Rotterdam Oost

Hoe de stad verder gaat

Stadmakerscongres 2019 | Rotterdam Oost en de Alexanderknoop op de agenda

Vrijdag 8 november 2019 vond in Theater Rotterdam de 6e editie van het Stadmakerscongres 2019 plaats. Rotterdam Oost - de Alexanderknoop in het bijzonder - stond op het programma.

Stichting Hart voor Prins Alexander heeft tijdens het programma uitgebreid aandacht besteed aan de kansen en opgaven voor het gebied, stadmaken in Rotterdam Prins Alexander.

Voor een volle zaal gingen wij met ons ochtendprogramma ‘Rotterdam Oost - hoe de stad verder gaat’, langs vier opgaven door het gebied: de polderkwestie, het gebiedsperspectief, een hart voor Prins Alexander, de wijkontwikkeling in Lage Land & Prinsenland en natuurlijk over het “waterhuishoudkundige vraagstuk” van deze 6 meter beneden NAP gelegen (bijna) diepste polder van Nederland. Waarvan verderop uitgebreid verslag.

Big Five

Wethouder Bert Wijbenga presenteerde aan het einde van de ochtend de Alexanderknoop als één van de Big Five. Het Rotterdamse college ziet in vijf gebieden in de stad kans om een doorbraak te realiseren: “Voor en met de stad, met de kennis en kunde van stakeholders, professionals en bewoners wordt onderzocht of met een extra investeringsimpuls iets moois kan ontstaan waar de hele stad wat aan heeft”. De plekken die het college heeft aangewezen zijn: Alexanderknoop, Hofbogen, Park Maashaven, Schouwburgplein en de Groene long (de connectie tussen Hofplein, Coolsingel en Westblaak).

Strijd om de Knopen

Het middagprogramma was gevuld met de 'Strijd om de Knopen', over de potentie van de Rotterdamse mobiliteitsknopen. Op zoek naar het verband tussen mobiliteit en de groei van de stad. Een heuse strijd tussen negen knooppunten, waar overigens de Alexanderknoop - naast Feyenoord City en Hart van Zuid - stevig in de spotlights stond. Natuurlijk hebben wij álles ingezet op de Alexanderknoop! Hoe verbind je deze op een goede manier met de andere stadsdelen en waarmee onderscheidt de Alexanderknoop zich van andere knooppunten in Rotterdam?

Studio Stadmaken

De lokale omroep Open Rotterdam ging met de talkshow Studio Stadmaken in gesprek met Bas Kortmann van Theatergroep Powerboat over wonen in de wijk Oosterflank en met Britt Rolfes, student aan de Willem de Kooning Academie, over haar ambities het Hart van Prins Alexander te laten bruisen, en dan vooral jonge mensen. De uitzending van Open Rotterdam kun je hier terugkijken.

Stadmakerscongres 2019

Het Stadmakerscongres is dé Rotterdamse werkplaats en denkruimte voor het maken van de stad. Iedereen die zich betrokken voelt bij de stad kan vanuit zijn eigen deskundigheid, nieuwsgierigheid en ambitie bijdragen aan haar ontwikkeling. Dat is de overtuiging en tegelijk de uitdaging die het Stadmakerscongres centraal stelt. De breedte en variëteit van het programma en de vele betrokken partners weerspiegelen deze gedachte. Rotterdam is de plek van samenkomst en de opgaven van de stad geven kleur en richting aan de inhoud van het congres.

Het Stadmakerscongres is een initiatief van AIR, Architectuur Instituut Rotterdam en wordt ondersteund door de Van der Leeuwkring , de gemeente Rotterdam , Theater Rotterdam en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

De 6e editie is bezocht door ruim 1.500 stadmakers. Een breed publiek van actieve en betrokken bewoners, maatschappelijke- en culturele organisaties, bestuurders en professionals van gemeente Rotterdam, overheidsorganisaties, woningcorporaties en architecten & stedenbouwkundigen. Meer informatie over het congres en het programma kun je hier vinden.

