Het lijdend voorwerp (LV) is een zinsdeel dat aangeeft wie of wat de handeling van het werkwoord ondergaat. Het komt alleen voor bij werkwoordelijke gezegdes en is meestal een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of een zin die als zinsdeel fungeert.
Hier zijn enkele kenmerken en voorbeelden van het lijdend voorwerp:
Vraag stellen:
Om het lijdend voorwerp te vinden, stel je de vraag: "Wie of wat + gezegde + onderwerp?"
Voorbeeld: In de zin "Jan leest een boek," stel je de vraag: "Wat leest Jan?" Het antwoord "een boek" is het lijdend voorwerp.
Kenmerken van het lijdend voorwerp:
Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling van het werkwoord.
Het komt alleen voor in zinnen met een werkwoordelijk gezegde.
Voorbeelden:
"De hond bijt de man."
Vraag: "Wie of wat bijt de hond?" Antwoord: "De man" (lijdend voorwerp).
"Zij koopt een nieuwe auto."
Vraag: "Wie of wat koopt zij?" Antwoord: "een nieuwe auto" (lijdend voorwerp).
"Wij eten pizza."
Vraag: "Wie of wat eten wij?" Antwoord: "pizza" (lijdend voorwerp).
Meer complexe voorbeelden:
"De leraar legt de lesstof uit."
Vraag: "Wie of wat legt de leraar uit?" Antwoord: "de lesstof" (lijdend voorwerp).
"Ik zie haar in het park."
Vraag: "Wie of wat zie ik?" Antwoord: "haar" (lijdend voorwerp).
Door deze methode toe te passen, kun je in verschillende zinnen het lijdend voorwerp identificeren en beter begrijpen hoe de zin is opgebouwd.
Ga naar: Wat is het meewerkend voorwerp?