de rechtlijnigheid van Deuteronomium. In het Nieuwe Testament staan de veldslagen in Openbaring tegenover het pacifisme van de Bergrede. Aan het begin van de vijfde eeuw voer Hiëronymus heftig uit tegen zijn theologische tegenstanders, terwijl Augustinus pleitte voor verdraagzaamheid en bescheidenheid in het debat over de Bijbel. En op zijn beurt gruwde Calvijn van de polemische schimpscheuten die Luther en Zwingli op elkaar afvuurden. De canon die we selecteren om het huidige enthousiasme voor bijbels geweld te bestrijden zou, zoals Fishbane heeft gesuggereerd, dit alternatieve woord duidelijker moeten laten klinken in onze verdeelde wereld. Martin Buber, Franz Rosenzweig (1886-1929) en Frei hebben alle drie betoogd dat de bestudering van de Bijbel zich niet binnen de ivoren toren van de academische wereld moet blijven ophouden, maar voortvarend moet worden toegepast op het leven van alledag. Midrasj en exegese werden altijd geacht zich bezig te houden met de brandende kwesties van hun eigen tijd; fundamentalisten zouden niet de enigen moeten zijn die dat proberen. Buber en Rosenzweig hebben het belang benadrukt van luisteren naar de Bijbel. In deze biografie hebben we gezien hoe joden en christenen hebben geprobeerd een ontvankelijke, intuïtieve benadering van de teksten te stimuleren. Tegenwoordig valt ons dat moeilijk. We zijn een praatgrage samenleving, we hebben overal een mening over en in luisteren zijn we niet zo goed. Het vertoog in de politiek, de media en de academische wereld is overwegend polemisch. Hoewel dat ongetwijfeld van belang is in een democratie, kan het inhouden dat mensen niet echt openstaan voor tegengestelde meningen. In parlementsdebatten of paneldiscussies op televisie zie je vaak dat de deelnemers terwijl hun tegenstanders aan het woord zijn, al zitten te bedenken wat voor gevats zijzelf zo meteen weer te berde zullen brengen. Het debat over de Bijbel wordt vaak in dezelfde geest van confrontatie gevoerd, heel anders dan het 'luisterend oor' waar de chassidische leider Dov Bär (1716-1772), een geleerde kabbalist, voor pleitte. Ook verwachten we direct antwoord te krijgen op ingewikkelde vragen. In bijbelse tijden vreesden sommigen dat geschreven teksten het gevaar van vlotte, oppervlakkige 'kennis' met zich meebrachten. Dat gevaar dreigt des te sterker in het huidige elektronische tijdperk, waarin mensen gewend zijn met een enkele muisklik achter de waarheid te komen. Deze houding maakt het lastig om de Bijbel op een werkelijk geestelijke manier te lezen. De historisch-kritische methode heeft schitterende resultaten geboekt, ze heeft ons ongeëvenaarde kennis óver de Bijbel verschaft, maar ons tot nog toe geen spiritualiteit geschonken. Fishbane heeft gelijk: de choroz- en pesjer-exegese uit het verleden heeft inmiddels afgedaan. Evenals de uitvoerige allegorese van Origines, die in elk woord van de Hebreeuwse Bijbel wel een op het evangelie vooruitlopende mikra wist te ontdekken. Dit type figuurlijke exegese stuit moderne academici tegen de borst, omdat het de integriteit van de oorspronkelijke tekst geweld aandoet. Toch school er in de allegorese een ruimhartigheid die in het moderne debat vaak ontbreekt. De beroemde Alexandrijnse exegeten Filo (20 v.C.-45 n.C.) en Origines (185-254) hebben de bijbelteksten niet laatdunkend van de hand gewezen, maar gunden ze het voordeel van de twijfel. Moderne taalfilosofen stellen dat het 'principe van welwillendheid' essentieel is voor alle communicatie. Als we de ander echt willen begrijpen, zullen we ervan uit moeten gaan dat wat hij zegt betekenisvol is. De allegorische methode was een poging om betekenis te ontdekken in schijnbaar barbaarse en ondoorzichtige teksten, en die vervolgens te 'vertalen' in een wat vriendelijker idioom.' Volgens de logicus N. L. Wilson moet een tekstcriticus die een hem vreemd corpus teksten onderzoekt dit 'principe van welwillendheid' toepassen. Hij of zij moet op zoek gaan naar een interpretatie die 'in het licht van wat over de feiten bekend is, zoveel mogelijk waarheid verleent aan de zinnen in dat corpus'. De taalkundige Donald Davidson beweert dat je 'om aan de uitingen en het gedrag van anderen betekenis te kunnen verlenen, zelfs als dat gedrag heel afwijkend is, er een grote mate van waarheid en redelijkheid in moet onderkennen'. Ook al zijn hun overtuigingen misschien heel anders dan de jouwe, 'je moet ervan uitgaan dat het vreemde heel veel gelijkenis vertoont met hoe je zelf bent', want anders loop je het gevaar hun menselijkheid te ontkennen. 