Rotterdam Oost - hoe de stad ver gaat

In het centrumgebied van Prins Alexander, de Alexanderknoop, wordt hard gewerkt om via functiemenging en nieuwe verbindingen de verblijfskwaliteit van het gebied te vergroten. De transformatie van deze knoop naar een Hart van Prins Alexander, is een door de samenwerkende partijen breed gedragen ambitie. Maar wat zijn de brede kansen en opgaven voor Rotterdam Oost? De woonwijken rondom de Alexanderknoop kampen met specifieke opgaven voor naoorlogse woonwijken; klimaatverandering, vergrijzing, verduurzaming van de woningvoorraad en mobiliteitsopgaven. Hoe maak je deze wijken klaar voor een nieuwe generatie? En hoe maak je stad in wijken die voor deze opgaven staan?

Stichting Hart voor Prins Alexander bracht op het Stadmakerscongres het netwerk rond de Alexanderknoop bij elkaar om te laten zien hoe je samenwerkt aan een vernieuwd centrum voor de regio Rotterdam Oost en aan de wijken van de toekomst. Tijdens deze interactieve sessie werd een viertal actuele transitieopgaven voor Rotterdam Prins Alexander besproken. Hiermee werd een representatief beeld geschetst van de opgaven en kansen voor stadmaken in Rotterdam Prins Alexander.

“The lesson which life constantly repeats is to 'look under your feet.'

You are always nearer to the divine and the true sources of your power than you think.

The lure of the distant and the difficult is deceptive.

The great opportunity is where you are.

Do not despise your own place and hour.

Every place is under the stars.

Every place is the center of the world.”

Geïnspireerd door deze quote van John Burroughs - Amerikaans natuuronderzoeker en essayist (1837-1921) - gingen wij met onze gasten en het publiek langs vier transitielijnen en voor het gebied belangrijke opgaven. Met de boodschap ‘kijk onder je voeten’ Je bent altijd dichter bij de ware bronnen van je kracht dan je denkt. Onder je voeten liggen de grootste kansen!

Hoe toepasselijk is dat voor het Rotterdamse stadsgebied Prins Alexander? Zes wijken, gebouwd op een 150 jaar oude veenpolder, met de bodem als vertrekpunt en de basis voor even zoveel naoorlogse stedenbouwkundige visies en plannen.

Van, de in de jaren ’60 en ’70 gebouwde nieuwe wijken Ommoord, Lage Land en Zevenkamp, waarbij het landschap werd kaalgeveegd, en op een laag zand de nieuwbouw verrees. Naar, de in de jaren ’90 gebouwde stadswijk Prinsenland, met de oude lintbebouwing en poldersloten als onderlegger. Tot, de moderne waterwijk Nesselande, een waterrijk woongebied met een unieke landschappelijk ligging.

Wijken ook met elk hun eigen woongeschiedenis en eigen verhaal. Van de woonidealen van de jaren ’50 van Lotte Stam-Beese en Jaap Bakema, naar de polderpioniers uit de jaren ’60, tot de jonge tweeverdieners in Nesselande.

En last but not least de Alexanderknoop, een infrastructurele knoop en groot retail- en kantorengebied gelegen in het hart van Prins Alexander. Omringd door barrières, van de A20, het spoor en drukke verkeersaders, die de knoop als het ware loszingt van de omliggende wijken

In gesprek gingen wij door het gebied, langs vier opgaven:

Van verleden, heden naar toekomst

Wat is die betekenis van de geschiedenis van de Alexanderpolder voor het gebied en voor de identiteit. Hoe ziet een ontwikkelperspectief voor het gebied eruit en wat zijn onze gezamenlijke ambities?

Van knoop naar hart

Hoe kunnen wij van de Alexanderknoop een Hart maken, een hart voor Prins Alexander en de regio Rotterdam-Oost. Waarom en voor wie doen wij dat en wat is daarvoor nodig?

