De eerste schetsen voor wat nu het Lage land heet, gaven hoogbouw weer, met koeien daartussen staand in de polder die nog in takt leek te kunnen blijven. Het concept voor deze stadsuitleg was gedreven door woningvraag, die noodzakelijk was door de demografische groei en de slechte kwaliteit van de 19
e-eeuwse voorraad. De programmering van de staduitleg, later wijkgedachte genoemd, was geheel rekenkundig bepaald en vanuit een statisch concept hoe een samenleving zou kunnen, of misschien zou moeten functioneren. Zo heb ik zelf in de jaren ’60 het vak ook geleerd, keurige berekeningen over bevolkingssamenstelling en gezin typologieën, met daarop afgestemde programmering van onderwijs, sport, winkel voorzieningen, gezondheidsvoorzieningen, kerkgebouwen voor geloofsgemeenschappen en dat alles gedifferentieerd naar schaalniveaus, waarbij boven het buurt en wijkniveau, het staddeelniveau werd geprogrammeerd voor met name winkel, kantoor en bedrijven gebieden. In een hiërarchische ordening met uiteindelijk het stadscentrum als hoogste orde van voorzieningen niveau. De metro en de auto zorgden voor de bereikbaarheid van met name dat stadscentrum.