'We zijn wel gedwongen tot welwillendheid,' concludeert Davidson. 'Of we het nu leuk vinden of niet, als we anderen willen begrijpen, moeten we aannemen dat ze over het algemeen gelijk hebben.' In het openbare debat wordt echter maar al te vaak verondersteld dat mensen ongelijk hebben tot het tegendeel is bewezen, en dat is hoe dan ook van invloed op ons begrip van de Bijbel. Het principe van liefde en welwillendheid stemt overeen met het religieuze ideaal van mededogen, de plicht om met de ander 'mee te voelen'. Sommige van de grootste exegeten uit het verleden Hillel, Jezus, Paulus, Jochanan ben Zakai, rabbi Akiva en Augustinus - hebben er steeds op gewezen dat mededogen en naastenliefde essentieel zijn bij de interpretatie van de Bijbel. Op deze traditie zou een gemeenschappelijke hermeneutiek van de diverse godsdiensten in onze gevaarlijk gepolariseerde wereld de nadruk moeten leggen. Joden, christenen en moslims moeten eerst onderzoeken wat de tekortkomingen van hun eigen heilige boeken zijn en pas daarna, met bescheidenheid, ruimhartigheid en welwillendheid, luisteren naar de exegese van anderen. Wat zou het inhouden als de hele Bijbel werd geïnterpreteerd als een 'commentaar' op de gulden regel? Het zou in de eerste plaats begrip vereisen voor andermans heilige teksten. Rabbi Meïr heeft gezegd dat geen enkele uitleg die haat zaait of zich laatdunkend uitspreekt over andere wijzen, aanspraak kan maken op geldigheid. Tegenwoordig moeten tot die 'andere wijzen' ook Mohammed en Boeddha en de risji's uit de Rigveda worden gerekend. In de geest van Michael Fishbanes lezing van Micha's aanvulling op Jesaja (The Exegetical Imaginations: On Jewish Thought and Theology, 1998) zouden christenen moeten ophouden de Tanach als een voorspel op het christendom te zien en de inzichten van de rabbijnen op waarde moeten leren schatten; joden zouden de joodsheid van Jezus en Paulus moeten erkennen en waardering moeten leren opbrengen voor de kerkvaders. Augustinus stelde dat de Bijbel ons niets dan liefde leert. Hoe moeten we de slachtpartijen van Jozua daarmee rijmen, het vertekende beeld dat de evangeliën geven van de Farizeeën, en de veldslagen in Openbaring? Augustinus adviseerde al dat deze passages eerst in hun historische context moesten worden geplaatst en vervolgens moesten worden bestudeerd zoals we hebben besproken. Hoe zijn ze in het verleden geïnterpreteerd? En werpen ze enig licht op het gebrek aan liefdevolle welwillendheid in het hedendaagse debat en de huidige politiek? In zowel religieuze als seculiere zaken zijn mensen tegenwoordig veel te overtuigd van hun gelijk. In plaats van de Bijbel aan te halen om af te geven op homoseksuelen, vrijzinnigen of vrouwelijke priesters zouden we de geloofsregel van Augustinus kunnen gedenken. Volgens hem moet een exegeet altijd zoeken naar een zo welwillend mogelijke interpretatie van een tekst. In plaats van een bijbelpassage te gebruiken om een achterhaald dogma te bewijzen, moeten moderne hermeneuten de oorspronkelijke betekenis van Midrasj in gedachten houden: 'op zoek gaan'. Exegese is een zoektocht naar nieuw inzicht. Buber heeft gezegd dat iedere lezer tegenover de Bijbel moet staan zoals Mozes tegenover de brandende doornstruik stond: aandachtig luisterend en openstaand voor een openbaring die hem of haar zal dwingen afstand te doen van vroegere vooroordelen. Als dat de religieuze gezagsdragers niet zint, zouden we hen er, met de Zwitserse jezuïet Hans Von Balthasar (1905-1988), aan kunnen herinneren dat ook zij aan de mikra van de heilige teksten gehoor moeten geven. Alle grote godsdiensten benadrukken dat het iedere dag, ieder uur in de praktijk brengen van mededogen ons in contact zal brengen met God, het Nirvana en de Tao. Een exegese die uitgaat van het 'principe van welwillendheid', zou als spirituele discipline een grote behoefte vervullen in onze verscheurde en versplinterde wereld. De Bijbel dreigt een dode, irrelevante letter te worden; hij wordt uit zijn verband gerukt door aanspraken op zijn letterlijke onfeilbaarheid; er wordt - vaak op een onredelijke manier - de draak mee gestoken door seculiere fundamentalisten; hij dreigt zelfs een giftige brandstof te worden voor haat en vruchteloze polemiek. De ontwikkeling van een soort hermeneutiek met wat meer mededogen zou onze wereld vol tweespalt een belangrijk tegengeluid kunnen schenken.
Karen Armstrong
De Bijbel
De biografie
ISBN 978 90 5330 578 2
NUR 706
Gelijmd in harde kaft
Omvang: 272 pp.