Van energieopgave naar integrale gebiedsontwikkeling

Welke opgaven liggen er voor de wijken en dan vooral voor de inmiddels verouderde woningvoorraad van de in jaren ’60 en ’70 gebouwde delen. Hoe maak je deze toekomstbestendig? Hoe ontwikkel je de Alexanderknoop als je kijkt naar de grote opgaven voor verduurzaming van onze woon-, werk- en leefomgeving?

De gesprekken werden afgewisseld met twee inspirerende pitches van studenten van de TUDelft. 80 bouwkundestudenten hebben van september tot november 2019 gewerkt aan een gebieds(her)ontwikkeling voor de Alexanderknoop. Twee teams lieten zien wat hun visie is op de ontwikkeling van het gebied. ‘Polder 3.0 - Uitgaan van alles wat er al is en dat op een slimme manier inzetten’ en ‘Van Grijs naar Groen - een pleidooi voor de Floriade 2042 in Prins Alexander.

Organisatie en deelnemers

De organisatie van het programma Rotterdam-Oost was in handen van de Stichting Hart voor Prins Alexander, i.s.m. Erik Hoeflaak van Woonstad en Bas van der Pol en Barbara Luns van AIR, Architectuurinstituut Rotterdam.

Deelnemers aan het programma waren:

Flocks, met Robbert Guis (architect en BNA-studie Stad van de Toekomst)

Gebiedscommissie Prins Alexander, met Ron Davids

Green Business Club Rotterdam Alexander, met Marco Bunk (voorzitter) en Willem Groenendijk (bestuurder en Rabo Rotterdam)

Historische Vereniging Prins Alexander, met Onno de Wit (voorzitter en TUDelft)

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, met Hoogheemraad Agnes van Zoelen

Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam, met Tim Langelaan (projectmanager Alexanderknoop en Alliantie Rotterdam Alexander)

Stichting Hart voor Prins Alexander, met Carol Hol (bestuurder), Herman van Dongen (programmamanager) en Lidija Poth (bestuurder en TUDelft)

Stichting Plezierrivier De Rotte, met Ewoud Dekker (secretaris)

TUDelft Faculty of Architecture and the built Environment, Peter de Jong (docent), Benthe Spruijt & Tineke Nogarede (studenten Bouwkunde)

VenhoevenCS, met Hermen Jansen (architect en BNA-studie Stad van de Toekomst)

Woonstad Next Generation Woonwijken, met Erik Hoeflaak (procesmanager Wijk van de Toekomst)

De bijeenkomst werd gemodereerd door Carol Hol van de Stichting Hart voor Prins Alexander, met een beeldverslag van illustrator Jan Metz. Afgesloten werd met een treffende reflectie van Joost Schrijnen, stedenbouwkundige en voormalig directeur dienst Stedenbouw + Volkshuisvesting Rotterdam.

De Alexanderpolder - Waar de stad verder gaat”.

8 november 2019, Joost Schrijnen.

Dat was de titel van de manifestatie AIR (Architectuur International Rotterdam, 1993). En hij is nog bruikbaar als titel om de vraag op te roepen: “hoe gaat die stad daar eigenlijk verder”? Hoe ontwikkelt zij zich, en wat voor stad komt er dan tevoorschijn, of zou je voorschijn willen roepen?

