Resultaten onderzoek

Aan het onderzoek namen in oktober 2021, 649 leerlingen deel uit West-Vlaanderen en 115 leerlingen uit Oost-Vlaanderen (33 scholen). Hieronder beschrijven we enkel de algemene resultaten van de West-Vlaamse leerlingen.
We beschrijven eerst de populatie 1B op basis van een aantal leerlingenkenmerken. Daarna geven we de uitslagen op de afgenomen testen (Todio-batterij en Vragenlijst Welbevinden).


1.Leerlingenkenmerken 1B 2021 - 2022

We bevroegen aan het leerlingensecretariaat een aantal objectieve leerlingengegevens over de leerlingen 1B.
Het betrof:

1.1 Geslacht

Als we de verdeling mannen - vrouwen gaan bekijken in 1B. Dan zien we dat meer dan de helft van de leerlingen een meisje (V) is. 47,5% van de leerlingen is een jongen (M).
De doorsnee populatie telt bij de geboorte altijd 50,9% jongens en 49,1% meisjes. In West-Vlaanderen kiezen meisjes verhoudingsgewijs dus sneller voor 1B dan jongens.

1.2 Geboortejaar

De leerlingen uit 1B zijn geboren in de volgende geboortejaren: 2007, 2008 en 2009. De meerderheid is geboren in 2009. 40,5 % is geboren in 2008 en slechts een kleine minderheid (1,7%) is geboren in 2007.
Bijna 6 op 10 1B-leerlingen is of wordt dus 12 jaar in 1B. 4 op 10 is of wordt 13 jaar en heeft Ă©Ă©n jaar leervertraging. De kleine groep oudere leerlingen zijn vaak ex-OKAN-leerlingen.

1.3 Vorige klas

We bekijken ook even wat de vorige klas van de leerlingen uit 1B was. Het grootste deel (59,6%) komt uit het zesde leerjaar. 18,3% zat vorig schooljaar in het vijfde leerjaar en 16,5% komt uit het buitengewoon basisonderwijs type Basisaanbod.
Een minderheid komt uit: het buitengewoon basisonderwijs type 9 en type 3. Ook komen enkele leerlingen uit de OKAN-klas of zaten ze vorig jaar reeds in 1B.

1.4 Aantal doorlopen scholen in lager onderwijs

Het aantal doorlopen scholen in het Lager Onderwijs geeft ons een beeld van het aantal keer dat een leerling veranderd is van school. De helft van de leerlingen (50,9%) blijft gedurende zijn volledige schoolloopbaan in het Lager Onderwijs in Ă©Ă©n school zitten. 28,4% van de leerlingen zat in twee verschillende scholen (vaak BLO) en 13% veranderde driemaal van school. De rest van de leerlingen (nog steeds 7%) veranderde 4, 5 of 6 keer van school.

1.5 Behaald getuigschrift

We zien dat het grootste deel van de leerlingen in 1B (92,8%) zijn getuigschrift lager onderwijs niet behaalde. Dit conform de regelgeving. Toch zijn er ook een aantal leerlingen (7,2%) die hun getuigschrift wel behaalden. Dit is niet conform de regelgeving. Vermoedelijk zijn die op 1 september officieel ingeschreven in 1A en op 2 september, of iets later, in 1B.

1.6 Thuistaal Nederlands of niet

Als we de thuistaal van de leerlingen in 1B wat van dichterbij gaan bekijken, zien we dat ongeveer 84% van de leerlingen thuis Nederlands spreekt met zijn/haar ouders. Slechts 15,7% spreekt thuis een andere taal dan het Nederlands.

1.7 Ontwikkelingsstoornis of leerstoornis

De helft van de leerlingen uit 1B heeft geen ontwikkelingsstoornis of leerstoornis. Dyslexie komt het vaakst voor, bij 16,6%. Daarnaast hebben ook veel leerlingen de diagnose dyscalculie (10,9%) en ASS (10,1%).
Een minderheid van de leerlingen heeft volgende leer-en ontwikkelingsstoornissen: ADHD (9,3%), dysfasie (1,2%), ADD (1%), DCD (0,7%), dysorthografie (0,7%) en dyspraxie (0,1%).

1.8 Ondersteuning in 1B en vanuit welk type BuO

We zien dat het merendeel van de leerlingen in 1B geen ondersteuning heeft vanuit het Ondersteuningsnetwerk.
De types die het meest ondersteuning bieden in 1B zijn: type Basisaanbod (7,1%), type 9 (5,1%) en type 7 (2,8%).
Volgende types bieden ook ondersteuning aan, maar in mindere mate: type 3, type 4 en type 6.
In principe is het de bedoeling dat Ondersteuning pas start in een nieuwe klas als de leerkrachten ondersteuningsbehoeften signaleren. We stellen vast dat bijna 1 op 5 van de 1B-leerlingen reeds een Gemotiveerd Verslag uitgereikt krijgt uit het BLO of als voortzetting van Ondersteuning in de Lagere School. Normaal zou dit eerder uitzondering dan regel moeten zijn.