Amsterdam/Roeselaere 2007
De Britse Karen Armstrong is een van de meest prominente en spraakmakende auteurs over godsdienst. Ze specialiseert zich op het terrein van de drie monotheïstische godsdiensten en schreef eerder:
Het evangelie volgens de vrouw (1986)
Mohammed; Een westerse poging tot begrip (1991)
Jeruzalem; Een geschiedenis van de Heilige Stad (1996)
In het begin; Een nieuwe visie op Genesis (1996)
De dood van God; Voordrachten (1997)
Boeddha (2001)
Een geschiedenis van God (2003)
De wenteltrap; Mijn weg uit de duisternis (2004)
De strijd om God (2005)
Islam; Geschiedenis van een wereldgodsdienst (2005)
De grote transformatie; Het begin van onze religieuze tradities (2005)
Mythen; een geschiedenis (2005)
De Profeet; Over het leven van Mohammed (2006).
'Rudolf Otto, heeft zich in zijn belangwekkende boek Das Heilige in het numineuze verdiept en laten zien dat mensen, wanneer ze met dat transcendente worden geconfronteerd, niet meer het idee hebben dat ze de alfa en omega van het bestaan zijn.' (Karen Armstrong)
"Ik denk dat we na de aanslagen van 11 september onze angst niet zullen kwijtraken, we zullen er nog een tijd mee moeten leven. Na wat we gezien hebben en nu we kunnen vermoeden wat er in de toekomst mogelijk is, zouden we gestoord zijn als we niet bang waren. We zijn terecht bang. Ik zal nu als theologe spreken: alle grote wereldgodsdiensten vertellen ons dat één van de grote obstakels om wat sommigen het goddelijke noemen te kunnen ervaren, arrogantie is, hovaardij, een misplaatst soort trots. In de koran wordt de Arabieren voortdurend gewaarschuwd voor eigenwaan, omdat we het heilige alleen kunnen ervaren als we ons ego opgeven. Welnu, wij zijn getuige geweest van het ineenstorten van onze grote iconen, we zagen het World Trade Centre als een kaartenhuis ineenstorten, wij zagen het bezwijken onder de haat van de armen en berooiden en ik vind dat we de angst tot ons moeten laten spreken. We kunnen op twee manieren op angst reageren, óf zoals de extremistische fundamentalisten doen, met meer agressie, meer haat, meer wraak en vergelding, met het straffen van de ander, wie die ook moge zijn. Of we kunnen onze angst gebruiken om onszelf een nieuw besef te vormen van het heilige. De grote theoloog Rudolf Otto omschreef in de eerste helft van de twintigste eeuw de ervaring van het goddelijke, het heilige, als een mysterium terribile et fascinans, een mysterie dat niet alleen fascinerend is, iets dat ons op een verleidelijke wijze aantrekt, maar dat tevens iets is dat ons met angst en ontzag vervult en ons ten volle bewust maakt van onze eigen onbestendige, hachelijke positie op deze planeet, ons onmiskenbaar laat zien hoe afhankelijk we zijn van alles en iedereen en dat we geen zelfstandige uitweg hebben. Men hoeft niet gelovig te zijn om dat te kunnen beseffen. Als wij ons zouden realiseren hoe afhankelijk we zijn dan kunnen we dit creatief gebruiken om een groter gevoel van spiritualiteit op te bouwen. Wat op 11 september gebeurde was gruwelijk en tegelijkertijd een openbaring, een revelatie, een woord dat in zijn oorspronkelijke Latijnse vorm het afnemen van een sluier betekent. Even was een sluier weggerukt die tussen ons en de werkelijkheid lag. We zagen plotseling een realiteit die we voorheen niet goed zagen, we ervoeren voorheen niet volledig wat onze ware positie in de wereld is. We zaten vol blinde trots, arrogantie, we hadden een misplaatst gevoel van veiligheid, maar nu hebben we een blik op de werkelijkheid geworpen. En de angst die dat oproept moet een onderdeel zijn van die werkelijkheid, want om op het citaat van Joachim Fest over beschaving terug te komen, wij voelen nu dezelfde angst, hetzelfde gevoel van geen greep te hebben, dezelfde soort kwetsbaarheid als al die miljoenen mensen in ontwikkelingslanden elke dag weer ervaren. Dit inzicht kan ons helpen om te ervaren wat zij al vanaf hun geboorte ervaren, het besef geen greep op de werkelijkheid te hebben, dat iets de mens ineens van buitenaf kan treffen, ons onverwacht en onterecht vreselijk kan straffen en het gevoel van haat die dat oproept, dat is wat de moslims hun hele leven al voelen. Als we dit besef op een creatieve manier kunnen gebruiken om contact te leggen met in dit geval de islamitische wereld, als we onze eigen angsten dus als uitgangspunt gebruiken voor een nieuw begrip van wat de moslims al lang voelen dan zal er iets goeds komen uit deze verschrikking."
(Dit is een fragment uit de uitgeschreven versie van het interview dat journalist Stan van Houcke had met Karen Armstrong .)