Wil je meer weten over zinsontleding? In onze grammatica worden zinsdelen ingedeeld op basis van hun functie binnen een zin. Hier zijn de belangrijkste zinsdelen met een korte uitleg. Klik op het zinsdeel voor een uitgebreidere uitleg.
Het onderwerp geeft aan wie of wat de handeling verricht of ondergaat. Het onderwerp komt overeen met de persoonsvorm in getal (enkelvoud/meervoud).
Voorbeeld: De kat slaapt.
Het gezegde geeft aan wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. Er zijn verschillende typen gezegdes:
Werkwoordelijk gezegde (WG): Bestaat uit alle werkwoorden in de zin.
Voorbeeld: De kat slaapt.
Naamwoordelijk gezegde (NG): Bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel (predicatief complement).
Voorbeeld: De kat is slaperig.
Het lijdend voorwerp geeft aan wat of wie de handeling ondergaat. Het komt alleen voor bij werkwoordelijke gezegdes.
Voorbeeld: De hond ziet de kat.
Het meewerkend voorwerp geeft aan aan wie of voor wie de handeling wordt verricht. Het wordt vaak ingeleid door de voorzetsels 'aan' of 'voor'.
Voorbeeld: De moeder geeft de kinderen een cadeau.
De bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie over de handeling, zoals tijd, plaats, reden, wijze, etc.
Voorbeeld: De kat slaapt op de bank.
Het voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden die een vaste combinatie met een voorzetsel hebben. Het voorzetsel is verplicht en verandert de betekenis van het werkwoord niet.
Voorbeeld: Hij wacht op de bus.
Een bijstelling is een zinsdeel dat een ander zinsdeel nader toelicht. Het staat meestal tussen komma's.
Voorbeeld: De schilder, een echte kunstenaar, werkt aan een nieuw project.
De bepaling van gesteldheid geeft een eigenschap of toestand van het onderwerp of het lijdend voorwerp aan.
Voorbeeld: Hij verft de deur rood.
Deze zinsdelen spelen allemaal een specifieke rol in de structuur van een zin en helpen om de betekenis en de relaties tussen de verschillende onderdelen van de zin te begrijpen.