2. Resultaten op de proeven Todio en Vragenlijst Welbevinden

De resultaten van de deelnemende scholen apart werden bezorgd aan de scholen zelf en aan het verbonden CLB. Hieronder schetsen we de gemiddelde West-Vlaamse resultaten.

We opteren ervoor om de ruwe scores per toets consequent om te zetten in een percentiel. Op die manier zijn de scores van de proeven naast mekaar vergelijkbaar. Een percentiel is de plaats op 100 die een score haalt in een vergelijkbare normgroep.

Pc 10 = 10 procent uit de normgroep scoort zwakker en 90 procent scoort hoger. Pc 10 is dus een zwakke score.

Pc 90 = 90 procent uit de normgroep scoort zwakker en 10 procent scoort hoger. Pc 90 is dus een hoge score.


Hieronder vergelijken we de resultaten van het onderzoek in West-Vlaanderen van oktober 2021 met de resultaten van de Vlaamse normering van de TODIO (2013-2016).

2.1 Lezen

In het schooljaar 2013 - 2014 lazen de Vlaamse leerlingen gemiddeld beter dan de West-Vlaamse leerlingen in 2021. Men ziet duidelijk dat voor lezen de West-Vlaamse leerlingen gemiddeld niet boven pc 25 scoren.

De huidige 1B-leerling leest dus duidelijk zwakker dan dezelfde 1B-leerling 7 jaar geleden. Ook de uitslagen van de leerlingen uit Oost-Vlaanderen gaan in dezelfde richting. Terecht rijst de vraag of de leesresultaten van de leerling 1A dan ook een dalende trend vertonen. Deze alarmerende vaststelling behoeft zeker verder onderzoek.

Hieronder zie je de evolutie in ruwe scores (LK betekent leeskaart):

Waar in 2013 een doorsnee leerling in 1B 84 woorden las in 90 seconden, leest diezelfde leerling nu in West-Vlaanderen nog slechts 72 woorden (- 12 woorden). Bij de pseudowoorden daalt de score van 59 naar 47 (-12).
Waar in 2013 een doorsnee leerling in 1B gemiddeld een ruime 3 minuten (199") las op een makkelijke leestekst, leest diezelfde leerling nu in West-Vlaanderen 29" langer (227"). De conclusie is dus heel duidelijk. De West-Vlaamse leerling 1B leest nu technisch minder vlot dan de Vlaamse leerling uit de normgroep van 2013 - 2014.

2.2 Rekenen

In het schooljaar 2013 - 2014 rekenden de Vlaamse leerlingen gemiddeld iets beter dan de West-Vlaamse leerlingen in 2021.
Voor optellen en aftrekken is de daling niet groot, voor vermenigvuldigen en delen is de daling iets groter. Maar globaal wijken de West-Vlaamse scores niet sterk af van de gemiddelde Vlaamse uitslag uit 2015 - 2016.

2.3 Rekenkundige vaardigheden

De 4 proeven rekenkundige vaardigheden meten eerder inzichtelijke aspecten van het vak wiskunde.

a. Conceptuele vaardigheden : getallendictee, vergelijken en ordenen van gehele getallen, breuken en decimale getallen, eenvoudige berekening vlakke en ruimtelijke figuur.

b. Procedurele vaardigheden : rekenen met natuurlijke en decimale getallen, rekenen met breuken, procenten en kommagetallen, de relatie tussen deze bewerkingen.

c. Integratievaardigheden : eenvoudige vraagstukjes

d. Aanvullende vaardigheden : omzetten van maateenheden, kloklezen, rekenen met geld, tabellen interpreteren, gebruik rekenmachine.

Gezien het beperkt aantal items per rekenvaardigheid is het voorzichtiger om de globale tendens van scores in acht te nemen.

Hier valt het op dat de West-Vlaamse groep uit 2021 niet opvallend zwakker scoort dan de Vlaamse groep uit 2015. Op de schaal Procedurele vaardigheden scoort de West-Vlaamse groep zelfs iets beter.

Vermits dit toetsonderdeel eerder beroep doet op inzicht en minder op trainbare vaardigheden lijken deze resultaten er op te wijzen dat de groep 1B nu in 2021 naar algemene aanleg en begaafdheid toe niet zwakker scoort dan de groep uit 2015. Met andere woorden : er zijn hier geen aanwijzingen dat het cognitief niveau zou gedaald zijn. Zeker niet op wiskundig gebied. We vermoeden dat er nu niet meer leerlingen in 1B zitten met een Buso OV3-profiel type Basisaanbod dan vroeger.


2.4 Vragenlijst Welbevinden

Voor het onderzoek ontwierpen we samen met Hogeschool Vives een nieuwe vragenlijst Welbevinden. Rond een 10-tal relevante aspecten van 'Welbevinden' formuleerden we telkens 4 items. Dit leverde een vragenlijst op van 40 vragen.