Enkele reflecties naar aanleiding van een van de debatten op het 6e Stadmakerscongres Rotterdam 2019

De Alexanderpolder, Rotterdam Oost, heeft zich ontwikkeld als een van de overloopsteden (groeikernen), uit de Eerste en Tweede Nota’s Ruimtelijke ordening al uit de jaren ’60 van de vorige eeuw. In dit geval (uiteindelijk) niet als nieuwe autonoom gelegen stad, zoals Zoetermeer of Purmerend, maar als aansluitend aan de stad gebouwde stadsuitleg. Al hebben er wel concepten geleefd en ook benamingen om het een eigen stad of gemeente te laten worden waarbij de gemeente Capelle aan den IJssel zou omvormen tot IJsselstad. Uiteindelijk vielen die concepten uiteen in een groeitaak voor Capelle aan den IJssel, en een taak voor Rotterdam Oost, het ROCA gebied samengevat. Die geschiedenis is vooral politiek, maar had ook enorme ruimtelijk gevolgen. Zo is de metro in eerste aanleg niet naar Capelle getrokken, maar met een enorme boog naar het noorden is gekoerst, en dat kwam mede doordat de reserveringen voor een noordelijk tak vanuit het centrum van Rotterdam via het Rotte tracé op fel verzet in de stad leidde. De metro in Ommoord loopt dan ook gek genoeg weer van het oosten naar het westen. De “autonomie” ambities van Capelle het verzet van de bewoners van de oude wijken leverden samen dat resultaat op. En daardoor ontstond ook een ander hoofdvraagstuk: of er dan een of twee stadsdeelcentra moesten verrijzen. Dat werden er dan ook uiteindelijk twee, een in Capelle en een bij de kruising van de metro en het spoor: Station Alexander. Al zijn de karakteristeken daarvan heel erg verschillend. Rotterdam Alexander is nu ca 94.000 inwoners en Capelle 67.000.

De uitgangspunten voor de ruimtelijke en programmatische concepten voor deze nieuwe steden, of stadsuitleg, zijn ontstaan in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw, als reactie op de zeer onvolkomen stedelijke ontwikkeling in de tweede helft van de 19e eeuw. Vervuiling, lage woonkwaliteit, grote armoede, leidden tot ongezonde steden, en toen voornamelijk door private ondernemers gerealiseerd. In de woningwet van 1901 ontstond er perspectief op een meer door publieke instituties te realiseren volkshuisvesting, naast de productie van woningen en wijken van een betere kwaliteit en een betere stedenbouwkundige opzet door verlichte private ondernemers. In de jaren ’20 ontstond het moderne denken, kwam de auto op en het “Congres International d’Architecture Moderne” de CIAM zag het licht. Ook een groot aantal Nederlandse stedenbouwkundigen namen daar aan deel, en de “open“ stad ontstond als concept, bereikbaar met de auto, en schoon.

Deze concepten van Bakema, Le Corbusier, Lotte Stam Beese, kenden ook concepten voor hoogbouw wonen met krachtige collectieve voorzieningen, die later enkele keren ook op die manier werden gerealiseerd, en in de Bijlmermeer uiteindelijk op grote schaal gebouwd, ook gebaseerd op het concept dat we door die hoogbouw en de scheiding van verkeerssoorten zouden wonen in een grote groene oase.

De eerste schetsen voor wat nu het Lage land heet, gaven hoogbouw weer, met koeien daartussen staand in de polder die nog in takt leek te kunnen blijven. Het concept voor deze stadsuitleg was gedreven door woningvraag, die noodzakelijk was door de demografische groei en de slechte kwaliteit van de 19e-eeuwse voorraad. De programmering van de staduitleg, later wijkgedachte genoemd, was geheel rekenkundig bepaald en vanuit een statisch concept hoe een samenleving zou kunnen, of misschien zou moeten functioneren. Zo heb ik zelf in de jaren ’60 het vak ook geleerd, keurige berekeningen over bevolkingssamenstelling en gezin typologieën, met daarop afgestemde programmering van onderwijs, sport, winkel voorzieningen, gezondheidsvoorzieningen, kerkgebouwen voor geloofsgemeenschappen en dat alles gedifferentieerd naar schaalniveaus, waarbij boven het buurt en wijkniveau, het staddeelniveau werd geprogrammeerd voor met name winkel, kantoor en bedrijven gebieden. In een hiërarchische ordening met uiteindelijk het stadscentrum als hoogste orde van voorzieningen niveau. De metro en de auto zorgden voor de bereikbaarheid van met name dat stadscentrum.

Die hiërarchie bestaat nog slechts deels, laat staan dat de bevolkingssamenstelling en huishoudens typen nog steeds op dezelfde wijze de bevolking van de wijken in Alexander bepalen. Of laat staan dat de bewoners van de wijken in Prins Alexander allemaal hun werk vinden op lokaal niveau in onderwijs, zorg en kantoren of retail in het stadsdeelcentrum Prins Alexander.

De wijken en het stadsdeel zijn onderdeel geworden van een netwerkstad, verbonden in die netwerken en bewoond en bezocht naar en van alle richtingen.

Die (voor)geschiedenis is uit en te na en beter dan hiervoor beschreven door deskundigen, historici stedenbouwkundigen en omdat het hier over een polder gaat ook over het waterhuishoudkundig vraagstuk van deze 6 meter beneden NAP gelegen (bijna) diepste polder van Nederland.

De vraag naar hoe de stad verder gaat is dan ook hoogst actueel. Welke opgaven moeten aangepakt?

1. De eerste opgave ligt in de wijken zelf. De bevolking woont in een rekenkundig en sociaal bevroren experiment, maar is zelf door geëvalueerd, dan wel tot een burger en als onderdeel van de netwerkstad, dan wel gewoon ouder geworden en heeft behoefte aan voorzieningen en sociale en culturele of religieuze ontmoeting die nu niet zomaar voor handen is. En waarvan het ook de vraag is of de bestaande bouwvormen de gewenste gemeenschapsvorm ondersteunen of dat die zouden moeten worden aangepast. Nu moet de aanpassing ook toch al plaats vinden vanwege de omvorming van de bestaande voorraad naar en meer klimaatbestendige en energiezuinige voorraad en moet de wijk water/klimaatadaptief worden, en rekening gaan houden met andere transportmodaliteiten en bestemmingen dan waarvoor ze is ontworpen.

2. De tweede vraag ligt in de polderkwestie. Hoe conceptualiseer je je geschiedenis op weg naar een toekomstige waterhuishouding, waarin meer regen valt in korte tijd, meer water moet worden vastgehouden ook om verzilting te voorkomen, de bodem blijft dalen, gegeven de klimaatveranderingen.

3. De derde kwestie is de verzachting van de “harde” infrastructuur van verschillende schalen die wijken onderling scheidt, de bedrijfsterreinen en het centrum van de wijken scheidt en die overigens heel veel ruimte in zicht draagt. Je moet daarmee de wijkgedachte doorbreken, en de monocentriciteit op stadsdeelniveau doorbreken. Want dat is de basis voor een verbindend netwerk op stadsdeelniveau en voor stappen op weg naar functiemenging op die schaal.

4. De vierde opgave is na te gaan wat nodig is om dit enorme stadsdeel , inclusief Capelle beter te positioneren in de netwerkstad. Daardoor worden wonen, werken en allerlei voorzieningen maar ook de groene ruimten makkelijker te bereiken in de metropoolregio.

5. De vijfde gaat over de kansen om de elementen die hier vooraf zijn genoemd onderling met elkaar in verband te brengen, waardoor een vruchtbare stedelijkheid ontstaat in een groene suburbaniteit.

De doelgroepen zijn heel verschillend. Het openbreken van de kantoren, bedrijven en onderwijs in het hart van het stadsdeel om voor die belangrijke instellingen tot een interactiemilieu te komen met een moderne leefstijl gerelateerde cultuur van werkplaatsen en ontmoeten is een heel andere dan de ontmoetingsruimten creëren voor de verouderende bevolking vlak bij hun woningen waar zorg en contact en kwaliteit van leven hen comfort geeft.

Kortom, veel opgaven voor een stad van 94 + 67= 160.000 inwoners onderdeel van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.