Vermits er nog nooit een systematisch onderzoek naar het Welbevinden in 1B werd uitgevoerd, kunnen we deze resultaten dus niet vergelijken met vroeger.

De items bevragen :

  • het globaal academisch zelfconcept

  • de werkhouding

  • de eigen beoordeling leerstof

  • de sociale aanvaarding

  • het schools welbevinden

  • de relatie tussen de leerkracht en de leerling

  • het algemeen welbevinden

  • de thuisbeleving

  • de lichaamsbeleving

  • de levensstijl

We voeren op deze vragenlijst nog heel wat onderzoek uit (o.a. Itemanalyse en factoranalyse), maar we kunnen stellen dat de vragenlijst globaal een momentane weergave biedt van het welbevinden van een leerling uit 1B.

Ter illustratie schetsen we hier het verband tussen de factor 'Vroegere klas' en het welbevinden in 1B.



De leerlingen die zich het best in hun vel voelen zijn de leerlingen die voorheen BuBao Type 9 volgden.

De leerlingen die zich het minst goed in hun vel voelen zijn de bissers 1B, de leerlingen uit het Bubao 4, 5 of 7 en de leerlingen uit het vierde leerjaar. In de meeste gevallen gaat het hier om leerlingen met een beperking of een sociale problematiek.



Enkele opmerkelijke resultaten:

- 49.7% van de leerlingen meldt graag naar school te gaan, slechts 15% (toch nog 1 op 7) gaat niet graag naar school.

- 66.7% meldt zich goed in zijn vel te voelen; slechts 12% duidelijk niet.

- 34% van de leerlingen in 1B signaleert moeilijk te kunnen stoppen met gamen en GSM'en s'avonds

- 26.9% van de leerlingen meldt niet vlot te kunnen inslapen 's avonds

- 28.9% neemt zelden of nooit een ontbijt 's morgens


Een eerste conclusie hier zou kunnen zijn dat de leerling 1B zich behoorlijk goed voelt op school in 1B, maar dat heel wat leerlingen uit 1B al een leefstijl hanteren die het welbevinden op termijn kunnen hypothekeren : gameverslaving, slaapproblemen en ongezonde eetgewoontes.


3. Verband tussen de diverse leerlingenkenmerken en de leerprestaties en het gemeten welbevinden bij de leerlingen 1B.

3.1 Geslacht

We bemerken dat jongens zich iets beter voelen in 1B (of dit toch zo omschrijven) dan meisjes. De meisjes scoren dan weer beter in 2 van de 3 leestoetsen en zeker in de toets schrijfvaardigheid. Maar de jongens scoren dan weer beter in alle wiskunde proeven.
Deze resultaten liggen in de lijn van de verwachtingen.

3.2 Leeftijd

Het is opvallend dat de 12-jarigen op bijna alle prestatieproeven beter scoren dan de oudere leerlingen. Vooral de 14-jarigen (een kleine groep, vaak ook met anderstalige moeder) scoort het zwakst op de prestatieproeven. Op het gebied van welbevinden scoren de 13-jarigen dan iets beter dan de twee andere groepen.

3.3 Vorige klas

Omwille van het overzicht bieden we een vereenvoudigd model van de samenhang van de vorige klas met welbevinden en enkele prestatieproeven.

A) Lezen tekst

Is er een samenhang tussen het uitstromen uit een een bepaalde klas en de leerresultaten? Wie leest er goed en wie niet?
De leerlingen die het best lezen in 1B zijn de leerlingen die uit BLO Type 9 komen en de leerlingen die bissen in 1B (klein groepje).
De leerlingen die het zwakst lezen in 1B zijn de leerlingen die uit de OKAN-klas komen en de leerlingen uit het vierde leerjaar (vaak ook met anderstalige ouders).

B) Tafels van vermenigvuldiging

Is er een samenhang tussen het uitstromen uit een bepaalde klas en de kennis van de tafels? Wie kent er de tafels goed en wie niet?

Bissers 1B, ex-Okan en leerlingen uit BLO Type 3 4,5 en 7 scoren het zwakst op de tafels. Ook de leerlingen uit BLO Basisaanbod en vijfde leerjaar presteren beneden het gemiddelde.

De beste scores zien we bij leerlingen uit type 9, uit vierde en zesde leerjaar.

C) Welbevinden

Is er een samenhang tussen het welbevinden zoals de leerling het omschrijft en de vroegere klas waar die uitkomt? Welke soorten leerlingen voelen zich eerder goed en welke eerder minder goed?

De leerlingen die zich het best voelen in 1B komen uit het BLO Type 9 (lichte of matige vorm van ASS). De leerlingen die zich minder goed voelen uit 1B zijn de bissers 1B, de leerlingen uit BLO Type 4,5 of 7 en de leerlingen die vanuit het 4e leerjaar overstappen naar 1B.

4. Verband tussen de leerprestaties op de Todio-test en het gemeten welbevinden bij de leerlingen 1B.